Nathan Bedford Forrest, een Zuidelijke generaal in de Amerikaanse Burgeroorlog, had de gewoonte om zijn manschappen razendsnel te paard naar slagvelden te verplaatsen, waar ze de vijand dan stonden op te wachten als die eindelijk aan kwam kakken. ‘Get there the firstest with the mostest’ (‘Kom er het eerste met de meesten’) was zijn tactische motto.
Forrest was plantage-eigenaar in Mississippi en beunde bij als slavenhandelaar. Toen de oorlog uitbrak was hij een van de rijkste mannen van het Zuiden. Bijna 1.90 meter lang en de sabel aan beide randen gescherpt. Een doordouwer: werd hij omsingeld door de vijand zonder zijn eigen mannen om zich heen, vuurde hij eerst zijn pistolen leeg en greep daarna een vijandelijke militair bij zijn kraag, gebruikte die even als menselijk schild om aan het geweervuur te ontkomen en wierp hem dan opzij.
Waar Forrest onvoldoende mannen had, maakte hij een gebied gewoon onbruikbaar voor de vijand door niet aflatende guerrilla-aanvallen waarbij duizenden Noordelijke doden vielen. Na de oorlog gaf hij zijn gevecht om het behoud van de Zuidelijke way of life nog steeds niet op: hij werd de eerste Grand Wizard van de Ku Klux Klan.
Forrests tactiek kon niet worden verslagen; ‘het terrorisme’ is ook een tactiek die je niet kunt verslaan. Als je de oorlog verklaart aan het terrorisme kun je net zo goed de oorlog verklaren aan tactisch voetballen en denken dat je dat gaat winnen.
Maar Amerika en zijn bondgenoten blijven de War on Terror voeren. Sinds 2001 gooiden ze op zijn allerminst 326.000 bommen op Afghanistan, Irak, Syrië, Yemen, Libanon, Libië, Pakistan en Somalië. Dat zijn er gemiddeld 46 per dag. Als je dag in dag uit, twintig jaar lang, zegt dat je dat naar eer en geweten doet om het terrorisme te neutraliseren kraait er geen haan naar.
Amerika en zijn bondgenoten gaan tekeer als olifanten in een porseleinwinkel, maar zijn het nergens van het terrorisme aan het winnen. In de strijd voor hearts and minds leggen ze het ook af. Achttien jaar na de invasie is niet Amerika (noch bondgenoot de EU) de grootste handelspartner van Irak, maar China. Pakistan is de grootste handelspartner van Afghanistan, de Verenigde Arabische Emiraten de grootste van Somalië. Inmiddels gaat wel 66 procent van het vrij besteedbare Amerikaanse overheidsbudget naar het militaire apparaat, terwijl het aantal Amerikanen dat onder het bestaansminimum leeft toeneemt.
Dat moet je Europa, en Nederland, tenminste nog nageven. Hier neemt de armoede niet toe, maar alleen maar niet áf, en moet Defensie smeken om een beetje meer geld. In Forrests tijd nodigde je als leger dan gewoon een miljonair uit om generaal te worden in ruil voor financiering van nieuwe uniformen en geweren voor je manschappen. Forrest mocht ze als bedankje naar zichzelf noemen: ‘Forrest’s Cavalry Corps’ bleef onverslagen. In Afghanistan was er ook zo’n miljonair. Bin Laden had kunnen leven en sterven als stinkendrijke erfgenaam van zijn vader, een wegenbouwer, maar koos ervoor om met de moedjahedien te strijden voor zijn way of life. Osama is dood, maar zijn tactieken zijn onverslagen.
Met onze Defensie financieel op de knieën troosten we ons met de woorden van Martin Luther King: een land dat meer uitgeeft aan zijn oorlogsapparaat dan aan zijn armen, zoals Amerika, is ‘spiritueel dood’. King is ook dood, zijn strijd bleef onverslagen.