Nederland blijft deelnemen aan de EU-vredesmissie EUFOR Althea in Bosnië-Herzegovina en stuurt er later dit jaar maximaal 175 militairen heen.[1] Het Balkanland, sinds de bloedige burgeroorlog van begin jaren negentig verdeeld, blijft politiek instabiel en Rusland wakkert de onrust aan. Recent reisde een groep studenten van de Rijksuniversiteit Groningen onder leiding van dr. Sipke de Hoop door het gebied en zij ontmoetten in Bosnië naast de plaatselijke bevolking ook docenten militaire geschiedenis van het NIMH en veteraan luitenant-kolonel b.d. Paul van Harten. De Militaire Spectator was ter plaatse en bracht studenten na de reis met Van Harten rond de tafel voor een gesprek. Waarom ging Van Harten (rotatie Victor 10) destijds vrijwillig naar Bosnië? En welke indruk maken de bespreekpunten Mostar, Sarajevo en Srebrenica op de studenten? ‘Ook voor cadetten zou deze reis erg nuttig zijn’, zegt professor dr. Arthur ten Cate. De casus-Bosnië, nog altijd inzet van historisch en militair-operationeel debat, omvat lessen die van toepassing zijn op moderne conflicten zoals de huidige oorlog in Oekraïne en een eventuele crisisbeheersingsinzet daarna.

Na een tocht die hen al door Kroatië en Montenegro heeft gevoerd luistert de groep studenten op zondagavond in de conferentiezaal in Hotel Europe in Sarajevo geboeid naar de uitleg van luitenant-kolonel Dion Landstra over het mandaat waarmee VN-militairen en -waarnemers (UNMO’s) op de Balkan – en specifiek in de Bosnische Oorlog – in het tijdvak 1991-1995 hun werk moesten doen. Landstra analyseert hoe het mandaat van de VN-missie UPROFOR tot stand kwam en wat dat inhield. Aan het einde ontspint zich een discussie, die draait om de vraag of de Nederlandse regering en de landmacht op de verkeerde paragraaf van het mandaat gefocust hebben en meer hadden kunnen of moeten doen. Studenten Tim Buruma, Mathijs Koopman en Patrick Smid horen Landstra’s voordracht voor de tweede keer: de eerste keer, bij het vak Vrede en Veiligheid  in Groningen, lag de nadruk op de niveaus van militair optreden. ‘Nu kwam meer naar voren dat militair historici een nieuw onderzoeksidee willen poneren, dat inhoudt dat Dutchbat meer had mogen doen volgens het VN-mandaat en misschien ook meer had moeten doen’, zegt Buruma.[2]

Lkol Dion Landstra gaat tijdens een college in Hotel Europe in Sarajevo dieper in op het VN-mandaat en hoe dat in Nederland werd opgevat. Foto Militaire Spectator, Frans van Nijnatten

Is er in dit complexe dossier, waarin velen aan interpretatie doen, wel één ‘waarheid’ te vinden? Nieuwsgierig naar wat er in juni en juli 1995 in Srebrenica en Potocari gebeurde en waar de verantwoordelijkheid voor bepaalde beslissingen lag luisteren de studenten de volgende dag bij Zeleni Jadar, de zuidelijkste punt van de safe area, hoe prof. dr. Arthur ten Cate de diepe wortels van het conflict blootlegt. Sinds een groep Bosniërs onder de Turkse overheersing in de 15e eeuw overging op het islamitische geloof vormden zij een derde geloofsgroep, naast orthodoxe Serviërs en katholieke Kroaten. Bij het uiteenvallen van Joegoslavië begin jaren 90 hitsten nationalistische (Bosnische) Serviërs de eigen groep op in een poging de zeggenschap in Bosnië te behouden. Gesteund door het Joegoslavische leger wilden deze nationalisten de gebieden met Bosnische (Moslim)meerderheden in het oosten van het land, dicht tegen de grens met Servië, voor altijd van de kaart vegen. De geschiedenis komt tot leven op de T-splitsing waar de studenten en docenten staan. Het is een vlak stuk vallei in bergachtig terrein, waar Bosnisch-Servische troepen zich konden verzamelen om onder dekking van artillerievuur verder naar het noorden en Srebrenica-stad op te rukken. Bij Zeleni Jadar was VN-Observation Post Echo, bemand door Nederlandse militairen, ingericht om over beschietingen en troepenbewegingen te rapporteren. Op 3 juni 1995 zetten de Bosnische Serviërs de aanval op deze positie in – waarbij zij om te intimideren continu net langs en over de OP vuurden – en veroverden zij Echo binnen een half uur. De Nederlanders trokken zich terug. Tijdens de aanval op Echo vroeg de Nederlandse militaire leiding om luchtsteun, maar de VN-hoofdkwartieren in Sarajevo en Zagreb hielden dat tegen, uit vrees dat VN-waarnemers die de Serviërs sinds mei in gijzeling hielden en als levend schild gebruikten, vermoord zouden worden. Volgens Ten Cate lieten de VN en de NAVO zich hier in hun kaarten zien, waardoor de Serviërs overtuigd raakten dat zulke aanvallen ongestraft zouden blijven en zij zich zelfs konden wagen aan een aanval op de gehele ‘Safe Area’ Srebrenica. Zij zagen de enclave als strategisch risico en als legitiem doelwit omdat zich daar tussen de bevolking en duizenden vluchtelingen ook Bosnische strijders bevonden, die regelmatig uitvallen en strooptochten in het omringende Bosnisch-Servische gebied ondernamen.

