Na bijna twintig jaar War on Terror en het uitvoeren van de tweede hoofdtaak zijn krijgsmachten zich aan het heroriënteren. Het omarmen van het traditionele interstatelijke conflict, de conceptuele comfort zone, ligt voor de hand. Maar het huidige en toekomstige dreigingsbeeld gaat eerder uit van een brede strategische competitie tussen staten en niet-statelijke actoren in het grijze gebied tussen oorlog en vrede. Het is zaak conflicten niet alleen vanuit een traditioneel-objectieve wijze te bezien en campagneplannen te formuleren volgens militaire wetmatigheden, maar ook vanuit een subjectieve benadering die uitgaat van het lokale perspectief en de bevolkingsgroepen waartussen wij optreden. Dit is niet altijd gemakkelijk te verenigen. Een gezamenlijke deler in alle conflicten is echter de invloed van en op mensen. Het Understand & Influence-concept van de Nederlandse Special Forces laat zien hoe dit human domain kan worden geoperationaliseerd en illustreert treffend het belang van kritisch denken over moderne oorlogvoering.

Tommie Goudriaan, Martijn Kitzen en kapitein Nicolaas*

Moderne oorlogvoering ontwikkelt zich snel. Een recente studie laat zien dat we de komende tien jaar waarschijnlijk te maken krijgen met geopolitieke, militaire en technologische trends die hun weerga niet kennen.[1] De hernieuwde rivaliteit tussen grootmachten en de opkomst van sterke regionale spelers vereist dat we ons richten op een grootschalig conflict, al is het maar ter afschrikking. Tegelijkertijd moeten we ons ook richten op de bestrijding van gewelddadige niet-statelijke actoren die soms als proxies optreden van statelijke actoren. Daarnaast ervaren westerse landen steeds meer beperkingen doordat tegenstanders inspelen op maatschappelijke debatten en politieke gevoeligheden om zo de wil tot oorlogvoeren aan te tasten. Het is dan ook te verwachten dat dit soort grey zone-conflicten een grote rol speelt in de nabije toekomst.

Daarmee rijst de vraag: ‘hoe bereid je je hierop voor?’ Laten we, om teleurstelling te voorkomen, meteen duidelijk maken dat wij het antwoord op die vraag ook niet hebben. Wel willen wij in dit artikel schetsen hoe cadetten tijdens de militair-wetenschappelijke opleiding leren kritisch te denken over moderne oorlogvoering om zo een brug te slaan tussen academische kennis en de praktijk van militair optreden. Meer concreet gaat het om de toepassing van de notie dat het human domain in toekomstige conflicten een cruciale rol zal spelen en dat het daarom noodzakelijk is dit domein te begrijpen en – indien nodig – te kunnen beïnvloeden. In dit artikel vormt het concept Understand & Influence de casus waarin Nederlandse Special Forces succesvol opereren in het human domain.[2] De ontwikkeling van Understand & Influence is daarmee een voorbeeld hoe kritisch denken in de praktijk bijdraagt aan het vermogen van de Nederlandse krijgsmacht zich voor te bereiden op de oorlog van de toekomst.

Foto MCD Eva Klijn

Conflicten moeten ook worden bezien vanuit een subjectieve benadering die uitgaat van het lokale perspectief en de bevolkingsgroepen waartussen Nederlandse militairen optreden. Foto MCD, Eva Klijn

Dit artikel gaat eerst in op de wijze waarop een nieuwe generatie militair-wetenschappelijk opgeleide officieren het kritisch denkproces krijgt aangeleerd. Vervolgens illustreren we hoe via dit proces de gedachten over de rol van het human domain tot stand zijn gekomen. Daarna gaan we in op de casus waarbij we beschrijven hoe de Nederlandse Special Forces het human domain hebben geoperationaliseerd via de totstandkoming van het concept Understand & Influence. Tot slot reflecteren we in de conclusie niet alleen op het doorlopen denkproces, maar ook op het geanalyseerde concept en de rol die dit speelt bij het bouwen aan een toekomstbestendige krijgsmacht. Zo hopen we niet alleen bij te dragen aan de verdere verspreiding van kennis over het optreden in het human domain, maar ook te laten zien hoe jonge academisch opgeleide officieren bijdragen aan de verdere ontwikkeling van nieuwe concepten voor de militaire praktijk.

Leren kritisch denken

Op de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) worden de cadetten en adelborsten grondig onderwezen in oorlogvoering. Het stimuleren en aanzetten tot kritisch denken is een essentieel onderdeel van de opleiding, zodat toekomstige officieren zich beter kunnen aanpassen aan de onzekere omgeving waarin zij gaan werken.[3] De cyclus militaire operaties vormt de ruggengraat van de studie en biedt inzicht in regulier en irregulier optreden, nationale operaties en stabilisatiemissies.[4] Hierbij is tevens oog voor relevante aangrenzende vakgebieden zoals internationale betrekkingen, militaire geschiedenis en militair recht. Na vier jaar moeten de thinking soldiers daardoor effectief kunnen handelen op basis van theoretische kennis, creativiteit en kritisch beoordelingsvermogen.[5]

Ook de Amerikaanse military design-specialist Ben Zweibelson geeft aan dat kritisch denkvermogen, zoals verwoord in het artikel One piece at a time, cruciaal is.[6] Zweibelson stelt dat de oorlogen in Irak en Afghanistan geen onverdeeld succes zijn geweest. Dat is op zich niks bijzonders, maar de oorzaak hiervan zoekt hij niet alleen bij culturele en politieke factoren of individuele leiders, maar ook in de manier waarop militairen conflicten proberen te begrijpen. Sterker nog, volgens Zweibelson is het gebruik van diepgewortelde conceptuele modellen voor militaire planning de onderbelichte, daadwerkelijke oorzaak van het gebrek aan succes in Irak en Afghanistan.

