Over het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn boekenkasten gevuld. Ook over de pijnlijke dekolonisatie van Nederlands-Indië zijn inmiddels meters aan studies en herinneringsliteratuur voorhanden. Peter Romijn, hoofd onderzoek van het NIOD en hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, heeft de recente wetenschappelijke inzichten over beide perioden met elkaar in verband gebracht. Hij onderzoekt in De lange Tweede Wereldoorlog hoe de wereld van Nederland en zijn inwoners tussen 1940 en 1949 onder invloed van oorlog, onderdrukking en massaal geweld veranderde, met als rode draad de interactie tussen de politiek-bestuurlijke elite en de burgers. Hij draagt daarbij munitie aan voor het vertrouwde debat of de Tweede Wereldoorlog een cesuur in de Nederlandse geschiedenis was of dat, alle ellende van oorlogsgeweld en bezetting ten spijt, er eerder sprake was van continuïteit. Zijn conclusie luidt dat de Duitse capitulatie in mei 1945 een scharnierpunt is geweest. De Nederlandse samenleving had in de loop van de bezetting geweld als instrument geaccepteerd en was met die bagage de Indonesische nationalisten tegemoet getreden. Romijn ziet kortom een duidelijke relatie tussen de Nederlandse ervaringen onder het Duitse juk en het vaderlandse politiek-militaire beleid in de grootste kolonie. Dit verklaart meteen de titel De lange Tweede Wereldoorlog.
De lezer moet overigens geen ‘klassieke’ oorlogsgeschiedenis verwachten, met veel aandacht voor militaire operaties. Het gaat Romijn primair om de gevolgen van oorlogsgeweld en repressie. De subtitel in de oorspronkelijke Duitse versie luidt dan ook Besatzung, Gewalt und Neuorientierung in den vierziger Jahren. Romijns boek is het resultaat van een verblijf als gasthoogleraar in Jena, is plezierig geschreven, maar vraagt wel concentratie van de lezer. In ruil daarvoor biedt de auteur veel. In de eerste plaats een gebalanceerd overzicht van de belangrijkste gebeurtenissen in een decennium dat in het historisch bewustzijn van de Nederlandse natie nog steeds met stip de voornaamste plaats inneemt. Ten tweede een interessante verklaring voor het falende dekolonisatiebeleid van de rooms-rode coalitie en de bereidheid tegenover de inheemse nationalisten massaal geweld te gebruiken – en dat laatste als onvermijdelijk te beschouwen.
Zelfbeeld
Romijns vertrekpunt is interessant, namelijk het zelfbeeld dat de Nederlanders koesterden. Zij zagen hun land – en het moet de lezer van dit blad niet onbekend voorkomen - als een vreedzame natie die bakermat wilde zijn voor een internationale rechtsorde. Zij zagen Nederland ook als een welwillende koloniale mogendheid die, gedreven door expertise, ondernemingszin en beschavingsdrang, de inheemse bevolkingsgroepen zou verheffen.
