In 1995 verscheen namens de toenmalige Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht de studie De bevrijding van Nederland 1944-1945. Oorlog op de flank onder redactie van en met flinke inhoudelijke bijdragen door Christ Klep en Ben Schoenmaker. Dat boek is al geruime tijd alleen nog maar tweedehands te koop. Afgelopen maart, dertig jaar later dus, publiceerde diezelfde Christ Klep, ondertussen vooral bekend als veelgevraagd commentator van militaire onderwerpen in de media, De lange bevrijding van Nederland. September 1944-juni 1945. Het is interessant te bezien wat de overeenkomsten en de verschillen zijn tussen beide boeken, en daarbij in andere woorden een antwoord te vinden op de vraag of de afgelopen dertig jaar nieuwe inzichten hebben opgeleverd, ofwel dat het recente boek toch meer van hetzelfde is.

Vergelijking

Nergens in West-Europa duurde de bevrijding langer dan in Nederland. Nergens ook was die bevrijding zo versnipperd. Meter voor meter veroverden de geallieerden brokstukken Nederland op de Duitsers, negen slopende maanden lang tussen september 1944 en juni 1945, zo constateert Klep in 2025. En dat is tegelijk een eerste verschil met 1995, want toen werd de bevrijding met de Duitse capitulatie na acht maanden op 5 mei voltooid verklaard. Gewapende Duitse troepen waren toen echter nog heer en meester op een aantal Waddeneilanden en die situatie duurde voort tot 3 juni bijvoorbeeld wat betreft Ameland, en zelfs 11 juni op Schiermonnikoog. Een extra maand dus, waarin er slachtoffers bleven vallen. Verder kennen beide titels een in de tijd min of meer vergelijkbare opbouw. De nieuwe versie kent drie afzonderlijke periodes, namelijk ten eerste van D-day tot Dolle Dinsdag, dan Zuid-Nederland bevrijd en ten slotte de strijd boven de grote rivieren. De publicatie uit 1995 is zowel in hoofdstukken als wat betreft de lengte ervan wel wat meer uitgesponnen. Zo wordt daarin de Slag om de Schelde in 32 pagina’s behandeld, anno 2025 gebeurt dat in tien pagina’s.

En er zijn meer verschillen dan alleen dit soort kwantitatieve gegevens. Zo werd er in 1995 uitvoerig stilgestaan bij zowel de nationale als de internationale (operationele) geschiedschrijving over deze maanden. Ook is een van de hoofdstukken door een Duitse militair historicus geschreven, waardoor er mogelijk iets andere accenten worden gelegd. Beide zaken komen in 2025 niet terug.

Een belangrijke overeenkomst is dat uit beide publicaties ondubbelzinnig naar voren komt dat de bevrijding van Nederland voor de geallieerden nauwelijks prioriteit had. De focus op ‘onze bevrijding’ als een doel van de geallieerde oorlogsmachine is dan ook bedrieglijk, een dergelijke nobele insteek was er niet. Als afzonderlijke militaire operatie had de bevrijding van Nederland namelijk nooit bestaan in hun strategie. Het geallieerde doel was nazi-Duitsland verslaan en het lot van de Nederlandse bevolking was daaraan ondergeschikt, zo laten beide studies duidelijk zien. Het ging de geallieerden primair om een snelle doorstoot naar Duitsland zelf om vervolgens de Duitse militaire macht zo spoedig mogelijk te vernietigen. Voor de geallieerden werd Noord-Nederland pas belangrijk toen ze bij hun opmars richting Duitsland hun flanken moesten beschermen. Immers, in West-Nederland waren nog respectabele hoeveelheden Duitse militairen aanwezig die deze opmars zouden kunnen bedreigen. Niet voor niets heeft de publicatie uit 1995 dan ook de veelzeggende ondertitel Oorlog op de flank.