Mogelijk is dit een te eenzijdig beeld met onvoldoende aandacht voor de politiek-strategische context, maar Zweibelson heeft wel degelijk een punt.[7] Iedere professionele doelgroep dient kritisch te reflecteren op de eigen aanpak, om deze daar waar nodig bij te sturen.[8] De vraag is of de manier van denken die ten grondslag ligt aan militaire planning hier ruimte voor laat. Militaire planning is erop gericht om houvast te creëren in uiterst fluïde situaties en dat leidt ertoe dat men onzekerheden bij voorkeur uitsluit door het toepassen van regels en wetmatigheden die specifieke zaken algemeen maken en daarmee op elk moment en elke plaats toepasbaar zijn. Hiermee verliezen planners zich in objectief denken, wat complexe problemen reduceert en generaliseert tot simpelere kwesties die passen binnen bestaande wetmatigheden. Doordat militairen getraind zijn om zo te denken, negeren ze alternatieve methodes die zich beter lenen voor de situatie. Volgens Zweibelson moeten militairen daarom leren subjectief te denken. In tegenstelling tot het universele karakter van objectief denken, gaat subjectief denken – beredenerend vanuit de lokale context en niet vanuit universele wetmatigheden – ervan uit dat de omstandigheden op een ander moment en op een andere plek volledig anders kunnen zijn.

Ben Zweibelson Foto US Army Mark Albright

Ben Zweibelson (midden) als majoor van de US Army in Afghanistan: objectief denken houdt te weinig rekening met de unieke, subjectieve, omstandigheden op een bepaalde tijd en plaats. Foto US Army, Mark Albright

De paradox is evident. Enerzijds maken complexe interacties tussen verschillende actoren en krachten oorlog per definitie een non-lineaire en onvoorspelbare activiteit.[9] Anderzijds leidt de objectieve militaire methodiek van denken, die poogt onzekerheden uit te sluiten, juist tot lineair plannen.[10] Vaak grijpen militaire planners ook nog eens terug op soortgelijke ervaringen uit het verleden, zonder kritisch te kijken naar de specifieke historische context.[11] Het militaire apparaat heeft dus de neiging de toekomst te voorspellen op basis van een mankerende perceptie van het verleden. Of, in Zweibelsons woorden: objectief denken leidt ertoe dat ‘men zich de toekomst herinnert’ op basis van een ‘fantasie van het verleden’.[12] Het gevolg is dat, mede gelet op de hiërarchische cultuur, militaire campagneplannen zelden volledig herschreven worden, terwijl de doelstellingen geformuleerd aan het begin van een conflict al gauw achterhaald blijken te zijn. Zo ook tijdens de Amerikaanse en coalitie-inzet in Irak en Afghanistan.

Nu is het zeker niet zo dat enkel met een goed plan een conflict gewonnen kan worden. De werkelijkheid van oorlog is immers aan vele invloeden onderhevig. De essentie van bovenstaande is wel dat succes gebaat is bij het kritisch beschouwen van bestaande plannen en vooral het eigen denkproces daarin. De cruciale stap in kritisch denken over militair optreden is daarom het reflecteren op de eigen patronen.[13]   

Kritisch denken over moderne oorlogvoering: de rol van het human domain

Hoe denk je na over de manier waarop gedacht wordt? Dat begint met het kritisch beschouwen van de conceptuele fundamenten van moderne oorlogvoering. Wat opvalt is dat interstatelijke conflicten het westerse militaire gedachtegoed traditioneel domineren.[14] Historisch gezien is deze focus misplaatst omdat westerse legers het vaak genoeg moesten opnemen tegen (niet-statelijke) irreguliere tegenstanders. Maar de focus is ook verklaarbaar, want in de strijd tegen dit soort opponenten loopt de dynamiek van moeizame aanpassing, gering succes en afnemende politieke wil als een rode draad door de westerse militaire geschiedenis. [15]

De nadruk op het grootschalige interstatelijke conflict vertaalt zich ook naar de praktijk van vandaag. De heroriëntatie op het grootschalig conflict is in belangrijke mate ingegeven door de wederopstanding van Rusland als geopolitieke speler en de steeds dreigender houding van China.[16] Grootmachten als Rusland en China – en regionale spelers als Iran – zijn echter niet uit op een grootschalig interstatelijk conflict, maar mikken op een bredere strategische competitie. Dat is een gevecht van de lange adem, waarin zij proberen zoveel mogelijk invloed te krijgen door in te spelen op sociale, economische, demografische, wetenschappelijke en technologische ontwikkelingen.[17] Daarnaast zijn ook niet-statelijke actoren steeds beter in staat langdurige confrontaties met westerse landen aan te gaan. Het is nu al zichtbaar dat deze tegenstanders niet alleen gebruikmaken van militaire middelen, maar vooral van vernieuwende methodes zoals beïnvloeding in de informatieomgeving. Irregulier optreden gecombineerd met beïnvloeding van bevolkingsgroepen maakt het voor tegenstanders lastig de precieze aard en afkomst van een dreiging te identificeren. Bovendien zijn deze acties bewust zo opgezet dat ze volgens internationale normen niet worden beschouwd als oorlogsdaad. De eerdergenoemde grey zone, het grijze gebied tussen oorlog en vrede, zal een steeds grotere rol spelen in toekomstige conflicten.

Optimale voorbereiding op het conflict van morgen vraagt verder te kijken dan onze conceptuele comfort zone.[18] Dat wil niet zeggen dat we geen aandacht moeten besteden aan traditionele reguliere oorlogvoering. Het is echter een cruciale denkfout het reguliere conflict te zien als de belangrijkste vorm van oorlogvoering en irregulier optreden als een ondergeschikte tegenpool: beide vormen van oorlogvoering zijn gelijkwaardig en complementair.[19] We moeten dus voorbereid zijn om bij toekomstige conflicten een benadering te kiezen die het beste aansluit op de manier waarop tegenstanders de confrontatie aangaan. Maar hoe pak je dat aan en – belangrijker nog – hoe zorg je dat dit ook leidt tot tastbare resultaten?

Foto MCD Task Force Uruzgan

Het human domain biedt vooral een conceptueel kader dat militairen en beleidsmakers in staat moet stellen beter in te spelen op de unieke, door mensen bepaalde, omstandigheden van een conflict. Foto MCD

Terug naar Zweibelson. Militaire organisaties baseren hun optreden op objectief denken dat weinig rekening houdt met de unieke, subjectieve, omstandigheden op een bepaalde tijd en plaats. Dat laatste is in moderne oorlogvoering steeds belangrijker, omdat opponenten in een strategische competitie een heel scala aan wijzen van optreden kunnen inzetten. Dat vereist dat westerse strijdkrachten zich flexibel opstellen en op zoek gaan naar een manier om operationele problemen op een non-lineaire wijze te benaderen en op te lossen; ieder specifiek geval vraagt immers om een eigen benadering. Gemene deler is dat al deze confrontaties draaien om invloed en dat biedt perspectief om tot een conceptuele oplossing te komen die krijgsmachten beter in staat stelt een passende wijze van optreden te implementeren.

