Welke rol kunnen reservisten spelen bij de dringend noodzakelijke toenadering tussen het bedrijfsleven en defensieorganisaties en heeft de Russische aanval op Oekraïne wel echt geleid tot een sense of urgency? Op die vragen probeerden deskundigen en publiek een antwoord te vinden tijdens het winterseminar van de reservistenorganisatie CIOR in Gummersbach. Onder het thema ‘Strengthening relations between military and economy’ lieten diverse sprekers hun licht op de kwestie schijnen en vertelden hoe geleerde lessen in hun landen zouden kunnen bijdragen aan een breed gedragen ‘integrated resilience’.
De Confédération Interalliée des Officiers de Réserve/Interallied Conferderation of Reserve Officers (CIOR) is in 1948 opgericht en vertegenwoordigt 1,3 miljoen reservisten in NAVO-landen en geassocieerde lidstaten zoals Zwitserland en Oostenrijk. Het Seminar Committee is het academisch platform van de CIOR. Onderwerpen van recente seminars waren onder meer China, de Krim, IS, Afrika en de Noordpool.
‘Toen ik in 1992 mijn eerste militaire training kreeg, dacht ik niet dat er ooit nog oorlog zou komen in Europa’, zei majoor Andre Lilleleht, secretaris-generaal van de Estse voorzitterscommissie van de CIOR, in zijn openingswoord.[1] Na de Russische invasie van Oekraïne in februari 2022 is in oostelijke NAVO-landen als Estland in militaire en civiele kringen het acute gevoel opgekomen dat de alliantie niet klaar is voor een scenario waarin Moskou richting het Westen zou toeslaan. Volgens veiligheidsdeskundigen heeft de Russische krijgsmacht vanwege de inzet in Oekraïne momenteel niet de capaciteit om NAVO-landen grootschalig aan te grijpen, maar zou dit over enkele jaren, na een recuperatieperiode, wel degelijk kunnen. ‘We moeten daarom nu snel handelen om voorbereid te zijn’, zei Lilleleht. Militaire voorbereidingen kosten nu eenmaal tijd en bij een ernstinzet zal een cruciale rol weggelegd zijn voor reservisten.
Reservisten uit Estland tijdens een oefening: in oostelijke NAVO-landen is het gevoel dat de alliantie niet klaar is voor ernstinzet veel acuter dan in het westen. Foto Eesti Kaitsevägi
Luitenant-kolonel Hans Garrels, voorzitter van het Seminar Committee van de CIOR, wees er op dat reservisten niet alleen hun militaire training dienen te krijgen, maar ook de kans om door congressen als in Gummersbach te leren over actuele geopolitieke kwesties die de veiligheid van de lidstaten van de alliantie raken. Volgens Garrels hebben reservisten zelfs een unieke positie, omdat zij thema’s vanuit zowel civiel als militair oogpunt kunnen zien.
Zwart-wit ligt het volgens hem na de Russische invasie niet: ‘Op het gebied van veiligheid heersen eerder ‘fifty shades of grey’’. Als voorbeeld noemde hij ‘de dagelijkse cyberaanvallen tegen NAVO-landen en andere partijen’, waar de journalist Huib Modderkolk enkele jaren geleden al een boek over schreef, maar een realiteit die bij veel mensen maar moeizaam lijkt door te dringen.[2] Het opschorten van de dienstplicht in veel NAVO-landen ziet Garrels als een van de oorzaken van de wijdverbreide gemoedsrust: ‘Toen ik mijn civiele carrière startte in financiën, waren bijna alle directieleden actieve of post-actieve reserveofficieren. In de hele maatschappij waren er zulke natuurlijke verbindingen tussen de civiele en militaire wereld. Je hoefde niets uit te leggen, want netwerken, kennis en begrip waren uitgebreid voorhanden. Dat is allemaal verloren gegaan en momenteel kennen krijgsmachten en bedrijfsleven elkaar niet meer. Daar ligt een enorme uitdaging, want het belemmert onze inspanningen om ‘resilient societies’ te worden’.
Jongeren als reservist
Luitenant-generaal Markus Laubenthal, plaatsvervangend Commandant der Strijdkrachten van de Bundeswehr, noemde de weerbaarheid en het uithoudingsvermogen van westerse samenlevingen inderdaad een punt van grote zorg. Na de Russische annexatie van de Krim in 2014 hadden alle alarmbellen al af moeten gaan. Uiteindelijk leidde de invasie van Oekraïne in 2022 tot de Zeitenwende-toespraak van bondskanselier Olaf Scholz, terwijl voor de Bundeswehr een speciaal investeringsfonds van 100 miljard euro is opgezet. Volgens Laubenthal zijn de investeringen hard nodig om de capaciteiten van de krijgsmacht op te bouwen wil die na decennia van expeditionaire inzet de taak van deterrence en defensie in NAVO-verband weer op zich kunnen nemen. Uiteindelijk is het ook de kracht van de reserve die conflicten kan beslissen, en daarom is er in Duitsland geen tijd te verliezen bij de wederopbouw van zulke eenheden. Vooral het aantrekken van jongeren die nog nooit met de Bundeswehr in aanraking zijn geweest en ook nooit overwogen hebben om reservist te worden, zal een flinke klus zijn. De bureaucratie moet gesloopt worden, terwijl het materieel waarmee reservisten moeten oefenen er ook echt moet zijn. Militairen die de Bundeswehr verlaten worden automatisch zes jaar reservist en ook voor hen is een taak weggelegd bij werving van collega’s. Laubenthal zei dat bedrijven de verzekering krijgen dat de Bundeswehr hun personeel niet eindeloos zal claimen, want de jaarlijkse oefening duurt nu twee weken. In 2025 moet het wel mogelijk zijn 30 procent van de reserve binnen 48 uur inzetgereed te hebben.
