‘Ook de operatie Eagle Claw, de operatie gericht op het bevrijden van de Amerikaanse gijzelaars uit de Amerikaanse ambassade in Teheran in 1980, heeft aangetoond dat helikopters in staat zijn om ongezien een vijandelijk luchtruim binnen te dringen en daarin heel diep te penetreren.’[1] In zijn artikel in de Militaire Spectator over special forces en helikopters verwees luitenant-kolonel O.P. van Wiggen naar de militaire operatie waaraan president Jimmy Carter destijds zijn goedkeuring gaf, maar die door een reeks van oorzaken op een mislukking uitliep.

Eagle Claw kostte acht Amerikaanse militairen het leven en leidde er mede toe dat Carter later dat jaar de verkiezingen verloor. Terugkijkend op de operatie zei Carter, die vandaag 100 jaar wordt, dat hij één helikopter meer had moeten sturen: ‘… I truly believe that if I had done so, I would have been reelected’.[2]

In mei 1977, kort na zijn aantreden als president, voer Carter mee aan boord van de onderzeeboot USS Los Angeles. Rechts admiraal b.d. Hyman Rickover, Carters commandant toen hij bij de Division of Naval Reactors werkte. Foto US Navy

Carter, zelf voormalig marineofficier, had het besluit om toestemming te geven voor Eagle Claw heel goed overwogen. De gijzeling in de Amerikaanse ambassade was op 4 november 1979 begonnen: een woedende menigte Iraniërs bestormde het gebouw nadat de VS de verdreven sjah medisch asiel had verleend. Onmiddellijk daarna startte (deels geheim) diplomatiek overleg, maar tevens begonnen de militaire top en Carters nationale veiligheidsadviseurs met het in kaart brengen van de opties om de gijzelaars met een militaire operatie te bevrijden. Begin april 1980 was Carter er van overtuigd dat de diplomatie tot niets zou leiden en op 16 april kreeg hij een briefing van de commandanten die de operatie zouden gaan leiden, de generaals James Vaught en Philip Gast en kolonel Charles Beckwith.[3] Beckwith was de oprichter en commandant van de Delta Force, de counter-terrorisme elitegroep van de US Army die de operatie zou uitvoeren.

Volgens plan vlogen op 24 april acht RH-53D Sea Stallion-helikopters van de US Navy vanaf het vliegdekschip USS Nimitz in de Indische Oceaan naar Desert One, een gebied met die codenaam in het midden van Iran. De helikopters werden bestuurd door vliegers van het US Marine Corps, gespecialiseerd in het vliegen bij nacht en op lage hoogte. In Desert One was een rendez-vous voorzien met zes C-130’s van de US Air Force, met behalve brandstof en voorraden ook de 90 commando’s aan boord, die daar op de helikopters zouden overstappen voor een korte vlucht richting Teheran. Het team moest zich verborgen houden in de bergen, tot vrachtwagens arriveerden die hen naar de hoofdstad zouden brengen. Nadat het reddingsteam de ambassade was binnengedrongen en de gijzelaars had bevrijd, zou iedereen per helikopter naar een verlaten vliegveld bij Teheran worden gebracht, waar twee C-141’s zouden klaarstaan om via Saudi-Arabië de vrijheid tegemoet te vliegen. De helikopters zouden worden achtergelaten in Iran.

Hoewel de weersvoorspellingen goed waren, kregen de helikopters te maken met lokale zandstormen. Een helikopter vloog terug naar het vliegdekschip, een ander toestel werd achtergelaten in de zuidelijke woestijn van Iran. Het betekende dat het minimum aantal helikopters waarmee de operatie geacht werd door te kunnen gaan, zes, al heel vroeg bereikt was. Omdat een van de overgebleven Sea Stallions in Desert One, waar de C-130’s probleemloos geland waren, hydraulische problemen kreeg, besloot Carter op advies van Vaught en Beckwith de operatie onmiddellijk af te blazen. Een uur later kwam in Washington het bericht door dat bij het bijtanken een van de helikopters in botsing was gekomen met een C-130 en dat er acht doden en drie gewonden waren. Alle Amerikaanse militairen gingen aan boord van de overgebleven vijf C-130’s, waarmee zij naar het eiland Masirah voor de kust van Oman vlogen. Alles bij elkaar waren de Amerikanen slechts drie uur op Iraanse bodem geweest.

Carter hield nog diezelfde avond laat een tv-toespraak. De president wilde het Iraanse regime voor zijn met zijn eigen verhaal en benadrukken dat Amerika geen grootscheepse invasie had gelanceerd. Als Commander-in-Chief zei Carter dat alleen hijzelf verantwoordelijk was geweest voor het besluit tot een militaire reddingsoperatie.

Journalisten verslaan de tv-toespraak waarin Carter het mislukken van Eagle Claw aankondigde. Foto US Library of Congress

Al snel gingen berichten rond – volgens Carter vals – dat hij had gesnoeid in personeel en materieel voor de reddingsoperatie en dat hij Beckwith, die volgens sommige media had willen doorgaan met vijf helikopters, had teruggefloten. In de dagen er na kwam Iran met het verhaal dat zij de Amerikaanse operatie hadden afgeslagen en toonden zij als ‘bewijs’ de foto’s van de wrakken van de Amerikaanse toestellen.