Invloed draait in essentie om menselijk gedrag; het gaat namelijk om het vermogen macht uit te oefenen over het handelen van personen. Oorlog kan zelfs worden gezien als de ultieme beïnvloedingsactiviteit waarbij een partij met geweld haar wil oplegt aan de tegenstander. Hierbij hebben militairen door de eeuwen heen rekening gehouden met menselijke motieven, connecties en belangen.[20] In het westerse militaire denken is deze benadering onder invloed van de ontwikkeling van grootschalige (industriële) oorlogvoering naar de achtergrond verdwenen.[21] Vandaag de dag is zij echter relevanter dan ooit, aangezien conflicten in toenemende mate om mensen draaien. Dit wordt overigens versterkt door globaliseringseffecten die hebben geleid tot een ongekend niveau van connecties en interacties. Het is daarom steeds belangrijker militair optreden te benaderen vanuit het menselijk perspectief, het zogeheten human domain.[22]

Het begrip human domain impliceert dat er naast de militaire domeinen van land, lucht, zee, cyber en space nog een specifiek domein bestaat dat menselijk gedrag centraal stelt. Maar wat betekent dit precies en wat zegt dit over de verhouding tussen de domeinen? Hoewel de term een andere conceptuele benadering van moderne oorlogvoering belichaamt, is er weinig overeenstemming over wat het human domain precies is.[23] Sommige definities benadrukken factoren zoals de fysieke, culturele, economische en sociale omgeving die het menselijke gedrag beïnvloeden.[24] Andere leggen juist weer het zwaartepunt bij menselijke gedachten, besluitvorming en gedrag.[25] De verschillende zienswijzen benadrukken nagenoeg allemaal de complexiteit van dit domein.

Uiteindelijk draait het vooral om de dynamische interactie tussen menselijke actoren, hun handelingen en omgeving. Cleveland c.s. benadrukken dat het concept human domain essentieel is om het veranderende karakter van oorlog het hoofd te bieden.[26] Het biedt militairen een kader om opties te ontwikkelen die het mogelijk maken relaties beter te begrijpen, de omgeving te vormen, (lokale) netwerken te ondersteunen en dit alles met het doel effectief invloed uit te oefenen. In hun opvatting dient het domein vooral als middel om te komen tot een betere balans in de inzet van verschillende kinetische en niet-kinetische middelen.[27] In Zweibelsons termen moet het human domain bijdragen aan het vermogen op een subjectieve manier campagneplannen op te stellen.[28] En dat is cruciaal in de huidige internationale veiligheidssituatie, gekenmerkt door strategische competitie, om een voordeel te verkrijgen ten opzichte van de tegenstander. Het domein biedt dus vooral een conceptueel kader dat militairen en beleidsmakers in staat moet stellen beter in te spelen op de unieke, door mensen bepaalde, omstandigheden van een conflict.

Er is best wel wat af te dingen op het creëren van een specifiek menselijk domein van militair optreden. Iedere militaire onderneming is immers het gevolg van menselijk gedrag, dat geldt zowel voor land, lucht, zee, cyber en space. Het human domain is vanuit dit perspectief te zien als de basis voor alle sociale acties en interacties in de andere militaire domeinen.[29] Waar het traditioneel gaat om fysieke dominantie in de verschillende domeinen, vraagt het human domain – net als cyber – om een andere benadering omdat dit onmogelijk volledig fysiek te controleren is. Dat levert forse uitdagingen op voor het identificeren van doelstellingen en de meetbaarheid hiervan.[30] De consensus is dat de militaire focus moet liggen op begrip (understand) en beïnvloeding (influence) om het human domain te kunnen beheersen.[31] Voordeel of dominantie betekent in dit geval dat men beter dan de tegenstander in staat is relevante groepen en individuen te beïnvloeden. In de praktijk betekent dit zo grondig mogelijk menselijke gedachten, gedrag, creaties en de omgeving te begrijpen en op basis daarvan kinetische en niet-kinetische acties te ondernemen die leiden tot effectieve beïnvloeding.[32] Dat vergt heel andere operationele concepten dan klassieke grootschalige oorlogvoering. Maar hoe kan de brug naar de praktijk geslagen worden?

Foto MCD Hille Hillinga

Recent optreden, zoals in Mali, heeft aangetoond dat de bevolking ook een belangrijke rol speelt tijdens operaties van speciale eenheden. Foto MCD, Hille Hillinga

Kritisch denken in de praktijk en het Understand & Influence-concept

Moderne oorlogvoering vraagt van allerlei verschillende eenheden dat ze kunnen optreden in het human domain. Als we kijken naar de NAVO-strijdkrachten dan lijkt het er op dat Special Forces hier van oudsher het best voor zijn toegerust.[33] Zij zijn gewend met kleine groepen onder de lokale bevolking op te treden en zich daarbij een duidelijk beeld te vormen van de situatie in een voor hen onbekende samenleving. Bovendien hebben speciale troepen van individuele landen vaak jaren ervaring met dit soort missies in een bepaalde regio, waardoor operators nog beter zijn voorbereid op de lokale cultuur en omstandigheden. De Belgische Special Forces Group ontwikkelde aan de hand van haar ervaring bijvoorbeeld de zogeheten Localization Strategy die gebaseerd is op een grondige analyse van het human domain om tot lokaal passende oplossingen te komen.[34] Deze aanpak wordt sinds 2017 met veel succes toegepast in de trainingsmissie Operation New Nero in Niger en biedt een blauwdruk voor efficiënt ingrijpen in de rest van de Sahel. Dit voorbeeld laat duidelijk zien dat speciale eenheden bij hun operaties niet alleen gebruikmaken van het human domain, maar ook operationele concepten ontwikkelen die daarop gebaseerd zijn. Het is de moeite waard om dit soort ervaringen te onderzoeken om meer inzicht te krijgen in de manier waarop het human domain als conceptueel kader is te operationaliseren.

