Hoewel de Koude Oorlog sinds kort weer volop in de belangstelling staat, trekt ons militaire erfgoed uit die periode in vastgoedplannen van Defensie nog vaak aan het kortste eind. Het wordt tijd dat Defensie in haar vastgoedportefeuille waardering uit voor dit belangrijke deel van ons militaire verleden.
Soldaat der eerste klasse (R) Martijn Oldenhave*
Er bestaan veel verschillende soorten onroerend militair erfgoed uit de Koude Oorlog, zoals noodzetels, mobilisatiecomplexen en infrastructuur op vliegbases. In dit betoog beperk ik mij tot een serie kazernes die in de vroege jaren vijftig voor de landmacht werden gebouwd. Door de Koude Oorlog en het NAVO-lidmaatschap moest de landmacht uitbreiden. Omdat bestaande kazernes te klein werden om het uitdijende leger van dienstplichtigen te huisvesten, was nieuwbouw noodzakelijk. Bestaande kazernes waren veelal van bataljonsgrootte en lagen voornamelijk langs de oostgrens. In een ongelofelijke prestatie van civiel-militaire samenwerking werd daarom tussen juni 1951 en december 1952 legeringsruimte voor 15.000 man gerealiseerd, vooral rond de grote Veluwse oefenterreinen. Het werden de legerplaatsen Nunspeet, Ermelo, 't Harde, Havelte en Ossendrecht met Keizersveer en Schaarsbergen als latere toevoegingen. De kazernes waren bedoeld om duizenden dienstplichtigen efficiënt te legeren. Maar het Centraal Bouwbureau der Genie had in het ontwerp ook oog voor prettige woon- en werkomstandigheden. Zo ving iedere legeringskamer zonlicht en werden de kazernes ingedeeld in zones met gescheiden functies zoals wonen, werken en ontspanning geheel volgens de modernistische ontwerpfilosofie. Tot in de jaren '70, toen in Stroe met bungalows werd geëxperimenteerd, vormden deze kazernes de blauwdruk van de moderne kazerne.
Van vooroorlogse kazernetypes werden meerdere exemplaren beschermd monument, maar deze bescherming is er niet voor kazernes uit de Koude Oorlog. De complexen in Nunspeet en Keizersveer zijn volledig gesloopt en legerplaats 't Harde heeft plaatsgemaakt voor de Tonnetkazerne. Ook in Havelte en Ermelo is veel originele bebouwing weg. Alleen de Oranjekazerne en de voormalige legerplaats Ossendrecht zijn nog redelijk intact, hoewel laatstgenoemde in vervallen staat verkeert. De architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van deze kazernes ten spijt, is hun grootste euvel dat ze zijn gebouwd voor een ander tijdperk. Militairen van nu verwachten meer privacy en luxe en willen niet zoals hun voorgangers in stapelbedden op een slaapzaal gelegerd worden. Ook is het gebrek aan isolatie een probleem. Omdat nieuwbouw vaak goedkoper blijkt dan modernisering, zijn de meeste oude gebouwen verdwenen ten faveure van sober ogende nieuwbouw die weliswaar aan hedendaagse eisen voldoet, maar die qua architectuur weinig bijdraagt aan het aanzicht van de kazerne als geheel. De landmachtkazerne anno 2018 is dan ook een mengelmoes van bouwstijlen waarvan weinig samenhang uitgaat.
Het gebrek aan ruimtelijke kwaliteit op kazernes is deels het gevolg van decennia van bezuinigingen, waarin er enerzijds geen geld was voor aantrekkelijke bouw en kazernes er anderzijds voor de kritische buitenwereld niet te luxe uit mochten zien. Alleen de gebruikswaarde lijkt ertoe te doen. Ondanks die efficiëntie is Defensie ook een organisatie waar het verleden middels tradities en de geschiedenis levend gehouden wordt. Als we door traditiebeleving het abstracte en met historische collecties het tastbare uit ons verleden bewaren, waarom doen we dat dan niet ook met ons gebouwde verleden? Juist nu de financiële kaders weer groei toestaan, moeten we waken voor een nieuwe sloopgolf die voor het militaire erfgoed van de Koude Oorlog een nekslag zou betekenen.
Op een meer persoonlijk niveau zijn kazernes ook sociale omgevingen en daarmee plaatsen waar militairen blijvende herinneringen opdoen. Dit geldt zeker voor de grote Koude Oorlog-kazernes die echt dorpen op zichzelf waren met veel bewoners en voorzieningen. Er zijn legio boeken en reüniewebsites waar oud-dienstplichtigen vaak met weemoed hun tijd op deze kazernes beschrijven. Daarmee leggen ze ook impliciete een claim: de plek komt hen toe omdat ze betekenis voor hen heeft. De kazerne wordt hun erfgoed doordat er bepaalde eigenschappen en betekenissen op geprojecteerd worden. Dit verklaart de bedevaart van veel oud-dienstplichten naar hun vroegere kazerne, vaak met een teleurstellend resultaat wanneer blijkt dat weinig tot niets nog herkenbaar is.
De Koningin Wilhelminakazerne in Ossendrecht is zo’n bedevaartsoort. Ooit woonden en werkten er duizenden dienstplichtigen, vandaag de dag is het een vervallen kazerne die nog slechts dient als locatie voor OVG-oefeningen. Aan die leegstand komt nu een einde: de kazerne wordt niet afgestoten, naar verluidt is het ministerie van plan er schietfaciliteiten te realiseren. Het is echter nog onduidelijk wat er gaat gebeuren met de oorspronkelijke bebouwing[1]. Persoonlijk juich ik herontwikkeling toe, maar wel met oog voor het aanwezige erfgoed. Zorg voor duurzame herontwikkeling van in ieder geval een deel van de beeldbepalende bebouwing; restaureer bijvoorbeeld enkele garages, legerings- en bureelgebouwen alsmede de eetzaal zodat op de kazerne in legering kan worden voorzien voor de daar oefenende eenheden. Zo behoudt de kazerne deels zijn karakter en blijven originele kenmerken herkenbaar.
Deze kazernes uit de Koude Oorlog worden vaak niet als toonbeelden van schoonheid gezien, maar als het gaat om erfgoed is 'lelijk' geen argument. De waarde van deze generatie kazernes ligt in hun cultuurhistorische belang. De legerplaatsen en de manier waarop ze gebouwd zijn, reflecteren hoe de landmacht en haar militairen bijna vijftig jaar lang georganiseerd waren. Ze zijn tastbare herinneringen aan de Koude Oorlog en aan de rol van dienstplichtigen bij de landmacht in de strijd tegen de Rus die nooit kwam. Defensie is erg goed in het optuigen van herdenkingsmonumentjes op kazernes, maar voor het herinneren van sommige thema's uit onze geschiedenis – zoals de Koude Oorlog en de dienstplicht – biedt gebouwd erfgoed een minder abstracte plek om actief en passief te herinneren terwijl het tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit ten goede komt.
* Martijn Oldenhave is beleidsmedewerker bij het ministerie van OCW. Hij schreef dit artikel op persoonlijke titel. Het is een bewerking van zijn afstudeerscriptie in de Culturele Geografie aan de RU Groningen.
[1] Florence Imandt 'Leegstaande Wilhelminakazerne in Ossendrecht wordt schietbaan voor commando's', in: bndestem.nl (27-3-2018).