Komen de denkbeelden van de Nederlandse krijgsmacht over toekomstig landoptreden overeen met de werkelijkheid van militaire operaties in Oekraïne? Een van de invalshoeken om die vraag te beantwoorden is de theorie van Stephen Biddle over het moderne systeem van militair optreden. Biddle raakte in de jaren 80 gefascineerd door het debat over de Revolution in Military Affairs, dat onder meer draaide om het belang van technologie voor de uitkomst van oorlogen. Hij begon te schrijven over de discrepantie die hij zag tussen zijn werk als analist in het Pentagon, met een focus op de hardware van oorlogvoering, en de boeken die hij las over oorlogvoering; de literatuur wees juist op het belang van strategie en persoonlijkheden. Biddle stelt dat de kern van de oplossing voor het probleem van het militaire optreden op het letale gevechtsveld vooral ligt in de doctrine en tactieken en niet zozeer in technologie of numeriek overwicht.

In Oekraïne, op ruim 2500 kilometer van het hoofdkwartier van het Commando Landstrijdkrachten in Utrecht, woedt al meer dan twee jaar een oorlog die duidelijk maakt wat er gebeurt als twee moderne krijgsmachten de strijd aangaan. Dit levert regelmatig verschrikkelijke beelden uit het conflictgebied op, maar de landoorlog biedt professionals ook de mogelijkheid om ervan te leren. Dit kan op velerlei manieren. Eén daarvan is om te onderzoeken of onze denkbeelden over het toekomstige landoptreden stroken met de huidige werkelijkheid door krijgswetenschappelijke theorieën te toetsen aan militaire operaties in Oekraïne. In dit artikel toets ik de theorie van Stephen Biddle over het moderne systeem van militair optreden. Biddle zocht een antwoord op de vraag of het op het hedendaagse gevechtsveld nog mogelijk is om een betekenisvolle landoperatie uit te voeren. Als casuïstiek analyseer ik de twee offensieven door het Oekraïense leger bij Charkov en Cherson in het eerste oorlogsjaar. Tevens geef ik aan welke conclusies Biddle zelf trekt uit de gevechten in Oekraïne in recent gepubliceerde artikelen. Vervolgens worden op basis van de toetsing van de theorie van Biddle enkele conclusies getrokken.

In de moderne landoorlog is de vuurkracht dermate dodelijk dat openlijke troepenbewegingen suïcidaal zijn. Foto MCD, Aaron Zwaal

De theorie van Biddle

Stephen Biddle (1959) is een ‘product’ van de Amerikaanse onderzoekstraditie die met een kwantitatieve onderbouwing oorlogvoering wil verklaren. Biddle is politiek-analist en historicus. Momenteel is hij als hoogleraar verbonden aan Columbia University en senior fellow voor defensiepolitiek bij de Amerikaanse denktank Council on Foreign Relations. Zijn publicaties behandelen een breed spectrum aan onderwerpen over de recente Amerikaanse defensiepolitiek en militaire inzet. De Amerikaanse inbreng in Irak en Afghanistan kreeg Biddle uit eerste hand mee door zijn deelname in de assessmentteams van generaal David Petraeus in Bagdad in 2007 en generaal Stanley McChrystal in Kabul in 2009.

Biddle vond zijn motivatie om onderzoek te doen in het debat over de Revolution in Military Affairs in de jaren 80, dat onder meer draaide om het belang van technologie voor de uitkomst van oorlogen. Biddle ervoer een discrepantie tussen zijn werk als analist in het Pentagon, met een focus op de hardware van oorlogvoering, en de boeken die hij las over oorlogvoering; de literatuur wees juist op het belang van strategie en persoonlijkheden, oftewel de software van oorlogen. Aangezien de Amerikaanse samenleving geobsedeerd is door technologie, is er altijd de verwachting dat een nieuw gadget een grote verandering in oorlogvoeren zal betekenen. Biddle concludeert echter dat techniek belangrijk is, maar dat tactieken en doctrine uiteindelijk de uitkomst van militaire oorlogvoering bepalen.