De gevolgen van Eagle Claw waren uiteenlopend. Minister van Buitenlandse Zaken Cyrus Vance trad een paar dagen voor de operatie af, omdat hij geloofde dat de diplomatieke kanalen nog niet uitgeput waren. Om toekomstige reddingsoperaties te bemoeilijken splitste het Iraanse regime de 52 gijzelaars op in kleine groepjes, die naar geheime locaties werden gebracht. En in het Pentagon werd de operatie tegen het licht gehouden om er lessen uit te trekken. Was de verzamelde intel op de grond in Iran wel voldoende geweest? Wat was er misgegaan met het afstemmen van de bijzonderheden van de joint-operatie tussen de vier krijgsmachtdelen? Het was niet mogelijk geweest van tevoren de gehele operatie gezamenlijk te trainen, wat een ernstig gemis bleek te zijn bij de uitvoering. Tijdens een hoorzitting in het Congres wees Beckwith er op dat de deelnemers aan de operatie uiteindelijk onvoldoende als een team hadden geopereerd. Een speciale Pentagon-commissie, waarin drie actief dienende opperofficieren zaten en drie b.d.’ers, wezen 23 punten aan waarop Eagle Claw tekortkomingen had vertoond, waaronder de adhoc-aard, een onduidelijke chain of command en een buitenproportionele nadruk op operationele geheimhouding.[4] Als een van de maatregelen om dergelijke operaties in de toekomst meer kans van slagen te geven kregen de Amerikaanse strijdkrachten in 1986 een Special Operations Command. Vijf jaar eerder was bij de US Army al het 160th Special Operations Aviation Regiment opgericht, bijgenaamd de Night Stalkers, een eenheid die gespecialiseerd is in het vliegen met helikopters onder alle omstandigheden tijdens speciale operaties.[5]

Het Congres kreeg van militairen ook te horen dat de bezuinigingen op defensie sinds de terugtrekking uit Vietnam, begin jaren zeventig, mede-oorzaak waren van het fiasco in Iran. Tijdens zijn campagne in 1976 had Carter nog gepleit voor 5-7 miljard dollar besparingen op de Pentagon-begroting. Na enkele jaren als president in Washington was hij daar volledig van teruggekomen, mede door de Irancrisis en de Sovjetinval in Afghanistan in 1979, en kwam hij in januari 1980 met een begrotingsvoorstel waarin defensie er over vijf jaar tijd 100 miljard dollar bij zou krijgen.[6]

De gijzelingscrisis eindigde op 20 januari 1981, de dag waarop Ronald Reagan werd beëdigd als de nieuwe president van de VS en Iran de gijzelaars liet vertrekken. Of er achter de schermen een deal was tussen Iran en de campagnestaf van Reagan, zoals geruchten wilden, is nooit opgehelderd. Carter vloog op 21 januari naar Wiesbaden, waar hij een ontmoeting had met de vrijgelaten gijzelaars.

Jimmy Carter tijdens een interview aan boord van het vliegdekschip USS Carl Vinson: de voormalige president bleef de marine altijd een warm hart toedragen. Foto US Navy, Timothy A. Hazel

Carter studeerde in 1946 cum laude af aan de US Naval Academy. Hoewel hij trainde voor plaatsing aan boord van de USS Seawolf, een van de eerste Amerikaanse atoomonderzeeërs, en voor zichzelf een toekomst voorzag als Chief of Naval Operations, zei Carter de marine in 1953 met de rang van lieutenant (vergelijkbaar met luitenant ter zee der 2e klasse oudste categorie in de Nederlandse marine) vaarwel om de pindahandel van zijn vader in Georgia over te nemen en die uit te bouwen tot een miljoenenbedrijf. In 1961, een jaar voordat hij besloot de politiek in te gaan, liet Carter zich op eigen verzoek bij de marine in de groep van niet-actieve reservisten plaatsen. De marine eerde de voormalige president in 2005 met de ingebruikname van de USS Jimmy Carter, een nucleaire snelle aanvalsonderzeeër van de Seawolf-klasse.[7]


[1] O.P. van Wiggen, ‘Helikopters vanuit Special Forces-perspectief’, Militaire Spectator 169 (2000) (4) 177.

[2] Jimmy Carter, White House Diary (New York, Farrar, Straus and Giroux, 2010) 530.

[3] Zie voor meer achtergrond over Eagle Claw onder meer: Jimmy Carter, Keeping Faith. Memoirs of a President (New York, Bantam Books, 1982) 506-524; Jimmy Carter, White House Diary, 420-424; Zbigniew Brzezinski, Power and Principle. Memoirs of the National Security Adviser 1977-1981 (New York, Farrar, Straus and Giroux, 1983) 486-500; Charlie A. Beckwith, Delta Force. A Memoir by the Founder of the U.S. Military’s Most Secretive Special-Operations Unit (New York, William Morrow, 2013).

[4] Otto Kreisher, ‘Desert One’, Air & Space Forces Magazine, 1 januari 1999.

[5] Stavros Atlamazoglou, ‘How a disastrous mission in Iran 40 years ago changed the way US special operators fight’, Business Insider, 4 november 2020.

[6] George C. Wilson, ‘Carter Is Converted To a Big Spender On Defense Projects’, The Washington Post, 29 januari 1980.

[7] United States Naval History and Heritage Command,Lieutenant James Earl Carter Jr., USN. 39th American President’.

Over de auteur(s)

Dr. Frans van Nijnatten

Frans van Nijnatten is eindredacteur van de Militaire Spectator.