Annelies van Vark: ‘In Nederland denkt het grootste deel van de bevolking nog steeds dat verdediging alleen een taak van de krijgsmacht is’. Foto Militaire Spectator
Welk model?
Dr. Patrick Hofstetter, lector aan de Militärakademie in Zürich, noemde in dit verband het aloude probleem waarmee krijgsmachten in democratieën nu eenmaal kampen: ‘In oorlogstijd zijn ze te klein en in vredestijd zijn ze altijd te groot’. Het instandhouden van een reserve kan een tussenoplossing bieden of de oplossing zijn, zoals in Zwitserland, waar de krijgsmacht 143.000 leden telt, van wie er slechts 700 beroepsofficier zijn. ‘Iedere Zwitser krijgt 18 weken militaire training, daarna ben je soldaat. De besten gaan door als onderofficier, de besten daarvan worden officier. De officieren hebben als belangrijkste taak het coachen van de leiders en de trainers van de diverse eenheden.’ Een belangrijk facet van de Zwitserse praktijk is dat leiderschapsfilosofieën uit de militaire en civiele branche elkaar raken en dat beide proberen daaruit de beste toepassingen te destilleren.
Kan het Zwitserse model uitkomst bieden voor andere landen? Of zijn er alternatieven en zijn die wellicht beter? Senior coördinerend adviseur Transitie bij Defensie Annelies van Vark lichtte op het seminar haar promotie-onderzoek toe, waarin zij de whole-of-society approach in Nederland vergelijkt met Finland en Zweden. ‘Finland en Zweden hebben het total defence model, waarbij naast de krijgsmacht de hele maatschappij betrokken is, met tevens economische en psychologische dimensies. Zo wordt aan de hele bevolking geappelleerd bij het verdedigen van het land. In Nederland denkt het grootste deel van de bevolking nog steeds dat verdediging alleen een taak van de krijgsmacht is en dat burgers daar niets mee hoeven.’
In haar onderzoek is het Van Vark opgevallen dat de gevechtsbereidheid onder de Nederlandse bevolking relatief laag is, terwijl slechts 35 procent van de jongeren zegt dat het belangrijk is om in een democratie te leven. De sense of urgency lijkt te ontbreken. In plaats van de krijgsmacht zo ver mogelijk uit het zicht te stoppen, zoals de Nederlandse gewoonte lijkt te zijn, zou het beter zijn jonge mannen en vrouwen actief te gaan oproepen voor de dienstplicht. Tegelijkertijd zouden reservisten een goede liaison kunnen zijn tussen bedrijfsleven en krijgsmacht, omdat zij beide omgevingen kennen en lessen voor het verbeteren van werkprocessen kunnen toepassen. Huidige projecten voor een schaalbare krijgsmacht zouden daar ook van kunnen profiteren. In deze tijd van hybride dreigingen – ‘Expect the unexpected’ – is het volgens Van Vark niet mogelijk zonder brede inzet van de bevolking militaire en economische veiligheid te garanderen, maar op termijn ook geen digitale, logistieke, medische en productiezekerheid.
Socialmediareclame van de Amerikaanse mariniers: het werven van vakmensen van buiten kan inventieve oplossingen opleveren voor defensieorganisaties. Foto US Marine Corps
Inventieve reservisten
Het ontwikkelen van nieuwe technologieën – al dan niet dual-use – is kenmerkend voor krijgsmachten, maar vindt in het Westen nooit plaats zonder een ferme input van gespecialiseerde bedrijven. Voor het bedrijfsleven is het echter niet altijd eenvoudig relaties met defensieorganisaties aan te knopen; militairen wisselen vaak van functie, terwijl materieelprojecten meestal een kwestie van lange adem zijn. Door hun brede blik en duale organisatiekennis kunnen reservisten in sommige gevallen met inventieve oplossingen komen en de synergie daarmee een boost geven. Voorbeelden van sectoren die hier al de nodige ervaring mee hebben en die in Gummersbach hun ervaringen deelden zijn aanbieders van droneservices en particuliere bedrijven voor cyberveiligheid, voertuigonderhoud en duurzaamheidstechnieken voor het reduceren van de nu nog omvangrijke CO2-footprint van krijgsmachten. In de meeste gevallen leidt een dergelijke samenwerking voor een krijgsmacht tot kostenbesparing en meer efficiency.
Maar alleen het aanhalen en innoveren van de banden tussen krijgsmachten en bedrijven, met reservisten als aanjager, is in deze tijd niet genoeg. Hans Garrels: ‘Er moet ook politieke wil zijn en de urgentie zal echt gevoeld moeten worden willen we in het Westen een niveau van integrated resilience bereiken dat volstaat om onze opponenten af te schrikken’.
[1] Het CIOR Seminar 2024 vond plaats van 28-30 januari op de Theodor Heuss Akademie in Gummersbach.
[2] Huib Modderkolk, Het is oorlog maar niemand die het ziet (Amsterdam, Uitgeverij Podium, 2019); Frans van Nijnatten, ‘Een ongekende digitale wapenwedloop. Huib Modderkolk over internet, privacy en spionage’, Militaire Spectator 188 (2019) (9) 452-455.