In zijn bekroonde boek Military Power uit 2004, waarin hij zijn theorie van het modern system introduceert, onderzoekt Biddle de invloed van numerieke overmacht, techniek en inzetstrategieën op het landoptreden.[1] Met behulp van formules en grafieken toont hij de onderlinge verbanden tussen de afhankelijke variabelen (campagneduur, terreinwinst en slachtoffers) als functie van de onafhankelijke variabelen (numeriek overwicht, technologie en inzet van eenheden) in 56 militaire operaties in de twintigste eeuw. Zijn conclusie is dat een modern systeem van militair optreden de gevolgen van technologische verandering dempt en bescherming biedt tegen de enorme vernietigingskracht en letaliteit van de vijandelijke wapensystemen. Het moderne systeem is een bepaald patroon van militaire inzet van ‘cover, concealment, dispersion, suppression, small-unit independent maneuver, and combined arms at the tactical level, and depth, reserves, and differential concentration at the operational level of war’. Tezamen reduceren deze technieken van inzet de kwetsbaarheid voor de sensor- en wapentechnologie.[2]

Het probleem dat door de technologische ontwikkelingen in de moderne landoorlog moet worden opgelost, is dat de vuurkracht dermate dodelijk is dat openlijke troepenbewegingen suïcidaal zijn. De drie voornaamste effecten van technologische veranderingen na 1900 zijn: verbetering van het bereik, de vuuruitwerking en de precisie van wapens; grotere mobiliteit over grotere afstanden; en vergroting van de mogelijkheden tot observatie, surveillance, communicatie en verwerking van informatie. De optelsom van deze drie effecten betekent een toenemende letaliteit op het moderne gevechtsveld. Om nog betekenisvolle militaire operaties te kunnen uitvoeren in deze zogeheten storm of steel is het volgens Biddle vooral zaak om de blootstelling te reduceren door het toepassen van het moderne systeem. Het schermt de verdediger en de aanvaller af van de ergste effecten van wapens en van detectie door sensoren, maar implementatie van het moderne systeem kost veel tijd en capaciteit.[3]

De strategieën voor de strijdende partijen die Biddle heeft onderzocht zijn combinaties van de diepte in de verdediging, de inzet van de reserve-eenheden, de snelheid van de strijdende partijen,[4] en het verschil in technologische ontwikkeling. Als bijvoorbeeld de verdediger de snelheid van de reserve-eenheden naar beneden bijstelt, dan vermindert dat de kwetsbaarheid tijdens de verplaatsingen en resulteert dit in beperkte terreinwinst voor de aanvallende partij. Op basis van dit soort verbanden concludeert Biddle dat een verdediger die het moderne systeem hanteert in staat is om een doorbraak van een numeriek sterkere en technologisch superieure aanvaller te weerstaan.[5]

Het toepassen van het moderne systeem om de gevolgen van de hedendaagse wapentechnologie te verminderen is onderdeel van een palet aan trade-offs.[6] Moderne wapens dwingen beide partijen te vertragen en dekking te zoeken om te overleven. Als beide partijen het moderne systeem implementeren, dan hebben technologische veranderingen volgens Biddles onderzoek minder effect op het militair vermogen: er is dan weinig verandering in de dimensies terreinwinst en aantallen slachtoffers, behalve de campagneduur. Maar fouten van de partij die het moderne systeem niet toepast worden harder afgestraft. Een voorbeeld is de vernietiging aan het begin van de invasie in februari 2022 van Russische konvooien, die door een gebrek aan infanterie en flankbeveiliging kwetsbaar waren voor Oekraïense precisievuren en kleine, mobiele aanvalsteams bewapend met moderne antitankwapens. Technologie versterkt in zulke gevallen de gevolgen van (gewelds)inzet en werkt als katalysator.[7]

Volgens Stephen Biddle zal de toenemende complexiteit van wapensystemen een kloof veroorzaken tussen krijgsmachten die daar wel of niet mee kunnen omgaan. Foto Council on Foreign Relations

De maatregelen om blootstelling tegen de moderne wapensystemen te reduceren zijn vaak lastig te implementeren door de toenemende verfijning en complexiteit van deze systemen. Er zal volgens Biddle een kloof ontstaan tussen militaire organisaties die wel of niet met deze complexiteit kunnen omgaan.[8] Als een krijgsmacht niet in staat is om het moderne systeem te implementeren neemt de kwetsbaarheid voor de toegenomen vuurkracht exponentieel toe.

