Als zijn generatie in oorlog raakt, heeft cabaretier Peter Pannekoek (38) weinig fiducie in een goede afloop: ‘We zouden ook te laat komen op het slagveld: ‘Ja, ik kon mijn tank nergens parkeren’. Het kompas heeft geen Google Maps. Met mijn generatie zouden we nooit de invasie van Normandië hebben gehad: wij zouden nooit uitkomen met de Datumprikker’. Zo grapte Pannekoek in zijn onvolprezen voorstelling DNA, begin november uitgezonden.[1]

Wie regelmatig televisie kijkt krijgt inderdaad geen al te beste indruk van de zelfredzaamheid van deze generatie, mocht ook Nederland in een conflict geraken waarbij we de samenleving moeten mobiliseren. Een tragisch-hilarisch dieptepunt zag ik bij SBS6, in het datingprogramma Lang Leve de Liefde. Een jongeman (Ray) en een jongedame (Romy) raken in gesprek, waarbij ze op enig moment de wonderlijke wereld van het fenomeen kompasoriëntatie proberen te ontrafelen. In dit fragment kijkt Ray naar een willekeurig punt recht voor zich uit en legt aan Romy uit hoe de kompasroos functioneert, althans volgens hem. Voor hem ligt het noorden, zegt hij stellig. ‘Maar’, zegt hij terwijl hij zich 180 graden draait, ‘als je andersom staat, is dat toch ook noord?!’ (Waarbij hij opnieuw recht vooruit wijst). Romy weet het ook niet en giechelt maar wat, terwijl Ray zijn betoog vervolgt: ‘Noord is toch altijd dat wat voor je ligt?’,  zegt hij, terwijl er toch wel wat vertwijfeling in zijn analyse doorklinkt. Gelukkig denkt Romy wél te weten hoe je je kunt oriënteren op het noorden: ‘Volgens mij is het hoe de wolken gaan.’[2]

Ik moet toegeven: het is niet altijd de bloem der natie die in dit SBS6-programma op zoek gaat naar ‘de ware’, maar het hier tentoongespreide gebrek aan basaal oriëntatievermogen is toch wel heel zorgwekkend. Op zich is deze kennislacune geen probleem in tijden van eeuwige vrede, maar de vraag is hoe lang die nog voortduurt, en of we als samenleving klaar zijn voor de omschakeling naar een minder florissante veiligheidssituatie.

Dat is bepaald geen theoretisch vraagstuk. Kijk naar Oekraïne. Toen de Russen binnenvielen in februari 2022 wist een opvallend goedgetrainde en gemotiveerde Oekraïense krijgsmacht de invasie een halt toe te roepen. In de maanden erna leidde het voortdurende gevecht bij de Oekraïense krijgsmacht helaas tot grote verliezen (hoewel die bij de Russen nog groter waren). Oekraïense verliezen werden toen nog aangevuld door gemotiveerde, fitte mannen en vrouwen die zich vrijwillig aanmeldden om het leger in te gaan, boos als ze waren door wat hun land werd aangedaan. Maar inmiddels is de situatie een stuk grimmiger. Het Oekraïense leger ziet er eind 2024 totaal anders uit dan begin 2022: het gestaalde beroepskader is zwaar gesleten. De vrijwilligers die zich daarna aanmeldden, zijn inmiddels ook gesneuveld of uitgeput. Wat rest is een leger dat steeds meer put uit de Oekraïense burgersamenleving: president Zelensky roept nog eens 160.000 dienstplichtigen op, berichtte de Kyiv Times eind oktober.[3] Die komen boven op de al ruim een miljoen dienstplichtigen. Hoe langer de oorlog duurt, hoe moeilijker het wordt om in Oekraïne nog geschikte mensen te vinden die maandenlang standhouden in de loopgraven van de Donbas. De demografische situatie helpt ook al niet. De Oekraïense bevolking kromp van 52 miljoen inwoners in 1993 naar 37 miljoen in 2023.[4] Het gevolg: steeds vaker dienen oudere, niet per se voor frontdienst geschikte mannen in de loopgraven. Zij die enkele maanden geleden nog een baantje hadden in een supermarkt in Kiev, staan nu met een wapen in de hand de Russen tegen te houden.

Dit stemt ook tot nadenken voor ons in Nederland. De toestand in Oekraïne laat zien dat de veiligheid van een land niet enkel en alleen aankomt op beroepsmilitairen in een krijgsmacht, maar uiteindelijk een taak wordt van de hele samenleving. Het land dat het snelst omschakelt van vrede naar oorlog en daarmee de samenleving weet te betrekken en te mobiliseren, heeft een grote voorsprong. De weerbaarheid van de hele Nederlandse samenleving moet daarom worden vergroot, zo kregen minister Ruben Brekelmans en staatssecretaris Gijs Tuinman bij hun aantreden deze zomer te horen van de hoogste ambtenaar bij Defensie, secretaris-generaal Maarten Schurink. In het Introductiedossier Defensie, bedoeld voor de kersverse bewindspersonen, schreef Schurink: ‘Een weerbare samenleving heeft namelijk een afschrikwekkende werking. Momenteel is deze weerbaarheid niet toereikend. Er wordt te veel geleund op de overheid voor het leveren van veiligheid, en er is te weinig verantwoordelijkheidsgevoel onder burgers. De samenleving moet gaan beseffen dat de dreiging van een militair conflict reëel is en dat ook zij een rol te spelen hebben om hierop voorbereid te zijn’.[5]

Vergelijkbare geluiden zijn te horen bij de NCTV, de Nationaal Coördinator Terrorisme en Veiligheid, onder leiding van Pieter-Jaap Aalbersberg. Begin dit jaar hield de NCTV voor het eerst een congres ‘Nationale Veiligheid’. Aalbersberg zei daar: ‘Nationale veiligheid is persoonlijke veiligheid. Iedereen heeft een rol te vervullen in het beschermen van onze nationale veiligheidsbelangen. De stap die we moeten zetten met elkaar is fors. Het eerlijke verhaal is: wat er ook op ons afkomt, we zijn er niet klaar voor. We zijn niet voldoende voorbereid, we zijn niet voldoende weerbaar – als overheid niet, als samenleving niet’.[6] Ook niet echt hoopgevende woorden.

Mocht Nederland in een grootschalig conflict belanden, dan beschikken ook wij in eerste instantie over een beroepsleger, waar na decennia van bezuinigingen gelukkig eindelijk weer eens in wordt geïnvesteerd. Maar laten we eerlijk zijn: mocht het écht oorlog worden en Nederland moet deelnemen in een grootschalig gewapend conflict, dan zijn ook onze 42.000 beroepsmilitairen snel ‘op’. Dan zal ook Nederland uit een ander vaatje moeten tappen. Dan komen we toch uit bij de te laat komende generatiegenoten van Peter Pannekoek en – laten we hopen dat het nooit zover komt – Ray en Romy, die in de loopgraven verdwaasd opkijken naar de voorbijtrekkende wolken om te zien waar het noorden is.

Over de auteur(s)

Jaus Müller MA

Jaus Müller MA is militair historicus en werkt bij het cluster Onderwijs van de afdeling Operationele Dienstverlening van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie.