In zijn nieuwste boek beschrijft professor Andrew Lambert, auteur van onder meer Seapower Sates (2018) en British Way of War (2021), hoe Groot-Brittannië na de val van Napoleon I stabiliteit in Europa wist te behouden. De sleutelfiguur is de Duke of Wellington, voorheen een generaal, maar hier vooral een staatsman. De strategie is met twee politicologische begrippen te duiden: offshore balancing en ordering. Het machtsevenwicht tussen de grote continentale machten Frankrijk, Pruisen en Rusland werd in stand gehouden door een dreigende hegemonie door een van deze staten te voorkomen door steun (korte interventie, economische dwang of diplomatie) aan de andere zwakkere partij(en) zonder dat de Britten zelf langdurig met troepen op het vaste land aanwezig hoefden te zijn. Ordering hield in dat de verhoudingen tussen staten was vastgelegd met verdragen zoals het Weens Verdrag van 1815 en het Londense Verdrag van 1839 dat neutraliteit van de Lage Landen moest waarborgen. Ordering ging ook over de regulering van oorlogvoering. Voor de Britten was vooral het recht van blokkade en het beëindigen van de kaapvaart van groot belang.

Interventies

De Schelde met daarbij de havens van Antwerpen en Vlissingen vormde voor de Britten het strategisch epicentrum. Het was als het ware het pistool waarmee Napoleon een aanval op het Britse eiland kon lanceren. De kern van het systeem van Wellington bestond derhalve uit een ring van forten ten zuiden van Antwerpen als buffer waarmee in het geval van een Franse opmars tijd werd gekocht om hulp door Pruisen en Oostenrijk te organiseren. Lambert behandelt een reeks van interventies waarmee de strategie werd toegepast, zoals de Belgische Afscheiding (1830) die het systeem verzwakte en een complexe diplomatieke reparatie vereiste, een interventie in Palestina (Acre, 1840) waar Frankrijks clientstaat Egypte werd verslagen in een voor Frankrijk vernederende  slag waarbij Rusland uit Istanboel werd gehouden, de Krim-oorlog (1853-56) waarin samen met Franrijk Rusland werd verslagen, vele Frans-Britse conflicten en de Frans-Duitse Oorlog (1870) waarin de Britten dreigden de zijde van verdedigende partij te kiezen indien een van beide landen de neutraliteit van België zou schenden.

De methode die de Britten gebruikten bestond vooral uit het bombarderen van forten vanuit zee en economische blokkades, twee instrumenten die alleen toepasbaar waren als de Britten de heerschappij ter zee bezaten. Elke marine-uitbreiding van een continentale staat werd dan ook direct met een arms race beantwoord. Amfibische interventies met boots on the ground werden zo beperkt mogelijk gehouden. Begrijpelijk omdat de Britten een groot leger, ondanks het aandringen daartoe door Wellingon, ontbeerden. In plaats daarvan verkoos men de steun van geallieerde continentale partners.

Maritieme strategie verwaterd

Het boek bevat veel minder casuïstiek voor de periode tussen 1870 en 1914 en de verklaring hiervoor is duidelijk te lezen. De Britse Europastrategie is geen doel op zich maar slechts een middel om de aandacht op het koloniale rijk te kunnen richten. Dit rijk vergt steeds meer inzet van koloniale legereenheden. India, Zuid-Afrika en Canada vergden omvangrijke legereenheden van een land zonder dienstplicht. De Ierse kwestie alsmede een vanaf 1870 een toenemende militarisering, geopolitieke spanningen en een maatschappelijke trend van orde en discipline leidden er toe dat het Britse leger in deze periode aan invloed won en tegelijkertijd verwaterde de hiervoor beschreven (vooral) maritieme strategie. Uiteindelijk ontstond in 1914 de situatie waarin de Britse regering geen militaire strategie meer had en besloot de British Expeditionary Force, niet volgens Wellington-logica in en ter verdediging van België maar in Frankrijk, in feite onderschikt aan de Franse continentale strategie, in te zetten. Het gevolg was dat Duitsland de havens Oostende en Zeebrugge kon veroveren, waarmee de Britse heerschappij ter zee kon worden uitgedaagd en de Britten in een langdurige landoorlog verzeild raken.

Dialoog met de lezer

Het boek volgt de methode van applied history. Het is geen chronologische historische beschrijving. maar een continue dialoog met de lezer over de strategische betekenis van deze periode. Het inleidende hoofdstuk maakt duidelijk waar het de auteur om te doen is: contemporain strategisch debat. In 1945 hebben de Verenigde Staten de hegemoniale rol overgenomen en ook nu maakt offshore balancing een belangrijk onderdeel uit van de Amerikaanse strategie. De VS gaat echter op een andere wijze met seapower om. Voor de Britten was er geen alternatief en het gebrek aan een sterk leger dwong tot grote voorzichtigheid en terughoudendheid, alsmede een nadruk op diplomatie en alliantievorming. De VS legt veel meer de nadruk op power projection en dominantie met langdurige grondgebonden aanwezigheid als gevolg en daarmee samenhangend de uitdaging hoe dit vol te houden. De vergelijking tussen Rome en Carthago spreekt voor zichzelf.

No More Napoleons behandelt de in de security studies vaak gestelde vraag of, dan wel in welke omstandigheden seapower stabiliserend dan wel destabiliserend werkt. Twee keer citeert Lambert de liberale historicus en politicus Lord Acton (1834-1902): ‘a fleet with an army is an instrument of militarism. A fleet without an army is not’. Een maritieme macht zal daarom minder snel een bedreiging vormen zodat een vloot een goed instrument voor (dwangmatige) diplomatie kan zijn. Anderzijds is, ook voor een zeemacht, een beperkte legermacht onvermijdelijk. Wellington begreep dit zeer goed. Hij kon echter niet publiekelijk pleiten voor een leger dat België moest bezetten. Daarom beriep hij zich op de invasiedreiging. Wellington wist dat Frankrijk de invasie alleen als dwangmiddel gebruikte en niet met de daadwerkelijk intentie Groot-Brittannië binnen te vallen. Uiteindelijk groeide het Britse leger veel meer dan volgens Lambert nodig zou zijn geweest. Hij spreekt verwijzend naar de Duitse luxury fleet over een Britse leger luxury.

De historisch analyse van Lambert laat door het belichten van techniek (ontwikkeling stoom en granaten), het onderwijssysteem, buitenlandpolitiek, het gebruik van kunst en schilderijen als information warfare, spionage, ontwikkeling van wetenschap (navigatie), binnenlandse politiek, cultuur en maatschappelijke tendensen zien hoe en waarom de Britse strategie werkte en hoe die vastliep. Juist de samenhang is nodig voor het begrip en dit laat overtuigend zien wat het belang is van coherentie van de toegepaste militaire logica – het Wellington systeem – en deze, veel minder goed beheersbare, context waarin de militaire strategie wordt gevormd. Lamberts boek is een aanrader voor iedereen die is geïnteresseerd in strategie en een voorbeeld van welk inzicht de historicus aan security studies kan bieden.    

KTZ drs. Henk Warnar – NLDA

No More Napoleons

How Britain managed Europe from Waterloo to World War One

Door Andrew Lambert

New Haven (Yale University Press) 2025

ISBN 9780300275551 – 588 blz.

Nappie

Over de auteur(s)

KTZ drs. H. Warnar

Henk Warnar is universitair hoofddocent maritiem optreden aan de Nederlandse Defensie Academie.