Kortom, volgens het onderzoek van Biddle ligt de oplossing van het probleem omtrent de toegenomen letaliteit meer in de wijze van inzet van de krijgsmacht dan in technologie of numeriek overwicht. Door het toepassen van het moderne systeem reduceert een krijgsmacht de blootstelling aan de moderne wapentechnologie. Met het voortschrijden van de (wapen)techniek wordt het gevechtsveld dodelijker en wordt steeds een balans gezocht tussen de conflicterende eisen van overleven en snelheid in het optreden. De focus op hightech-oplossingen alleen is volgens Biddles onderzoek geen garantie voor succes in de moderne oorlogvoering. De factor materieel als onderdeel van het militair vermogen is sinds 1900 geen betrouwbare voorspeller van de uiteindelijke militaire resultaten in oorlogvoering gebleken.[9]

Tot slot geeft Biddle aan dat de aangetoonde stabiele aard van de relaties tussen technologie, numeriek overwicht, doctrine en tactieken sinds 1900 geen eeuwigheidswaarde heeft. Het moderne systeem was een antwoord op een specifiek geheel van technologische veranderingen in de tweede helft van de 19e eeuw. Dit kan door vergelijkbare ingrijpende technologische veranderingen in de 21e eeuw veranderen. Met betrekking tot de landoorlog wijzigt het verband tussen techniek, numeriek overwicht en inzet als het terrein transparant wordt, doordat alle bewegingen kunnen worden waargenomen en bestreden met precisievuur. Het gebruik van het terrein als onderdeel van het vechten op land wordt dan minder relevant,  de huidige wijze van inzet van landeenheden verliest haar waarde en de superieure techniek wordt dominant voor oorlogvoering op het land.[10]

Wat gebeurt er als de casuïstiek van de Oekraïne-oorlog, met specifiek de twee offensieven bij Charkov en Cherson in de tweede helft van 2022, langs het hiervoor beschreven theoretische raamwerk van Biddle wordt gelegd?[11]

Tegenoffensief Oekraïne bij Charkov (6 september-2 oktober 2022)

In de zomer vam 2022 werd een Oekraïens tegenoffensief gepland in de oblast Charkov. Het Oekraïense leger wilde namelijk gebruik maken van inlichtingen over de uitgedunde Russische verdediging in deze regio. Het voornaamste Russische militaire probleem was niet de schade in het achtergebied door de voorafgaande bombardementen met precisiewapens, maar kwantitatief en kwalitatief onvoldoende frontbezetting, onvoldoende reserve-eenheden, en een gebrek aan capaciteit om de uitgeputte eenheden te roteren. De voorafgaande maandenlange slijtageslag sinds de Russische inval, gecombineerd met de berichten over  verwachte Oekraïense aanvallen in het zuiden bij Cherson, dwong de Russische legerleiding om te kiezen tussen het versterken van de regio Charkov en het verdedigen van Cherson.[12] Hoewel de Oekraïense troepenopbouw in de omgeving van Charkov in juli en augustus kon worden waargenomen, werden de betere Russische grondeenheden verplaatst naar de regio’s Cherson en Zaporizja. Dit betekende een succes voor de Oekraïense misleidingsstrategie, een voortzetting van de Sovjet-maskirovka-doctrine in het Oekraïense militaire denken,  waarbij generaal Oleksandr Syrsky Cherson wilde gebruiken als gedeeltelijke afleidingsmanoeuvre voor een tegenoffensief in de omgeving van Charkov.[13]

