Na jaren van nucleaire patstelling tijdens de Koude Oorlog en het consumeren van het vredesdividend na het vallen van de Berlijnse Muur zijn de geopolitieke verhoudingen danig uit balans. Het agressieve optreden van Rusland jegens Oekraïne, na jaren van economische, diplomatieke en digitale prikacties, en het gewapende conflict tussen Israël en Hamas roepen de vraag op hoe oorlogvoering evolueert en welke trends hieruit te halen zijn voor de toekomst. Conflict van David Petraeus en Robert Andrews behandelt precies dat. Generaal b.d. Petraeus kennen we van het counterinsurgency-gedachtegoed en de ontwikkeling hiervan is dan ook – weliswaar fragmentarisch – in het boek terug te vinden. Petraeus was commandant van de Amerikaanse troepen in Irak en later commandant van ISAF in Afghanistan. Na zijn diensttijd was hij kort actief als directeur van de CIA. De Britse professor Robert Andrews, sinds eind 2022 Baron Roberts of Belgravia, is als historicus vooral bekend van zijn biografieën over Napoleon en Churchill.
Leiderschapslessen
Conflict is een lezenswaardig boek met een toegankelijke stijl en geschreven voor een breed publiek. Op knappe wijze belicht het boek conflicten zowel vanuit een historisch als krijgswetenschappelijk perspectief. Het is echter geen compendium over de historie van oorlogvoering, want enkel de operaties die fundamentele veranderingen in oorlogvoering (vooral gericht op leiderschap) teweegbrengen zijn opgenomen. De auteurs zijn duidelijk voorstander van opdrachtgerichte commandovoering en de leiderschapslessen – de essentie van het boek – zijn dan ook helder, maar niet erg opzienbarend. Strategische leiders dienen een goed beeld te hebben van het grote plaatje; ze moeten hun opdrachten en oogmerk effectief communiceren met hun omgeving; ze zien toe op de implementatie van de gegeven opdrachten en ten slotte zijn ze in staat om gedurende een operatie, bij gewijzigde omstandigheden, bij te sturen. Voor militairen is dat een open deur en feitelijk een samenvatting van de leiderschaps- en commandovoeringsdoctrine, wat niet wil zeggen dat deze wijze van commandovoering altijd wordt gehanteerd.
Het interessantste deel van Conflict is waar de auteurs de geleerde lessen toepassen op de oorlog in Oekraïne en doorkijken naar de wars of the future (hoofdstukken 9 en 10). Andrews en Petraeus komen, begrijpelijkerwijs, niet met een toekomstbestendig raamwerk – ‘trying to predict the future of warfare is notoriously difficult’ (blz. 405) – maar geven wel aan dat de toekomstige oorlog niet een gemakzuchtige terugkeer is naar de Koude Oorlog. Dat is immers de fout die de Russische leider Poetin maakt. De auteurs stellen dat ‘Putin had failed to grasp how warfare had evolved since the days of the Blitzkrieg’ (blz. 353). De toekomstige oorlog is een combinatie is van hybrid warfare, nucleair optreden, desinformatie, cyberwarfare en drones. Verder zijn alle componenten van militair vermogen van belang – goed materieel, expertise, kennis van de informatieomgeving, coalitievorming, en de mogelijkheid je aan te passen aan gewijzigde omstandigheden. Maar de nadruk ligt op de morele component. Meer nog dan de lessen in leiderschap of de aspecten van het toekomstige conflict zijn, volgens de auteurs, de kwaliteiten van militair leiderschap van belang: mensen kunnen inspireren, motiveren, het hebben van interpersoonlijke vaardigheden, empathie, uithoudings- en doorzettingsvermogen, en vooral ‘the ability to be tough when needed, but compassionate when appropriate’.
