Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) doet sinds 75 jaar wetenschappelijk onderzoek naar oorlogsgeweld. Naar aanleiding daarvan verscheen Oorlog in onderzoek, een reeks artikelen afkomstig van auteurs die zelf betrokken waren of zijn bij het NIOD. Dan dreigt het spreekwoordelijke risico van de slager die zijn eigen vlees keurt, maar daarover later meer.
Het belangrijkste doel van de bundel is de lezer inzicht te geven in de thema’s en discussies die in de afgelopen 75 jaar een rol binnen het NIOD hebben gespeeld. Die discussies hebben ‘niet alleen maar bevredigende resultaten opgeleverd, maar ook tot momenten van frictie en wrijving – ‘oorlog’ zo u wilt – geleid. Sommige daarvan zijn algemeen bekend, andere zijn vooralsnog binnen de muren van het NIOD gebleven’ (blz. 13). Het resultaat van dit alles zou, in de woorden van de redactie, een publicatie moeten zijn ‘…die goed toegankelijk zou zijn voor een breed publiek. Dat is een van de redenen geweest om ons te beperken tot een bescheiden aantal literatuurverwijzingen en geen notenapparaat op te nemen’ (blz. 191). Aan de ene kant is die keuze te begrijpen maar aan de andere kant is te verwachten dat, gelet op het karakter van deze bundel, hij níet door een heel breed publiek gelezen zal worden, maar juist door materiedeskundigen die wel een paar noten en verwijzingen aankunnen. Sterker, voor hen zijn die van toegevoegde waarde.
Overzichtswerk
Op 8 mei 1945, drie dagen na de bevrijding, opende het instituut, toen nog onder de naam Rijksbureau voor Oorlogsdocumentatie, zijn deuren. Het verzamelen en ordenen van aan de Tweede Wereldoorlog gerelateerd materiaal was de hoofdtaak. Dat moest resulteren in een aantal publicaties waarna het bureau – naar verwachting rond 1960 – dicht zou kunnen.
Dat liep echter anders. Uiteindelijk moest er een groot overzichtswerk over de bezetting komen, wat uitmondde in de bekende veertiendelige serie Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van prof. dr. Loe de Jong. Deze voor het instituut beeldbepalende reeks is een gezaghebbende studie geworden, wat niet wil zeggen dat er geen kritiek op is gekomen, integendeel. Waarschijnlijk is geen Nederlands historicus in de media zoveel besproken, becommentarieerd en bekritiseerd als De Jong. En geen onderwerp uit Het Koninkrijk heeft tot zoveel controverse geleid als de delen die gewijd zijn aan de Japanse bezetting van Nederlands-Indië en vooral de daaropvolgende dekolonisatieoorlog. Veteranen uit die oorlog protesteerden heftig tegen de passages waarin De Jong Nederlandse excessen vergeleek met die door Duitsers en Japanners werden begaan. De Indiëgangers pleitten voor een derde Politionele Actie onder de naam Operatie MADJOMODO (MAak De JOng MOnd DOod).
Ook vanuit militair-historische kring was er kritiek, bijvoorbeeld op het feit dat De Jong nauwelijks eigen onderzoek deed en teveel bleef hangen in het stereotype goed/fout-beeld uit de oorlog. Toch typeert Herman Amersfoort in de baanbrekende studie Mei 1940. De strijd op Nederlands grondgebied deel drie van Het Koninkrijk, dat over diezelfde strijd gaat, als ‘…een geslaagde synthese van de toen beschikbare literatuur’.
Breder onderzoeksterrein
In 2010 fuseerde het NIOD met het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies onder de nieuwe naam NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies. Het onderzoeksterrein verbreedde zich daarmee naar brandhaarden als Syrië, Rwanda en natuurlijk ook Srebrenica. De impact van dat laatste onderzoek bleek groot en dat resulteerde onder meer in de val van het tweede kabinet-Kok (16 april 2002) en een parlementaire enquête (juni 2002-januari 2003). In zowel het onderzoek als de enquête werd uiteindelijk the rank and file van Dutchbat goeddeels van blaam gezuiverd en werd de verantwoordelijkheid wat betreft de Nederlandse rol bij de gebeurtenissen in Srebrenica primair gelegd bij de politieke en militaire top van Nederland.
Na lezing van Oorlog in onderzoek resteren een aantal vragen. Bijvoorbeeld waarom de bundel nergens stilstaat bij een – zeker in deze tijd – politiek beladen onderwerp als de Armeense genocide. Een andere vraag is waarom alle (oud)directeuren ruimschoots aan het woord komen, behalve de van de Sectie Militaire Geschiedenis van de Koninklijke Landmacht afkomstige Kees Schulten. Zo blijft onvermeld dat hij de drijvende kracht was achter de verhuizing naar het huidige monumentale NIOD-pand aan de Herengracht in Amsterdam. Onvermeld blijft ook de omstreden bundel Een mol op Soestdijk, die hem bij zijn afscheid werd aangeboden. Zijn dit voorbeelden van die ‘momenten van frictie en wrijving – ‘oorlog’ zo u wilt’, waar de redactie van deze bundel naar verwijst? Ten slotte een kleine slordigheid in relatie tot Schulten: de ene keer duurt zijn directeurschap tot 1995 (blz. 89), een andere keer tot 1996 (blz. 11).
Dan nu het antwoord op de prangende vraag of hier nu een slager zijn eigen vlees aan het keuren is. Dat blijkt mee te vallen. Zo toont oud-onderzoeker/voorlichter David Barnouw zich bijvoorbeeld uitermate kritisch over de fusie tussen het NIOD en het Centrum voor Holocaust- en Genocidestudies. ‘Het unieke van het NIOD gaat verloren’, aldus Barnouw. En op de vraag of het NIOD na de fusie nog wel een A-merk is, antwoordt hij onomwonden ‘nee’.
(Jonge) militairen die dit boek lezen, zullen zich af en toe over details achter de oren krabben. Bijvoorbeeld daar waar de auteurs spreken over een ‘gepensioneerde oud-kolonel’ in plaats van een kolonel buiten dienst (blz. 29). Of over ‘oorlogsvoering’ waar ‘oorlogvoering’ toch echt de juiste term is (blz. 160). Waarom zouden zulke militairen toch kennis moeten nemen van het NIOD, de geschiedenis van het instituut en de studies die het verzorgt? Oud-directeur Hans Blom is daar duidelijk over: ‘Het is niet zo dat het verleden panklare oplossingen voor actuele kwesties kan bieden, maar door historische studie kan wel meer inzicht in de hedendaagse problematiek worden verkregen. We kunnen altijd nog hopen – en daar komt de optimist in mij boven – dat dit dan ook tot betere beslissingen leidt.’ (blz. 110). Niet onbelangrijk, ook voor leidinggevenden bij Defensie.
Drs. Jan Schoeman
Oorlog in onderzoek
75 jaar NIOD
Marjo Bakker, Hinke Piersma, Jeroen Kemperman en Petra Drenth (red.)
Amsterdam (Uitgeverij Boom) 2020
192 blz. – ISBN 9789024430932