De studenten op de plek waar Raviv van Renssen om het leven kwam door een Bosnische handgranaat. Foto Militaire Spectator, Frans van Nijnatten

Door het stoffige Bosnisch-Servische landschap met armoedig aandoende huizen bereikt de bus met studenten het volgende bespreekpunt, de plek waar OP Foxtrot stond. Op 6 juli 1995 begonnen de Serviërs hier hun slotoffensief en Landstra legt uit hoe soldaat Raviv van Renssen het leven verloor door een Bosnische granaat toen de Nederlanders zich met hun pantservoertuig wilden terugtrekken. Opnieuw bleef close air support uit terwijl die wel was aangevraagd. Op de plek waar Van Renssen sneuvelde drommen de studenten samen rond de gedenkplek die daar is ingericht. De foto bij het monument is duidelijk verbleekt door de weersinvloeden. Na de verovering van OP Foxtrot gaven Nederlanders op andere posten zich over aan de Serviërs, ook omdat zij de Bosnische strijders niet meer vertrouwden. De docenten leggen uit dat dit een kantelpunt was, want de Serviërs misbruikten de Nederlanders hierna als gijzelaars om luchtaanvallen af te schrikken en dat werkte. De blocking positions, die de Nederlanders rond en in Srebrenica-stad innamen na het opgeven van de OP’s en vanwaar zij vuur uitbrachten op de Serviërs, bleken eveneens onhoudbaar.

Van Harten wijst er ook op dat het aantal Dutchbat-militairen in de loop van 1995 geslonken was van 600 naar zo’n 300, omdat de Serviërs, vooral in de periode van Dutchbat III, de vervangers bij een verlofsrotatie wel lieten inreizen, maar verhinderden dat zij naar Srebrenica konden. Dat was een grove nalatigheid van de VN, die tevens toestond dat de Serviërs voedselkonvooien naar Srebrenica en andere enclaves blokkeerden of treineerden. De uitrusting van de Nederlanders was niet in orde – Van Harten sprak op Veteranendag met een Dutchbat III-veteraan die beaamde dat bij het schoonmaken van de magazijnen de hulzen van de patroonkoppen loskwamen – en de bewapening was door de inbreng van de Nederlandse politieke en militaire leiding ver teruggeschroefd. Tim Buruma: ‘Het besluit om het 25mm-kanon van de YPR te halen kwam van de landmachtleiding, die de Luchtmobiele Brigade wilde presenteren als ‘onze’ nieuwe beroepseenheid, die niet mocht optreden als pantserinfanterie, want dat was zogenaamd ‘oud’. Majoor Rob Franken en kapitein Jelte Groen opperden het inzetten van de TOW, maar dat is vanuit het hogere dek afgeschoten’. ‘De kritiek is zeker terecht’, zegt Van Harten. ‘Toch denk ik dat, als het in die omstandigheden op vechten was aangekomen, een wespennest getriggerd zou zijn, want door onvoldoende inzetbaar materieel, wapens en personeel had de uitkomst van een mogelijk gevecht er bijzonder slecht uit kunnen zien. De volledige hoop was gevestigd op close air support en het is niet mogelijk om te bepalen of dat de Serviërs tegengehouden zou hebben. De uiteindelijke aanval van een Nederlandse F-16 leverde slechts de dreiging van Mladic op dat hij de 30 in Bratunac vastgehouden militairen zou laten ombrengen. In een worst-case scenario waren er 300 bodybags naar Nederland gekomen.’