Een Oekraïense aanvalsmacht overschreed de frontlinie op 6 september. Er was gekozen voor twee aanvalsrichtingen om de Russische troepen te splitsen: een aanvalsmacht in noordelijke richting naar Koepiansk en in zuidelijke richting naar Izijoem. Het lukte met een troepenconcentratie nabij Prisjib op 9 september een doorbraak op een smal front te forceren. Daarop volgde een snelle opmars waarbij gebruik werd gemaakt van de dekkingsmogelijkheden in het terrein. Kleine zelfstandig optredende Oekraïense eenheden slaagden erin de Russische stellingen te omtrekken en door te stoten in de diepte van de Russische verdediging. Oekraïense brigades zetten drones in, zodat zij zelf nauwkeurig doelen konden bepalen en bestrijden en de opmarssnelheid behouden. Voor de Oekraïense aanvalsmacht was snelheid essentieel om te voorkomen dat Russische reserve-eenheden vanuit de omgeving Belgorod in Rusland konden worden ingezet.[14]

De Russische verdediging in de omgeving Charkov was ondiep, de inzet van reserves was niet goed afgestemd en de benodigde vuursteun bleef uit. In de doorbraaksector was een onsamenhangende mix van Russische eenheden en gemobiliseerde separatistische proxy’s uit Loegansk aanwezig. Door het Oekraïense optreden brak er paniek uit in de Russische verdediging. Zij hadden moeite om samenhang in de verdediging te handhaven, boden weinig weerstand en verlieten uiteindelijk het gebied met achterlating van grote hoeveelheden materieel: ‘The Russian troops had everything they needed for a serious defense, except the will to fight and, apparently, enough men’, aldus Isabelle Khurshudyan.[15]

De verandering in de wijze van inzet keerde het tij. Een nieuwe Russische operationele commandant herstelde de controle over de eenheden, voerde een vertragend gevecht met de aanwezige Russische eenheden en liet verder naar het oosten nieuwe verdedigende linies langs de rivieren Oskil en Krasna voorbereiden. Vooral het gebrek aan Russische reserve-eenheden in het gebied leidde ertoe dat hij niet op tijd de verdediging kon versterken en tegenaanvallen uit kon voeren om de doorbraak te beperken.

Na enkele weken liep de Oekraïense opmars vast in massale Russische vuursteun en de Oekraïense bereidheid om verder te vechten nam af. Het Oekraïense tegenoffensief culmineerde in de herovering van de stad Lyman op 1 oktober. In nauwelijks een maand tijd was een aanvalsdiepte bereikt van ongeveer 90 kilometer. De force-to-space ratio aan Russische zijde in de omgeving van Charkov met uitgeputte, gesleten en ad-hoc samengestelde eenheden waar samenhang ontbrak, verhinderde dat de Russische eenheden een effectieve verdediging volgens het moderne systeem konden voeren en gaven de Oekraïense eenheden gelegenheid een succesvolle offensieve manoeuvre uit te voeren.

De snelle Oekraïense opmars en de falende Russische verdediging in de omgeving van Charkov bevestigen de theorie van Biddle. Het Oekraïense optreden was gericht op kleine, zelfstandig opererende eenheden, uitgerust met middelen voor de integratie van land- en luchtcapaciteiten. Na de doorbraak slaagden zij erin om hoge snelheden te ontwikkelen door verkenning en vuurvoorbereiding tijdens de opmars te coördineren in combinatie met drones, satellietbeelden en precisievuren. Snelheden van honderd kilometer per dag vereisen van de aanvaller volledige blootstelling zonder vuurvoorbereiding en met minimale verkenning. Maar deze blootstelling compenseerde Oekraïne door gebruik te maken van dekkingsmogelijkheden in het terrein, de integratie van communicatiesystemen, precisie-artillerie en bijna onafgebroken surveillance van het gevechtsveld door de grootschalige inzet van drones. Het Oekraïense offensief werd geholpen doordat er paniek uitbrak en Russische eenheden op de vlucht sloegen. Dit zorgde ervoor dat Oekraïense eenheden in deze sector 60.000 vierkante kilometer terreinwinst konden boeken.