Nederlandse Special Forces werken al enige jaren met het concept Understand & Influence (U&I).[35] Hoewel het concept de suggestie wekt dat het direct is voortgekomen uit het theoretisch gedachtegoed van het human domain – dat immers de nadruk legt op begrip en beïnvloeding – is de ontwikkeling van U&I in eerste instantie het gevolg van kritische (zelf)reflectie op de rol en het optreden van speciale eenheden in moderne oorlogvoering. Commandanten en operators hadden behoefte aan meer begrip van de motivaties en achtergronden van het gedrag dat zij waarnamen bij lokale spelers of partnereenheden. Dat patroon is overigens ook waarneembaar bij andere eenheden zoals het Civiel-Militaire Interactie Commando.[36]

Hoewel speciale eenheden traditioneel geëquipeerd zijn om in het human domain te manoeuvreren, blijkt dit niet uit de generieke doctrines op het gebied van speciale operaties. Deze richten zich op drie taken: Direct Action (DA), Special Reconnaissance (SR) en Military Assistance (MA).[37] DA betreft kinetische, offensieve acties zoals het uitschakelen van doelen; SR is gericht op het verzamelen van informatie en MA op het opleiden van lokale eenheden. DA en SR zijn in de basis op de vijand gericht (enemy-centric), MA op bondgenoten (proxy-centric). De ervaringen in onder meer Irak, Afghanistan en de Sahel hebben echter laten zien dat de bevolking ook een belangrijke rol speelt tijdens operaties van speciale eenheden;[38] operators ervaren de noodzaak om meer bevolkingsgericht (population-centric) op te treden. Dat geldt voor alle drie de kerntaken. Bij DA-acties zoals het elimineren of gevangennemen van vijandelijke leiders kunnen zich ongewenste neveneffecten voordoen die zelfs een negatieve invloed kunnen hebben op het campagnedoel, bijvoorbeeld als deze leider veel steun had onder de bevolking. Dat kan gemakkelijk leiden tot vervreemding van een aanzienlijk deel van de lokale gemeenschap en daarmee de stabiliteit ondermijnen. Het is dus belangrijk targeting vanuit het perspectief van de lokale samenleving te benaderen om op basis van een grondig begrip van de sociale structuur ongewenste neveneffecten zoveel mogelijk te voorkomen of alvast maatregelen te treffen om deze te mitigeren (door bijvoorbeeld verzoeningsgesprekken).

SR kan naast het vergaren van inlichtingen over de vijand ook worden ingezet om een beter beeld te krijgen van het human domain in het inzetgebied. Deze informatie kan niet alleen worden gebruikt om bijvoorbeeld DA-acties effectiever te plannen en uit te voeren, maar ook voor het ontwerpen of aanpassen van een campagneplan. Special Forces kunnen er zo voor zorgen dat tijdens de oriëntatiefase van het strategisch planningsproces keuzes kunnen worden gemaakt op basis van hoogwaardige informatie over de lokale situatie.

Bij MA-missies is het belangrijk de eenheid waarmee wordt samengewerkt zo goed mogelijk te kennen. Ook hier draagt een betere informatiepositie rond zaken als sociaal-maatschappelijke relaties bij aan effectiever optreden. Het trainingsprogramma kan optimaal worden afgestemd op de achtergrond van de lokale partners en tegelijkertijd kunnen die leren hoe in hun operaties om te gaan met de lokale bevolking. Bovendien zorgt grondige kennis over de partnereenheid er ook voor dat het risico op dreiging van binnenuit beter kan worden ingeschat (om zogeheten blue-on-green-incidenten te voorkomen). Waar de doctrinaire drie kerntaken van origine weinig zijn toegespitst op het human domain, blijkt dat in de praktijk van moderne oorlogvoering dus anders.

Nederlandse Special Forces hebben zich aan deze realiteit aangepast door de invoering van U&I. Dit concept is een framework for thinking, waarbij het gedrag en de interactie tussen groepen mensen centraal staat binnen de militaire planning, inzet en evaluatie.[39] Maar hoe ziet dit er precies uit? De definitie van U&I gehanteerd door het Nederlandse Special Operations Command (SOCOM) biedt een mooi vertrekpunt voor een verdere verkenning: ‘Understand & Influence encompasses the dynamic planning, co-designing and all activities that follow from a human science and emic perspective which enables the attainment of measurable effects in indirect and tangible ways on a specific actor or audience’s behavior, attitudes, emotion, or beliefs in order to advance military goals and achieve the desired end-state.’[40]

Foto MCD Hille Hillinga

U&I omvat niet alleen activiteiten, maar benadrukt ook de planning en het ontwerp daarvan. Foto MCD, HIlle Hillinga

Als eerste valt direct op dat U&I door de nadruk op menselijke gedragingen, houdingen, emoties en overtuigingen grote overeenkomsten vertoont met het human domain-denken. Het concept is weliswaar ontstaan vanuit reflectie op het eigen optreden, maar dat wil niet zeggen dat bij de ontwikkeling ervan geen gebruik is gemaakt van het groeiende aantal publicaties op dit gebied. Dat blijkt onder meer uit het feit dat de term wel vaker wordt gebruikt in relatie tot het concept en uit de benaming die rechtstreeks is terug te voeren op de Engelse Understanding-doctrine.[41] Dat document legt de nadruk op een goed begrip van de steeds complexere operationele omgeving om tot besluitvorming te komen die het mogelijk maakt via militaire operaties effectief invloed uit te oefenen.[42]