In het herdenkingscentrum in Potocari geven de tentoonstellingen en films het drama van Srebrenica realistisch weer. Foto Militaire Spectator, Frans van Nijnatten

Emoties in Potocari

Diezelfde middag vormen de studenten zich in Potocari, op de voormalige hoofdcompound van Dutchbat iets ten noorden van Srebrenica-stad, een verder beeld van de omstandigheden waarin de Nederlandse VN-militairen en de Bosnische bevolking en vluchtelingen zich destijds bevonden. Eerder op de dag hebben enkele docenten die route al zonder problemen gereden, maar nu krijgen zij een politieauto met sirene en zwaailicht achter zich aan. Op de vraag wie er die ochtend aan het stuur geflitst werd luidt het eerlijke antwoord: ‘Van Harten’, maar die is al uitgestapt en zegt, rustig op een broodje kauwend, dat de Bosnisch-Servische politieagent maar naar hem toe moet komen als hij iets van hem wil. Onder de studenten oogst Van Harten bewondering als hij mee moet naar het bureau. Hij weigert het proces-verbaal te ondertekenen omdat hij niet kan lezen wat er staat, waarna de Kroatische chauffeur van de studentenbus als tolk optreedt. Iemands etnische afkomst was en is de eerste vraag die in Bosnië gesteld wordt. Na het betalen van de boete verlaat Van Harten uiteindelijk het PTT-gebouw, toevallig dezelfde plek waar VN-generaal Philippe Morillon in 1993 beloofde dat de VN-macht de Bosniërs zou beschermen, wat bij veel Moslims, maar ook wereldwijd in militaire en politieke kringen, tot de misvatting leidde dat die belofte volledige bescherming tegen de Serviërs zou betekenen. ‘Bosnië laat aan de hand van een actuele casus zien hoe de conceptualisering van een missie van mandaat naar militaire uitvoering kan lopen, wat de gevolgen van bepaalde keuzes kunnen zijn en hoe belangrijk leiderschap is’, zegt Ten Cate.

De voormalige compound van Dutchbat in Potocari is als herdenkings- en onderzoekscentrum ingericht. Onder het mom dat zij naar strijders zochten vermoordden de Serviërs op 11 juli 1995 en in de volgende dagen meer dan 8.000 Bosnische mannen en -jongens, onder wie velen die al uit de enclave gevlucht waren. In het centrum vertelt gids Azir hoe hij zelf als 13-jarige aan de dood ontsnapte doordat hij snel onder de hoede van een vrouw wist te komen. De tentoonstellingen en films in het herdenkingscentrum geven het drama realistisch weer en roepen onder de studenten en docenten sterke emoties op. En steeds popt weer de vraag op: had de VN, de NAVO of Nederland deze genocide kunnen voorkomen? ‘Het doet me denken aan Arlington’, zegt een student als hij over de uitgestrekte begraafplaats tegenover het herinneringscentrum loopt. Maar anders dan op de Amerikaanse begraafplaats bij Washington liggen hier in Potocari duizenden slachtoffers van massamoord.

In 2022 maakte de Nederlandse regering excuses aan de nabestaanden van de genocide van Srebrenica en aan veteranen van Dutchbat III die destijds in de enclave waren. Door de geheel terechte aandacht voor Srebrenica komen andere Bosnië-veteranen minder in het nieuws. Om oud-collega’s een stem te geven is Van Harten mede oprichter van de Vereniging van UNMO’s en ECMM’ers (VvUE), die opkomt voor de erkenning en waardering van voormalige waarnemers van de VN en de EU en hen naar de juiste hulploketten wil kunnen verwijzen als zij dat nodig hebben. De vereniging presenteerde zich op de afgelopen Veteranendag met een stand op het Malieveld in Den Haag aan een breder publiek. Ad van de Kreeke, de voormalige UNMO die de erkennings- en waarderingscommissie van de VvUE leidt, presenteerde er zijn nieuwe boek.[3] De inzet is dertig jaar geleden, maar de herinneringen aan de tijd in Bosnië zijn bij hem en toenmalige collega’s springlevend. ‘Wat betreft erkenning en waardering is de categorie van waarnemers nooit gehoord geweest. Het decoratiebeleid bepaalt dat voor 1 juni 2001 geen gevechtsinsignes worden uitgereikt, terwijl meerdere waarnemers onder gevechtsomstandigheden hun werk zijn blijven doen’, benadrukt Van Harten. Hij beseft dat de oprichting van de VvUE, die ook terugkeerreizen wil gaan aanbieden, laat komt, ‘maar misschien kunnen we sommige veteranen nog net die laatste strohalm bieden waaraan ze zich op kunnen trekken’.