Tegenoffensief Oekraïne nabij Cherson (29 augustus-11 november 2022)

Hoe anders verliep het Oekraïense tegenoffensief in de omgeving van Cherson dat in hetzelfde najaar van 2022 plaatsvond. Het Oekraïense leger zette in op een beperkte campagne met de focus op de stad Cherson. Vanaf eind augustus rukten Oekraïense eenheden langs drie assen op om Russische eenheden te omtrekken. De initiële penetratie kwam door felle tegenstand al snel tot stilstand. Het terrein bood door de open velden weinig dekkingsmogelijkheden voor de aanvallende troepen. Daarnaast vormden de vele irrigatiekanalen een aaneenschakeling van natuurlijke hindernissen. De gecoördineerde Russische tegenstand vanuit de verschillende verdedigingslinies leidde ertoe dat de Oekraïense eenheden nauwelijks voortgang boekten en enorme verliezen opliepen. Hoewel de stad Cherson en de bruggen over de rivier binnen het bereik van de Oekraïense artillerie kwamen, slaagden Russische eenheden erin de beschadigde bruggen onder vuur te vervangen en gecombineerd met veerdiensten de herbevoorrading in stand te houden, waardoor zij de verdediging konden blijven voeren.[16]

Begin oktober stabiliseerde de situatie zich. De Oekraïense politieke leiding was echter ongeduldig: de Oekraïense commandant werd vervangen en het offensief hervat. Om elke meter grond werd hard gevochten. De door het Westen geleverde geleide wapens en langeafstandraketwerpers, het voordeel van de kennis van de lokale omstandigheden en informatie van het netwerk van informanten achter de linies over Russische activiteiten, konden het Oekraïense offensief echter niet omzetten in een snelle opmars. De Russen verrasten uiteindelijk met een georganiseerde terugtrekking ondanks de intensieve Oekraïense surveillance. Elke terugtrekroute werd verdedigd tegen Oekraïense aanvallen door gecoördineerd optreden van het Russische gevecht van verbonden wapens. Het lukte de Oekraïense troepen niet de 35.000 terugtrekkende Russische militairen te achtervolgen en de ineenstorting van de Russische verdediging te forceren.[17] Zonder intensieve stadsgevechten werd Cherson op 14 november heroverd en eindigde dit Oekraïense tegenoffensief.[18]

Conform de technieken van het moderne systeem voerden de Russische eenheden een coherente verdediging vanuit voorbereide linies met afgestemde manoeuvre-, vuur- en geniesteun, met goede dekkingsmogelijkheden en afscherming tegen observatie, en met kwalitatief goede eenheden, waaronder het goed getrainde 1 Garde Tankleger, later aangevuld met reservisten en gemobiliseerd personeel. Ook de haperende logistiek brak de Russen uiteindelijk niet op. Door de confrontatie met een goed georganiseerde Russische verdediging, het ontbreken van dekkingsmogelijkheden in het terrein en de aanwezigheid van talloze vertragende hindernissen, namen de Oekraïense verliezen snel toe en kon er weinig terreinwinst worden geboekt. De Russische verdediging slaagde erin het Oekraïense offensief in te dammen.

Wat zegt de meester zelf?

Volgens Biddle wordt de oorlog in Oekraïne gevoerd met nieuwe geavanceerde technologieën, maar zijn er ook soldaten te voet die zich een weg banen door modderige loopgraven in scènes die meer lijken op beelden uit de Eerste Wereldoorlog dan uit Star Wars, zoals velen hadden verwacht. De huidige oorlog is niet veel anders dan andere oorlogen omdat de gevolgen van de nieuwe technologieën veelal hetzelfde zijn. De aantallen slachtoffers of verliezen van tanks zijn niet ongewoon hoog vergeleken met historische cijfers. Er is ook geen patroon van een defensieve patstelling door de inzet van nieuwe technieken. Beide partijen passen zich aan door een combinatie van tegenmaatregelen en het steeds verder doorvoeren van de methoden van het moderne systeem die de blootstelling aan vijandelijk vuur reduceren door meer spreiding, bescherming, afscherming, diepte in de verdediging en grootschalige inzet van onderdrukkingsvuur.[19]