Een volgend aspect dat opvalt is dat U&I niet alleen daadwerkelijk activiteiten omvat, maar ook de planning en het ontwerp van deze activiteiten benadrukt. Bovendien moet dit plaatsvinden met behulp van inzichten uit de menswetenschappen en een emic-perspectief: met behulp van wetenschappelijke disciplines als geschiedkunde, antropologie, sociologie en psychologie een zo goed mogelijk beeld krijgen van de lokale situatie en dit ook benaderen vanuit het perspectief en wereldbeeld van de lokale bevolking.[43] Dit in tegenstelling tot een etic-perspectief, dat de situatie puur en alleen vanuit het standpunt van de onderzoeker benadert. De gedachte hierachter is dat iemand een situatie pas daadwerkelijk kan begrijpen als hij redeneert vanuit het lokale perspectief. Dit betekent niet dat er geen rekening wordt gehouden met het eigen standpunt. Het begrip co-designing uit de definitie houdt in dat de gekozen aanpak zowel vanuit lokaal gezichtspunt als vanuit het perspectief van de interveniërende partij acceptabel moet zijn.[44] Naast dit alles moeten de te bereiken effecten meetbaar zijn, zodat duidelijk is hoe ze bijdragen aan de doelen van de operatie of het strategisch doel van de campagne. Dat betekent dat U&I een cyclisch proces is, niet alleen gericht op het verkrijgen van meer begrip en het effectief beïnvloeden van lokale actoren, maar ook op het continu evalueren van de verkregen kennis en gekozen aanpak om bij te kunnen sturen als dat nodig is.[45]

Het U&I-proces begint met een planningsfase die uit twee onderdelen bestaat. Als eerste gaat het om het vaststellen van het probleem en de doelstelling. Dat begint met het identificeren van mogelijk ongewenst gedrag dat moet worden veranderd of voorkomen. Dit vereist natuurlijk een globale eerste verkenning van de operationele omgeving en de mogelijk te beïnvloeden groepen. Het tweede onderdeel van de planningsfase bouwt hierop voort door op basis van het vastgestelde probleem de voor de militaire doelstelling relevante groepen verder te bestuderen door een zogeheten Target Audience Analysis (TAA).[46] Zo’n analyse brengt gedetailleerd in kaart hoe het lokale human domain eruitziet, wie precies bepaalde (ongewenste) gedragingen vertoont en waarom deze personen dat doen. Dit gebeurt op basis van Open Source Intelligence (OSINT), focusgroepen met experts en bij voorkeur ook gesprekken, interviews en interactie met de doelgroep. Overigens zal het door de aard van speciale operaties niet altijd mogelijk zijn om op deze manier informatie te vergaren. Het streven is om in zo’n geval op basis van een zo uitgebreid mogelijke analyse tot onderbouwde aannames over het gezichtspunt van lokale spelers te komen.[47] Het is namelijk de bedoeling dat het emic-perspectief naar voren komt omdat dat dit niet alleen helpt bij het beter begrijpen van de preciese aard van het ongewenste gedrag (descriptive), maar ook inzicht geeft in de vraag waarom mensen dit gedrag vertonen (prognostic) en hoe het kan worden veranderd of voorkomen (transformative).[48] Het succesvol doorlopen van deze eerste fase moet er dan ook voor zorgen dat de gewenste Understanding is bereikt.

De tweede fase draait om Influence, de daadwerkelijke beïnvloeding, met behulp van zogeheten outputs. Dit is het moment waarop aan de hand van de resultaten van de TAA en het militaire doel een interventiestrategie en verschillende Courses of Action (COAs) worden geïdentificeerd. Al naar gelang de situatie en doelgroep kan men ervoor kiezen kinetische, niet-kinetische middelen of een combinatie hiervan in te zetten. Grofweg is hierbij een onderscheid te maken in drie verschillende opties die te hanteren zijn ten opzichte van respectievelijk bevriende, neutrale of vijandelijke groepen.[49] In het eerste geval zijn het uitsluitend niet-kinetische maatregelen die bedoeld zijn om te voorkomen dat mensen zich aansluiten of sympathiseren met de tegenstander. Bij de tweede groep gaat het erom gedrag dat mogelijk een negatieve invloed heeft op de eigen operatie te beperken en samenwerking met de opponent tegen te gaan. Ook hier geldt dat er eigenlijk uitsluitend niet-kinetische middelen worden ingezet. In het geval van vijandelijke groepen kan er in aanvulling op de niet-kinetische middelen ook gekozen worden kinetische middelen in te zetten om bijvoorbeeld strijders en hun leiders uit te schakelen of te dwingen de wapens neer te leggen. Ongeacht de gekozen methode is het belangrijk het eigen optreden continu te monitoren om zo nauwgezet de effecten te kunnen registreren.[50]

De derde en laatste fase van het U&I-proces is de evaluatie van de interventie. Op basis van de hierboven beschreven monitoring en de vastgestelde doelen wordt de effectiviteit van het eigen optreden bekeken, de Measurement of Effectiveness (MOE). Zo wordt bepaald welke acties succesvol zijn, waar eventueel aanpassingen nodig zijn en waar resultaten (helemaal) uitblijven. Hier doet het cyclische karakter van U&I zich gelden aangezien de bevindingen als uitgangspunt dienen voor het opnieuw doorlopen van het hele proces of individuele stappen. Daarbij moet ook worden opgemerkt dat de hier beschreven fasering weliswaar lineair lijkt te verlopen, maar in werkelijkheid een veel dynamischer geheel vormt waarin voortdurend interactie plaatsvindt tussen de verschillende stappen. Zo zal bijvoorbeeld ook de kennisverwerving in de eerste fase voortdurende moeten worden beoordeeld en aan de actualiteit aangepast. Dat moet ook wel omdat effectief optreden in het human domain met zijn verschillende actoren, belangen, acties en reacties vraagt om een dynamische benadering.[51] In de schematische voorstelling van het proces in figuur 1 is daarom niet alleen duidelijk het cyclische karakter terug te zien, maar ook de dynamische interactie tussen de verschillende fases. U&I is dus een continuproces dat leidt tot het voortdurend heroverwegen en – indien nodig – bijstellen van planning, outputs en MOE.