In Mostar, waar hij als UNMO werkte, geeft luitenant-kolonel b.d. Paul van Harten een toelichting op de toenmalige militaire situatie. Foto Militaire Spectator, Frans van Nijnatten

Waarnemen in Mostar

Van Harten heeft voor de reis een brochure voor de studenten gemaakt, waarin hij beschrijft hoe hij van december 1993 tot februari 1994 als waarnemer in Mostar werkte en daarna, na de eerste explosie op de Markale Markt, als versterking naar Sarajevo werd gestuurd. Van Harten is nu voor de tweede keer terug bij het gedeelte van het woonhuis dat de VN toen huurde in het oosten van de stad. In de stromende regen schetst hij voor de studenten de werkomstandigheden in oorlogstijd, die niet alleen primitief, maar ook ronduit gevaarlijk waren. Hij wijst naar de buitentrap die naar de wc leidde, maar die hij en zijn collega’s niet konden gebruiken zonder doelwit te worden van Kroatische scherpschutters. Iedere dag brachten de UNMO’s rapport uit aan het VN-hoofdkwartier in Sarajevo, onder meer over granaatinslagen, schietincidenten en doden en gewonden. Van Harten vertelt dat de UNMO’s elke ochtend besprekingen hadden met het Bosnische 4 Corps Mostar Brigade en dat korte bestanden, die op zich altijd al een uitzondering waren, meestal als eerste door de Bosnische Kroaten werden geschonden. Nederlandse UNMO’s hadden niet de nationale driekleur op hun gevechtspak; zij maakten zelf een aangepast embleem om geen verwarring te scheppen met het rood-wit-blauw van de Kroatische vlag. Van Harten wijst naar de top van de tegenover gelegen berg Hum, waar de Kroaten luchtafweergeschut hadden staan om Moslimstellingen in het dal te kunnen beschieten. ‘Voor mijn uitzending had ik het boek van Gerard Wondergem, Je komt anders terug, over zijn ervaringen in Bosnië, gelezen. Ik heb toen ook veel met hem gesproken en over de beschietingen op zijn observatiepost in Sarajevo heeft hij geen woord gelogen. Wie destijds vrijwillig naar Bosnië ging moest een flinke dosis motivatie hebben. Persoonlijk wilde ik weten of ik mijn uniform waard was, en achteraf vind ik zelf van wel. Onder penibele omstandigheden ben ik blijven functioneren; als ik dat niet had gekund, had ik uit moeten kijken naar een andere betrekking dan beroepsmilitair.’

Bij de familie Cucurovic, in het huis naast Van Hartens toenmalige woon- en werkplek, worden de overste b.d., de studenten en NIMH-docenten hartelijk ontvangen. In een overvolle woonkamer gaat Halil Cucurovic rond met de fles en schenkt kleine glaasjes rakija in. Katharina spreekt Duits en zo komen de Nederlandse bezoekers het verhaal van het echtpaar te weten. Naast alle fysieke ontberingen, zoals voedsel-,en stroom- en drinkwatergebrek, kenden zij in de oorlog de extra last van een gemengd huwelijk, waarbij de katholieke Katharina en de islamitische Halil van alle kanten verguisd werden. ‘Ze zijn dus hun hele leven lang verketterd, ook door hun eigen buren’, constateert student Mechiel Hoenink. ‘Dat er zulke bizarre etnische spanningen zijn had ik zelf voor de reis niet verwacht’. De situatie in Bosnië, waar president Milorad Dodik, een Bosnische Serviër, afgelopen februari bij verstek tot een jaar celstraf werd veroordeeld wegens ondermijning van het staatsgezag en het saboteren van de Dayton Akkoorden van 1995,  toont aan dat een oorlog altijd diepere dimensies kent en cultuurstudie voor militairen die op uitzending gaan een strikte noodzaak is. Om te provoceren hield Dodik op het moment van de uitspraak een rede voor aanhangers in Banja Luka en hij bevindt zich nog altijd op vrije voeten omdat zijn arrestatie tot oncontroleerbare onrust zou kunnen leiden. Waarom zijn de etnische bevolkingsgroepen in Bosnië zo van haat vervuld? ‘Ook ik kan die vraag niet beantwoorden’, zegt Katharina in haar huiskamer vol studenten.