Schaduwkanten

Vanzelfsprekend staan in beide studies uitvoerige beschrijvingen van de militaire aspecten van de geallieerde opmars centraal. Daarnaast is er volop aandacht voor de schaduwkanten van de bevrijding, en dan vooral voor het optreden van de geallieerde militairen die zich regelmatig misdroegen, plunderden en Nederlanders mishandelden. Ook moord en doodslag kwamen voor. Dat vormt al met al een zwarte bladzijde, die decennialang onder een kleed van dankbaarheid richting de bevrijders was weggemoffeld (blz. 168). Als verklaring voor deze ontsporingen verwijst Klep daarbij naar het gegeven dat, in tegenstelling tot België en Frankrijk, in Nederland de snelle opmars stokte waardoor de geallieerden zich langere tijd op dezelfde plaatsen bevonden. Op rustige momenten leidde dat tot verveling, al helemaal toen na de bevrijding de repatriëring van met name de Canadezen maar moeizaam op gang kwam. Alcoholmisbruik, en de daarbij behorende verkeersongevallen en agressie, veroorzaakten veelvuldig spanningen en ook vechtpartijen met de Nederlandse bevolking. Een en ander leidde tot zorg bij de Canadese legerleiding, die eind 1944 op het terrein van het voormalig concentratiekamp Vught een strafgevangenis inrichtte. In mei 1945 zaten daar zo’n 750 (!) Canadese langgestraften (blz. 166). Dit opmerkelijke feit blijft in 1995 nog onbesproken.

Een ander punt van wrijving zijn de al dan niet vrijwillige amoureuze relaties met Nederlandse vrouwen, inclusief een snel toenemend aantal geslachtsziektes. ‘Van Nederland mag niet worden verwacht dat het voor zijn bevrijding betaalt met de goede reputatie van zijn vrouwen’, zo valt te lezen in een bezorgd Brits rapport van augustus 1945 (blz. 165). Al met al worden er zo’n 7000 tot 8000 buitenechtelijke kinderen geboren, want het blijkt voor sommigen ‘zo moeilijk altijd te blijven weigeren’ tegen de bevrijders die net de Duitsers hadden verjaagd (eveneens blz. 165).

Bijstellingen

Beide publicaties schetsen een duidelijk beeld van de langdurige, chaotische bevrijding van Nederland. Voor beide geldt ook dat ze het heersende, vooral positieve beeld van de bevrijders toch op een aantal punten bijstellen, vooral waar het gaat om de geallieerde oorlogsdoelen en ook hun omgang met de lokale bevolking. De nieuwe studie uit 2025 vervolgens ‘meer van hetzelfde’ noemen is daarbij overigens niet helemaal correct. Er worden weliswaar niet heel veel nieuwe inzichten gepresenteerd, maar de inhoudelijke verpakking verschilt op belangrijke punten wel degelijk. De lange bevrijding kenmerkt zich door een zeer toegankelijke schrijfstijl en een minder theoretisch-wetenschappelijke insteek en is daardoor voor een breder publiek toegankelijk. Daarmee is niet gezegd dat het wetenschappelijk niveau onvoldoende zou zijn, integendeel. De conclusie lijkt eerder gerechtvaardigd dat beide titels zich op een andere doelgroep richten. Oorlog op de flank is daarbij meer geschikt voor een militair-historisch al ingevoerde doelgroep, terwijl De lange bevrijding een absolute aanrader is voor het bredere publiek dat meer wil weten over de chaotische laatste oorlogsmaanden in Nederland.

Ten slotte

Hoe doortimmerd ook, er is wel detailkritiek op deze nieuwe studie mogelijk. Zo degradeert Klep Claus graaf Von Stauffenberg, de onfortuinlijke aanslagpleger op Hitler in juli 1944, tot luitenant-kolonel, terwijl hij toch echt kolonel (Oberst) was (blz. 36). Op zulke kleine slakken zout leggen doet echter onrecht aan waar De lange bevrijding van Nederland voor staat: een onderbelicht stuk geschiedenis op genuanceerde wijze toegankelijk maken voor een breed geïnteresseerd publiek, zonder daarbij in betweterige prietpraat te vervallen. En daar waar dat Klep meesterlijk lukt op televisie en in een groot aantal andere publicaties, doet hij dat met deze studie opnieuw. Chapeau.

Jan Schoeman

De lange bevrijding van Nederland

September 1944-juni 1945

Amsterdam (Uitgeverij Boom) 2025

222 blz. – ISBN 9789024470334

De lange bevrijding van Nederland

Over de auteur(s)

Drs. J.R. Schoeman

Jan Schoeman was vanaf de oprichting van Stichting het Veteraneninstituut begin 2000 tot eind 2012 Hoofd Afdeling Communicatie/Maatschappelijke Erkenning en tevens woordvoerder namens het Stichtingsbestuur. Sinds 2013 is hij zelfstandig onderzoeker en publicist.