Figuur 1 Het U&I-proces. Bron: Goudriaan, Building bridges[52]

Het zal niet verbazen dat het U&I-proces erop gericht is aan te sluiten bij het militaire planningsproces. Dit geldt voornamelijk voor het Understand-gedeelte dat idealiter gesynchroniseerd wordt met het inlichtingenproces of indien mogelijk zelfs integraal onderdeel is van de werkzaamheden van de intel fusion cell in een operatie. Hierbij verrijken de gedragsinzichten de inlichtingenproducten en vice versa. De inzichten over het lokale human domain voeden zo ook het bredere militaire planningsproces en dragen met een extra informatielaag bij aan het omgevingsbewustzijn en voorspellend vermogen van de commandant. Bovendien garandeert het dynamische karakter van U&I de continue evaluatie van de doorlopen stappen waardoor bijsturing mogelijk is. In theorie is het ook binnen het lineaire militair besluitvormingsproces mogelijk een stap terug te doen om bij te sturen, maar in de praktijk gebeurt dat weinig.[53] De integratie van het U&I-proces vergroot de kans hierop en draagt daarmee dus bij aan de flexibiliteit van de besluitvorming. Daarnaast moet hier worden opgemerkt dat het met U&I verkregen inzicht ook kan bijdragen aan besluitvorming op strategisch niveau. Een goed begrip van de operationele omgeving maakt het immers mogelijk betere besluiten te nemen en meer grip te krijgen op de complexiteit bij het formuleren, implementeren en bijsturen van een campagneplan.[54]

In de praktijk is de inzet van U&I tot nog toe beperkt gebleven tot Understand. Nederlandse Special Forces hebben gebruik gemaakt van de methodiek voor het verbeteren van hun effectiviteit in SR- en MA-operaties.[55] Dit maakt duidelijk dat het concept nog steeds in ontwikkeling is, maar wel al goed genoeg om gedeeltelijk te implementeren tijdens daadwerkelijke inzet. Het concept is ook verder doorontwikkeld tijdens internationale oefeningen in de Sahel (2019 en 2020) waar speciale eenheden van diverse westerse landen hun Afrikaanse tegenhangers trainen. Met steun van experts van onder meer het Civiel-Militaire Interactie Commando is de methodiek toegepast om een grondig inzicht in de operationele omgeving en de partnereenheid te verkrijgen. Hierdoor was het mogelijk de training beter af te stemmen op de behoeftes van de te trainen militairen en hun inzetgebied.

Foto MCD Jasper Verolme

De implementatie van het Influence-gedeelte van U&I is een cruciale volgende stap die ervoor moet zorgen dat de Nederlandse special forces effectief in het human domain kunnen manoeuvreren. Foto MCD Jasper Verolme

Het gebruik van U&I op dit moment sluit aan op de Britse Understanding-doctrine waaraan het concept zijn naam te danken heeft. Vooralsnog gaat het vooral om een beter inzicht in lokale omstandigheden waardoor het mogelijk is het militaire instrument effectiever in te zetten. Anders gezegd, de huidige invulling van U&I stelt de commandant in staat de lokale samenleving en daaruit voortkomend menselijk gedrag te begrijpen en hier bij zijn acties hiermee rekening te houden, maar gaat nog niet zover daadwerkelijk invloed uit te oefenen. De implementatie van het Influence-gedeelte is echter een cruciale volgende stap die ervoor moet zorgen dat de Nederlandse Special Forces effectief in het human domain kunnen manoeuvreren. Het is de bedoeling hier in de nabije toekomst verder invulling aan te geven door het ontwikkelen van een juridisch en ethisch kader voor beïnvloedingsoperaties en de borging van het concept in de Nederlandse doctrine voor speciale operaties. Als dit lukt lijkt U&I ook geschikt om een conceptuele brug te slaan tussen het human domain-denken en de operationele praktijk. Daarvoor zal het echter ook nodig zijn de mogelijkheden tot bredere toepassing bij reguliere eenheden nauwkeurig in kaart te brengen.    

Conclusie

Kritisch denken is een cruciale vaardigheid voor de militaire leiders van de 21e eeuw. Dat wil niet zeggen dat officieren het traditionele gedachtegoed, lineaire planningsprocessen en de hiërarchische structuur van de militaire organisatie zomaar vaarwel moeten zeggen. Wel betekent dit dat ze zich zullen moeten afvragen hoe goed bestaande denkbeelden en structuren passen bij moderne oorlogvoering die zich niet afspeelt volgens de klassieke patronen van het grootschalige conflict. De opleiding krijgswetenschappen aan de Nederlandse Defensie Academie bereidt toekomstige officieren hierop voor door een kritische houding te stimuleren, hen aan te leren een probleem vanuit verschillende invalshoeken te bestuderen en te reflecteren op hoe er binnen de krijgsmacht nagedacht wordt.

In de strategische competitie van vandaag vinden de meeste confrontaties plaats in de grey zone tussen oorlog en vrede, waarbij het draait om het verkrijgen van invloed. Mensen spelen daar een cruciale rol in en daarom biedt het human domain een conceptueel kader om verder na te denken over de manier waarop het militaire instrument effectief kan worden ingezet in deze veiligheidssituatie. Het gaat daarbij om het zo grondig mogelijk begrijpen van menselijke gedachten, gedrag, creaties en de omgeving en op basis daarvan kinetische en niet-kinetische acties te ondernemen die leiden tot effectieve beïnvloeding. De vraag is hoe dit gedachtegoed kan worden omgezet in praktisch toepasbare operationele concepten.

Nederlandse Special Forces lijken met het concept U&I al een brug te hebben geslagen tussen het denken over het human domain en de operationele praktijk. Tegelijkertijd is de manier waarop speciale eenheden met behulp van reflectie op het eigen optreden een vernieuwend concept voor moderne oorlogvoering hebben ontwikkeld een mooi voorbeeld van wat bereikt kan worden met kritisch denken. Op basis van ervaringen in Irak, Afghanistan en de Sahel werd geconstateerd dat bij alle drie de kerntaken van speciale eenheden meer aandacht moest worden besteed aan sociaal-maatschappelijke omstandigheden en menselijk gedrag. Hoewel op dit moment de nadruk nog ligt op het verkrijgen van inzicht in het lokale human domain, moet de introductie van een juridisch en ethisch kader in de toekomst ook de uitvoering van beïnvloedingsactiviteiten mogelijk maken. Daarmee lijkt ook het moment aangebroken U&I breder te implementeren binnen de Nederlandse krijgsmacht.

De manier waarop speciale eenheden met behulp van reflectie op het eigen optreden een vernieuwend concept voor moderne oorlogvoering hebben ontwikkeld is een treffend voorbeeld van wat bereikt kan worden met kritisch denken. In plaats van het probleem te negeren of simplificeren is er gezocht naar creatieve oplossingen die voorbij bestaande doctrinaire opvattingen over de taken van speciale eenheden liggen. In dit geval was er duidelijk ruimte om bottom-up na te denken en te komen tot de ontwikkeling van een nieuw concept. De huidige generatie jonge officieren wordt opgeleid om dit soort uitdagingen op te pakken en hopelijk krijgen ze hier ook de ruimte voor. Kritisch denken zal zich zo uitbetalen in een duurzame versterking van de Nederlandse krijgsmacht.