De Duitse aanval maakte duidelijk dat het eerste beeld bij gebrek aan eigen machtsmiddelen was gebaseerd op wensdenken. Na vertrek van staatshoofd en ministers lag de leiding van het binnenlands bestuur in handen van het College van Secretarissen-Generaal. Al na enkele weken kwam het tot een eerste confrontatie met de bezetter over de levering van munitie aan Duitsland. Dit was in strijd met het volkenrecht. Voor de hoogste ambtenaar van Defensie was dit reden om op te stappen. Zijn collega’s volgden hem niet. Hun redenering was die van het geringere kwaad: door aan te blijven zouden ze de bevolking het beste kunnen dienen en beschermen, met als angstvisioen dat NSB’ers anders hun stoelen zouden innemen. Hun hoop dat loyale medewerking tot een mild bezettingsregiem zou leiden, was een ijdele. Telkens weer werden zij voor pijnlijke Duitse ingrepen gesteld, en telkens weer kozen zij voor het geringere kwaad. Hun paternalistische reflex leidde ertoe dat zij de maatregelen van de bezetter legitimeerden en steeds minder de burgers beschermden tegen willekeur en repressie. Gezagsgetrouwe burgers begonnen gaandeweg het bestuur te wantrouwen, kwamen in verzet en gingen over tot sabotage. Romijn ziet in de April-Meistakingen van 1943 een keerpunt. Arbeitseinsatz en de terugvoer van militairen in krijgsgevangenschap had tot protesten geleid en keiharde repressie. De samenleving koos vanaf toen massaal voor ongehoorzaamheid en verzet. Een geweldsspiraal tussen bezetters, hun Nederlandse handlangers en het gewapende verzet ontwikkelde zich. Het mislukken van operatie Market Garden in september 1944, ten slotte, resulteerde in lange maanden vol chaos, extreem geweld en humanitaire nood. Bij de bevrijding kende Nederland op een bevolking van 9 miljoen inwoners 250.000 doden, was 20 procent van huis en haard verdreven en waren infrastructuur en woningvoorraad zwaar beschadigd.
Romijn geeft een zorgvuldig overzicht van de anti-joodse maatregelen. Hij maakt duidelijk dat het bezettingsregiem twee snelheden kende. Waar voor de meeste Nederlanders aanvankelijk het normale leven min of meer doorging, voelden de Joodse inwoners al in 1941 de verharding. Toen in 1943 de geesten rijp voor verzet waren geworden, was het voor veel Joden al te laat. Door de keuze voor het geringere kwaad ging de ambtelijke top niet over tot de organisatie van een collectief verweer. Ook koningin Wilhelmina en de regering in ballingschap lieten het op dit punt volledig afweten (zoals koning Willem-Alexander op 4 mei 2020 benadrukte). Zo is Nederland in West-Europa de trieste recordhouder met 79 procent slachtoffers van de Shoah geworden.
Reflex
Voor de regering was de eerste prioriteit na de bevrijding de chaos te beteugelen, rechteloosheid te herstellen en het land weer op te bouwen. Daarnaast zag zij zich geconfronteerd met het Merdeka van Sukarno c.s. Indische inkomsten zouden absoluut nodig zijn voor de wederopbouw. Zoals Hitler de rust in Nederland had verstoord en voor rechteloosheid had gezorgd, zo deden de Japanners dat in de Oost. Romijn ziet daarbij aan Nederlandse kant opnieuw de reflex van het geringere kwaad. Sukarno werd als collaborateur gezien. Tijdens de bezettingsperiode waren de Nederlanders vertrouwd geraakt met geweld als middel om doelen te realiseren. Inzet van de krijgsmacht stuitte dan ook op weinig bezwaren om de nationalistische top te neutraliseren. Wanneer die van het toneel zou zijn verdwenen, zou de inheemse bevolking zich weer voegen, zo luidde de (mis)perceptie. Een helder betoog schildert het verloop van het conflict. Romijn maakt duidelijk hoe beide partijen pogen aan de onderhandelingstafel en door militaire acties hun doelen te bereiken. Beide partijen waren intern verdeeld en de internationale gemeenschap ontpopte zich tot een factor van betekenis. Interessant is Romijns analyse en verklaring voor de massale ontsporingen van geweld en voor de Haagse pogingen de internationale gemeenschap (en het recht) buiten de deur te houden. De analyse biedt stof voor discussie, ook voor het grote Indië-onderzoek van KITLV, NIMH en Romijns eigen NIOD. Zijn opmerking (blz. 189) over wangedrag van de eigen troepen is of een generaliserende slip of the pen of brandstof voor debat.
Drs Piet Kamphuis
De lange Tweede Wereldoorlog
Nederland 1940-1949
Door Peter Romijn
Amsterdam (Uitgeverij Balans) 2020
ISBN 9789463820851 – 285 blz.