De verliezen zijn nog steeds groot, maar het betekent niet dat landeenheden geen terreinwinst kunnen boeken, zoals bij Charkov en Cherson. Succes in de aanval vereist een combinatie van offensieve vaardigheden en defensieve fouten. Het is voor beide partijen moeilijk om snel voortgang te boeken of doorbraken te forceren tegen een diepe, goed voorbereide verdediging ondersteund door reserves en een functionerende bevoorrading, met een patstelling als gevolg. Daarentegen konden beide partijen snel voortgang boeken tegen ondiepe verdedigingen zonder goede reserves achter hen, en vooral als het de verdedigers ontbrak aan inzet om te vechten en de benodigde bevoorrading niet in stand kon worden gehouden. Volgens Biddle is dit het gevolg van al lang bestaande trends en verbanden tussen technologie en een voortdurende, wederzijdse aanpassing waarbij de strijdende partijen te allen tijde willen voorkomen dat de tegenstander een beslissende voorsprong krijgt.[20]

Om betekenisvolle landoperaties uit te kunnen voeren in een storm of steel is het aan te bevelen om de geïdentificeerde lessen van de Oekraïne-oorlog te gebruiken en Biddles adviezen te volgen. Foto MCD, Hille Hillinga

Conclusie

De conclusies die kunnen worden getrokken,  te midden van de voortdurende gevechten in Oekraïne, zijn voorlopig. Maar percepties ontstaan snel dus is het zaak om deze zo nauwkeurig mogelijk vorm te geven, ook terwijl de oorlogvoering zich dagelijks ontvouwt. Aan beide zijden van de frontlinie wordt geleerd en worden aanpassingen gedaan, waarbij zij ook  nieuwe technieken toepassen. Toetsing van de theorie van Biddle aan de gevechten in Oekraïne biedt een ander perspectief op deze oorlog.

De theorie van Biddle stelt dat de kern van de oplossing voor het probleem van het militaire optreden op het letale gevechtsveld vooral ligt in de doctrine en tactieken en niet zozeer in technologie of numeriek overwicht. Door het stringent toepassen van het moderne systeem reduceert een krijgsmacht de blootstelling aan de moderne wapentechnologie. De moderne technologie beperkt beweging op het gevechtsveld in het landdomein. De enorme vuurkracht en de grootschaligere inzet van bijvoorbeeld drones houdt eenheden (te) lang in dekking, waardoor de snelheid van de aanval verdwijnt. Met de voortschrijdende ontwikkeling van de (wapen)techniek wordt het gevechtsveld dodelijker en blijft het zoeken naar een balans tussen overleven en snelheid in het optreden.

De studie van Biddle geeft aan dat toepassing van het moderne systeem, ofwel het reduceren van de blootstelling, gevolgen heeft voor het aantal slachtoffers, de mogelijke terreinwinst en de duur van de oorlog. Dat gebeurt in Oekraïne en is in de uitgewerkte casuïstiek aangetoond. Zoals bij Charkov, als Rusland verzuimt voldoende reserve-eenheden in te zetten en geen coherente verdediging voert en daarvoor hard gestraft wordt in aantallen slachtoffers en verlies aan terrein. Of zoals bij Cherson, waar beide strijdende partijen het moderne systeem proberen toe te passen door het gevecht van verbonden wapens te voeren, diepte in het gevecht aan te brengen en massaal gebruik te maken van onderdrukkingsvuren, waardoor het Oekraïense offensief traag verloopt en er aan beide zijden veel slachtoffers vallen.

Om in de toekomst betekenisvolle landoperaties uit te kunnen voeren in een storm of steel is het aan te bevelen om de geïdentificeerde lessen van de Oekraïne-oorlog te gebruiken en Biddles advies te volgen om niet achter technische gadgets aan te jagen, maar meer geld en tijd te investeren in het opleiden en trainen van de landeenheden in het moderne systeem. Techniek blijft een enabler in de zeer ingewikkelde menselijke activiteit van oorlogvoeren. Nieuwe technologieën zullen eerst in relevante operationele concepten moeten worden vertaald voordat ze effectief kunnen worden toegepast. Tot slot zou een aanbeveling kunnen zijn de huidige ‘bezuinigingsorganisatie’ snel om te bouwen naar een krijgsmacht die kan vechten volgens het moderne systeem met zelfstandige brigades. Die brigades moeten in wisselende samenstellingen met een diversiteit aan capaciteiten kunnen optreden, zoals de Oekraïense small assault tactical teams dat momenteel doen, of teruggrijpen naar de eigen Nederlandse ervaring in de Koude Oorlog, met de karakteristieken van de toenmalige verkenningsbataljons en zelfstandige verkenningseskadrons (ZVE). Kortom, de krijgsmacht gaat forward with the past en de precieze uitwerking van de lessen uit de Oekraïne-oorlog vergt nog veel denkwerk van theoretici.