 

* Tweede luitenant Tommie Goudriaan is in opleiding tot Officier der Infanterie; dr. Martijn Kitzen is universitair hoofddocent Militair-Operationele Wetenschappen aan de Faculteit Militaire Wetenschappen en  kapitein Nicolaas is stafofficier bij het Nederlandse Special Operations Command. Dit artikel is gebaseerd op Goudriaans afstudeerscriptie Building Bridges (2020) voor de Bachelor Krijgswetenschappen en het denkproces dat daaraan ten grondslag heeft gelegen. De auteurs danken mr. drs. Christina van Kuijck en kolonel mr. drs. Peter Pijpers voor hun advies bij de totstandkoming van dit artikel.

[1] Raphael S. Cohen, Nathan Chandler, Shira Efron e.a., Peering into the Crystal Ball. Holistically Assessing the Future of Warfare (Santa Monica, RAND, 2020). Zie ook Rob Johnson, Martijn Kitzen en Tim Sweijs (red.) The Conduct of War in the 21st Century (Abingdon, Routledge, 2021).

[2] Tommie Goudriaan, Building Bridges, Eindscriptie Bachelor Krijgswetenschappen (NLDA, 2020). 

[3] Wim Klinkert, Myriame Bollen, Marenne Jansen e.a., Educating Officers: The Thinking Soldier – The NLDA and the Bologna Declaration. Series: NL ARMS – Netherlands Annual Review of Military Studies, 2019 (Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2019) 356.

[4] Dat gebeurt onder meer door tal van opdrachten, presentaties en discussies met docenten en experts vanuit de praktijk. Voor een compleet overzicht van het programma zie Studiegids Bachelor Krijgswetenschappen (NLDA, 2020).

[5] Studiegids Bachelor Krijgswetenschappen, 10-11.

[6] Ben Zweibelson, ‘One piece at a time: why linear planning and institutionalisms promote military campaign failures’, in: Defence Studies Vol. 15, No. 4 (2015) 360-374. One Piece at a Time, naar het gelijknamige lied van Johnny Cash, is een metafoor die symbool staat voor de manier waarop militairen een langdurige operatie plannen, namelijk als een onsamenhangende lappendeken van onderdelen die gedurende de jaren zijn verzameld. Aspirant-officieren geven vaak aan dat ze dit artikel bijzonder nuttig vinden.

[7] Zie ook: Martijn Kitzen en Floor Thönissen, ‘Strategische vaagheid. Hoe het gebrek aan strategische visie het lerend vermogen van de Koninklijke Landmacht beperkt’, in: Militaire Spectator 187 (2018) (4) 206-223; Frans Osinga, Oorlog en het schild van Athena. De waarde van krijgswetenschappen (Oratie Universiteit Leiden, 2019) 19-23.

[8] Zweibelson, ‘One piece at a time’, 360-374.

[9] Alan Beyerchen, ‘Clausewitz, Nonlinearity, and the Unpredictability of War’, in: International Security Vol. 17, No. 3 (Winter 1992-93) 59-90. Zie ook Antoine J. Bousquet, The Scientific Way of Warfare. Order and Chaos on the Battlefields of Modernity (New York, Columbia University Press, 2009) 185-202; David J. Lonsdale, ‘Strategy’, in: David Jordan e.a. (red.), Understanding Modern Warfare (Cambridge, Cambridge University Press, 2016) 49-50.

[10] Zweibelson, ‘One piece at a time’, 360-374.

[11] Zie voor de waarde van militaire geschiedenis en het belang van de unieke context ook Wim Klinkert, ‘Vorming voor de toekomst: Mars en Clio. Militaire geschiedenis voor thinking soldiers’, in: Militaire Spectator 187 (2018) (10) 484-503. 

[12] Zweibelson, ‘One piece at a time’, 366-367.

[13] Zweibelson, ‘One piece at a time’, 361.

[14] Anders Sookermany (red.), Handbook of Military Sciences (Cham, Springer, 2020) 2. 

[15] Martijn Kitzen, Oorlog onder de mensen. Militaire inzichten uit Atjeh en Uruzgan (Amsterdam, Ambo|Anthos, 2016) 325.

[16] Defensievisie 2035. Vechten voor een veilige toekomst (Den Haag, ministerie van Defensie, 2020.

[17] Martijn Kitzen, ‘De oorlog van de toekomst wordt vandaag bepaald’, in: Carré 2020 (6) 7.

[18] David Kilcullen, The Dragons and the Snakes. How the Rest Learned to Fight the West (Londen, Hurst, 2020) 250.

[19] Martijn Kitzen, ‘Conventional and Unconventional War are not Opposites’, The War Room, 28 March 2019. Zie ook: Martijn Kitzen, ‘The Netherlands’ Lessons’, in: Parameters Vol. 49, No. 3 (2019) 52-53. Voor een verdere uitwerking zie: Eric Robinson, ‘The Missing, Irregular Half of Great Power Competition’, Modern War Institute, 8 September 2020.

[20] Charles Cleveland e.a., Military Strategy in the 21st Century. People, Connectivity, and Competition (Amherst, Cambria, 2018) 148.

[21] Antoine Bousquet, ‘Chaoplexic Warfare or the Future of Military Organization’, in: International Affairs Vol. 84, No. 5 (2008) 920.

[22] Het human domain wordt onder meer genoemd en gedefinieerd in Engelse en Amerikaanse doctrine, in de Nederlandse Defensie Doctrine (2019) komt de essentie van het human domain het meest terug in het dimensiemodel.

[23] Zie bijvoorbeeld Kevin L. Parker, ‘Locating the Human in Doctrine’, in: Special Operations Journal Vol. 3, No. 2 (2017) 88-93.

[24] USSOCOM, Human Domain White Paper (Tampa: USSOCOM, 2013) 4-5; UK Ministry of Defence, Joint Doctrine Publication 04 – Understanding and Decision Making (Wiltshire, Development, Concepts and Doctrine Centre, 2016) 3-8.