‘MacArthur bashing’
Conflict is evenwel niet vrij van onvolkomenheden, wat de lezer niet verwacht bij dit schrijversduo. De auteurs nemen het optreden van de laatste actieve jaren van de Amerikaanse generaal Douglas MacArthur als voorbeeld van hoe het niet moet. MacArthur was, in zijn latere jaren als commandant van de eenheden in Korea, een toonbeeld van hoogmoed en ijdelheid. Het knappe staaltje ‘MacArthur-bashing’ is illustratief voor de oneffenheden in Conflict. De auteurs nemen afstand van MacArthur, maar vergeten gemakshalve dat hij een product was van de Amerikaanse cultuur en het opleidingsmodel van die tijd. Tevens negeren zij dat niet alleen MacArthur behept was met hoogmoed, egoïsme en ijdelheid, maar dat dit op leiders van alle tijden van toepassing is. Daarnaast is de beschrijving van de conflicten – zoals Israël, Kashmir, Indo-China, Korea, Vietnam of de Golfoorlog – verre van strategisch, maar eerder anekdotisch. De lessen over strategisch leiderschap zijn weliswaar goed te plaatsen binnen die anekdotes, maar volgen er niet op een logische wijze uit.
Petraeus en Andrews hebben verder een vrij gekleurd of vooringenomen beeld van de werkelijkheid en de neiging om acties van niet-Anglo-Amerikaanse actoren te bagatelliseren of te ridiculiseren. De auteurs stellen dat het voor autoritaire staten gemakkelijk is om een verrassingsaanval uit te voeren, omdat ze geen rekening hoeven te houden met publieke opinie of een kritisch parlement. Denk daarbij aan de aanval van Saddam Hussein op Koeweit of de Arabische aanval op Israël tijdens Jom Kippoer in 1973. Ook hier worden D-Day of de Zesdaagse Oorlog in 1967, met de Israëlische pre-emptieve aanvallen op Syrisch grondgebied, weggelaten. De rationale van de auteurs is sowieso off-target, omdat verrassing een van de principes van oorlogvoering is. Het Russische optreden in Afghanistan zorgde, aldus de auteurs, voor een genocide onder de bevolking als gevolg van aantoonbaar slecht leiderschap, en de uiteindelijke Russische aftocht was ‘humiliating’ (blz. 154-155). Het Amerikaanse optreden in Vietnam, daarentegen, is verpakt als een ongelukkige samenloop van omstandigheden, waarbij goedbedoelende politici en een krijgsmacht belast met verouderde doctrines met elkaar moesten samenwerken. De terugtocht van de Amerikanen uit Vietnam, net als in Korea, was eervol ondanks de kwantitatieve body count-benadering van minister van Defensie Robert McNamara.[1] Tot slot bezien de auteurs – als een verplicht nummer – hoe China, bij een aanval op Taiwan, zou kunnen leren van de fouten die Rusland maakte bij de inval in Oekraïne. Een analogie die wellicht strookt met een Anglo-Amerikaans wereldbeeld, maar totaal voorbijgaat aan de verschillen in cultuur, doelstelling en strategisch denken tussen Rusland en China.
Realisme
Ondanks de wat eenzijdige blik is Conflict zeker de moeite waard om te lezen. Het is bovenal interessant als een product van zijn tijd. Na decennia waarin het liberalisme en de onderlinge afhankelijkheid tussen staten in internationale organisaties en economische fora hoogtij vierde is recentelijk het realisme als lens om de veiligheid in de wereld te beschouwen weer dominant geworden. Ook de voorzitter van het Militair Comité van de NAVO en de Nederlandse CDS maken gebruik van deze si vis pacem, para bellum-retoriek. Conflict is zeker geen oproep tot oorlog, sterker nog: die moet juist voorkomen worden door een adequate afschrikking, of zoals de slotzin stelt: ‘The amount of money that needs to be spent might seem vast, but historically it has always proven to be a mere fraction of what it costs in blood and treasure when deterrence fails’. De human toll of war is immers voor alle strijdende partijen een hard gelag.
Kolonel mr. dr. B.M.J. Pijpers, NLDA
Conflict
The Evolution of Warfighting from 1945 to Ukraine
Door David Petraeus en Robert Andrews
New York (HarperCollins) 2023
544 blz. – ISBN 9780063293137
[1] Henk de Jong and Floribert Baudet, 'War by Numbers. A Technocratic Hubristic Fable,' in: Towards a Data-Driven Military. A Multidisciplinary Perspective, Peter B.M.J. Pijpers, Mark Voskuijl, and Robert J.M. Beeres (eds.) (Leiden, Leiden University Press, 2023).