 

[1] Stephen Biddle, Military Power. Explaining Victory and Defeat in Modern Battle (Princeton, Princeton University Press, 2004).

[2] Idem, 3. Hoofdstuk 3 is gewijd aan de uitleg over het moderne systeem.

[3] Idem, 53-66.

[4] Met snelheid wordt bedoeld de nettosnelheid die eenheden nodig hebben om hun doel te bereiken, inclusief planning, commandovoering, verkenning, rehearsals, vuurvoorbereiding en dergelijke.

[5] Biddle, Military Power, 220-239.

[6] De belangrijkste trade-offs zijn: aanval en verdediging; manoeuvre en attritie; spreiding en concentratie; diepte en voorwaartse ontplooiing; centralisatie en decentralisatie. Christopher Tuck, ‘Land Warfare’, in: David Jordan e.a., Understanding Modern Warfare (Cambridge, Cambridge University Press, 2009) 75-80.

[7] Biddle, Military Power, 73-77.

[8] Stephen Biddle, ‘The past as prologue. Assessing theories of future warfare’, Security Studies, Vol. 8, No. 1 (1998) 12.

[9] In het denkmodel over militair vermogen wordt de fysieke component gecomplementeerd door de conceptuele en mentale component. Zie: Nederlandse Defensiedoctrine (Den Haag, ministerie van Defensie, 2019) 66-73.

[10] Admiraal buiten dienst William Owens gaf in 1995 aan dat we op een kantelpunt waren aangekomen in de moderne oorlogvoering. Biddle verwacht deze paradigmaverschuiving niet in de komende decennia doordat bijvoorbeeld nieuwe sensortypes nog volop in ontwikkeling zijn, door problemen met interferentie en nevenschade in verstedelijkt gebied, en door de ontwikkelingen van tegenmaatregelen bij de grootschalige inzet van drones. Zie: Biddle, Military Power, 72-73.

[11] De informatie over de twee offensieven komt voornamelijk van de website van het Institute for the Study of War en het artikel van Isabelle Khurshudyan e.a, ‘Inside the Ukraine counteroffensive that shocked Putin and reshaped the war’, Washington Post (29 december 2022). 

[12] Franz-Stefan Gady en Michael Kofman, 'Ukraine's Strategy of Attrition', Survival, Vol. 65, No. 2 (2023) 10.

[13] Viktoriya Fedorchak, The Russia-Ukraine War. Towards Resilient Fighting Power (Londen, Routledge, 2024) 87-88.

[14] Idem, 88-89.

[15] Khurshudyan, ‘Inside the Ukraine counteroffensive’.

[16] Fedorchak, The Russia-Ukraine War, 89-90.

[17] Barry Posen, ‘Russia’s Rebound’, Foreign Affairs, 5 januari 2023. Zie: https://cis.mit.edu/publications/analysis-opinion/2023/russias-rebound.

[18] Gady en Kofman, ‘Ukraine’s Strategy of Attrition’, 12-13.

[19] Stephen Biddle, ‘Back in the Trenches. Why New Technology Hasn’t Revolutionized Warfare in Ukraine’, Foreign Affairs, 10 augustus 2023. Zie: https://www.foreignaffairs.com/ukraine/back-trenches-technology-warfare.

[20] Biddle, ‘Back in the Trenches’; Stephen Biddle, ‘Ukraine and the future of offensive maneuver’, War on the Rocks, 22 november 2022. 

Over de auteur(s)

Drs. Carel Sellmeijer

Carel Sellmeijer is sinds 2013 verbonden aan de Faculteit Militaire Wetenschappen van de Nederlandse Defensie Academie.