[25] Bijvoorbeeld Heather S. Gregg, ‘The Human Domain and Influence Operations in the 21st Century’, in: Special Operations Journal Vol. 2, No. 2 (2016) 94; USSOCOM, Operating in the Human Domain (USSOCOM: Tampa, 2015) 4.

[26] Cleveland e.a., Military Strategy for the 21st Century, 147-172.

[27] Dit is vergelijkbaar met de oproep van kolonel Hans van Dalen om militair vermogen anders te organiseren om beter te kunnen inspelen op toekomstige oorlogvoering. Zie: J.A. van Dalen, ‘On mind war. Manoeuvreren op het internetslagveld’, in: Militaire Spectator 189 (2020) (9) 417.

[28] Zie ook Charles T. Cleveland en Daniel Egel, The American Way of Irregular War. An Analytical Memoir (Santa Monica, RAND, 2020) 164-168.

[29] Frank Hoffman en Micahel C. Davies, ‘Joint forces 2020 and the human domain: Time for a new conceptual framework?’, in: Small Wars Journal, 6 oktober 2013. 

[30] Barak A. Salmoni en Paula Holmes-Eber, Operational Culture for the Warfighter. Principles and Applications (Quantico, Marine Corps University Press, 2008) 98. Zie ook: Cristopher C. Paul, e.a., Assessing and Evaluating Department of Defence Efforts to Inform, Influence, and Persuade. Desk Reference (Santa Monica, RAND, 2015).

[31] Heather S. Gregg, ‘The Human Domain and Influence Operations in the 21st Century’, 97; Chairman of the Joint Chiefs of Staff, Capstone Concept for Joint Operations (Washington, D.C., Government Printing Office, 2012) 2-4; Charles Dummar, Building the Human Domain Multi-Tool: Recruiting for Special Forces (Carlisle Barracks, US Army War College, 2013) 13; Sean C. Williams, Organizing to Understand. How to Operate Effectively in the Human Domain (Fort Leavenworth, US Army Command and General Staff College, 2015) 16-17. 

[32] Goudriaan, Building Bridges, 14-17. 

[33] Christian Jeppson e.a., ‘NATO’s Approach to Irregular Warfare, Protecting the Achilles’ Heel’, in: Military Review (September-October 2015) 32-33.

[34] Pierre Dehaene, ‘The Localization Strategy: Strategic Sense for Special Operations Forces in Niger’, in: CTX 9:1 (2019) 29-38. Zie ook Nina Wilén, Belgian Special Forces in the Sahel. A Minimal Footprint with a Maximal Output? (Brussel, Egmont Instituut, 2019); Nina Wilén en Pierre Dehaene, Challenges with Security Force Assistance in Niger. Understanding Local Context and Aligning Interests (Brussel, Observatoire Boutros-Ghali du maintien de la paix, 2020).

[35] In de praktijk wordt voorlopig alleen de Understand-kant van het concept in de praktijk toegepast. Pas als er een beleids-, juridisch- en ethisch kader is ontwikkeld zal de Influence-kant verder worden geïmplementeerd.

[36] Goudriaan, Building Bridges, 25.

[37] NATO Standardization Office (NSO), Allied Joint Doctrine for Special Operations AJP-3.5(B.1) (Brussel, NSO, 2019) 7-10.

[38] Funs Titulaer en Martijn Kitzen, ‘The Population-Centric Turn in Special Operations. A Possible Way Ahead for SOF Informed by a Cross-Disciplinary Analysis of State-Building Interventions’, in: Special Operations Journal Vol. 6, No. 1 (2020) 35-36, 41-43, 47-50.

[39] Goudriaan, Building Bridges.

[40] Ibid., 25-26.

[41] Ibid.

[42] Joint Doctrine Publication 04 – Understanding and Decision Making (Wiltshire, Development, Concepts and Doctrine Centre, UK Ministry of Defence, 2016).

[43] Michael W. Morris e.a., ‘Views from Inside and Outside. Integrating Emic and Etic Insights about Culture and Justice Judgment’, in: Academy of Management Review Vol. 24, No. 4 (1999) 781-796. Zie onder meer ook Christina van Kuijck, ‘Delegitimizing the Adversary. Understanding Actor and Audience Analysis as a Tool to Influence and Persuade’, in: Paul Ducheine en Frans Osinga (red.), Winning Without Killing. The Strategic and Operational Utility of Non-Kinetic Capabilities in Crises, Netherlands Annual Review of Military Studies 2017 (Den Haag, T.M.C. Asser Press, 2017); Steve Tatham en Keir Giles, Training Humans for the Human Domain (Carlisle, Strategic Studies Institute, 2015).

[44] Rick Breekveldt en Martijn Kitzen, ‘Control From the ground Up. Embedding Influence Activities in the Conduct of War’, in: Rob Johnson, Martijn Kitzen en Tim Sweijs (red.), The Conduct of War in the 21st Century (Abingdon, Routledge, 2021).

[45] Goudriaan, Building Bridges, 29-31.

[46] Andrew Mackay, Steve Tatham en Lee Rowland, Behavioural Conflict. Why Understanding People and Their Motivations Will Prove Decisive in Future Conflict (Essex, Military Studies, 2011) 95-98.

[47] Goudriaan, Building Bridges, 31.

[48] Ibid., 30.

[49] Kitzen en Van Kuijck, ‘All Deterrence is Local’.

[50] Goudriaan, Building Bridges, 30.

[51] Breekveldt en Kitzen, ‘Control From the ground Up’.

[52] Goudriaan, Building Bridges, 30.

[53] Ibid., 31.

[54] Voor een uitgebreid inzicht in de complexiteit in het ontwerpen van moderne (stabilisatie)campagnes zie: Ben Gans, Stabilisation operations as complex systems. Order and chaos in the interoperability continuum (Proefschrift, Universiteit van Tilburg, 2019) 179-206.

[55] Goudriaan, Building Bridges, 32-34.

Over de auteur(s)

Dr. M.W.M. Kitzen

Martijn Kitzen is als universitair docent verbonden aan de kennissectie Militair Operationele Wetenschappen van de NLDA en de Universiteit van Amsterdam.