Een vuurtrekkend object

Van Harten beveelt de studenten het Museum of Crimes Against Humanity and Genocide 1992-1995 in Sarajevo aan. Hij benadrukt dat iedereen, bij het bestuderen van de situatie op de Balkan toen en nu, moet beseffen dat elke partij de situatie naar eigen goeddunken inkleurt. De pers doet dat volgens hem ook. ‘De third party in de oorlog in Bosnië waren de media’, zegt Van Harten. In het gesprek met de studenten, waarbij zijn VN-helm – ‘mijn beste kameraad in Bosnië’ – op tafel ligt, noemt hij Christiane Amanpour, destijds verslaggever in het gebied voor CNN, een ‘vuurtrekkend object’. ‘Het was niet zo dat Amanpour op een plek kwam waar iets gebeurd was; nee, pas als zij ergens kwam gebeurde er wat. Als wij haar zagen, gingen we onmiddellijk weg.’ Van Harten spreekt uit ervaring hoe feiten verdraaid kunnen worden, zoals bij de keer dat hij vanaf het PTT-gebouw in Sarajevo drie uitgaande schoten over sniper alley van Bosnische zijde richting de Serviërs rapporteerde. De volgende ochtend hoorde hij tot zijn verbijstering op de persconferentie in hetzelfde gebouw dat de Serviërs drie schoten zouden hebben afgevuurd.

Studenten, docenten en militairen beseffen dat ze zich breed moeten informeren, maar nooit het volledige beeld van de Bosnische oorlog zullen krijgen. Foto Militaire Spectator, Frans van Nijnatten

Dat het onderhoud van Dutchbat III-commandant Thom Karremans met generaal Ratko Mladic op 11 juli 1995 in Hotel Fontana in Bratunac geheel door de Bosnisch-Serviërs in scene was gezet is wijsheid achteraf. Er zijn niet veel mensen die de hele film hebben gezien die de Serviërs destijds maakten en velen weten ook nu nog niet dat Karremans daar stond in hetzelfde gebouw waar gegijzelde VN’ers zaten. Student Patrick Smid zegt zich terdege bewust te zijn van de pr-machines die regeringen of organisaties in werking kunnen zetten en die ook desinformatie kunnen spuwen. ‘Ik gebruik als hoofdbronnen voor het nieuws NOS en het Algemeen Dagblad. Zeker bij moeilijke politieke onderwerpen, zoals Oekraïne, Duitsland, Trump, Hongarije enzovoort, zal er enige kleur zijn, en ook onbenulligheden’, zegt Smid, zich realiserend dat het voor geen mens te doen zal zijn om altijd alles over een onderwerp te weten te komen. Hij vertelt hoe hij in Sarajevo met de gids van de studentengroep in gesprek kwam, waarbij de man plotseling over de schuldvraag over de oorlog in Oekraïne begon en zei dat het beeld van Rusland als grote boeman niet klopt, ‘omdat de Oekraïners systematisch Russen zouden vermoorden. Ik ben er verder niet op ingegaan, maar het laat wel zien hoe verdraaid het nieuws kan zijn en dat ik een manier moet vinden om daar mee om te gaan’, zegt Smid, die een algemeen vertrouwen heeft in de westerse media: ‘Het zal geen grote misleiding zijn’. Student Tim Buruma hanteert methodes om bij het lezen van nieuws aan fact checking te doen. ‘De Bosnië-reis heeft duidelijk gemaakt dat mensen vastgeroest in een eigen narratief kunnen zitten, wat onder meer blijkt uit de ontkenning van de genocide van Srebrenica door sommige Bosnische Serviërs.’ Mathijs Koopman zegt het nodige te hebben gelezen over de Balkan, maar door de reis veel meer aan de weet te zijn gekomen. ‘In Sarajevo vertelde een taxichauffeur dat de meeste Bosnische Moslims een hekel hebben aan Serviërs, maar dat ze de Kroaten als de echte backstabbers zien. Dat het zo diep zit verbaasde me’. ‘Een hele generatie is gevormd door wat er dertig jaar geleden gebeurd is’, vult Tim Buruma aan. ‘Bij het lezen van een boek blijft het vrij abstract; pas als je op de locatie zelf bent en het verhaal nog een keer hoort met veteranen en de lokale bevolking er bij krijg je er meer beeld en gevoel bij’. Dat beeld kan rauw zijn, ondervond Patrick Smid bij het rondkijken in Sarajevo: ‘Er is nog oorlogsschade aan gebouwen te zien en er ligt veel afval op straat. De vraag is dan hoe een buitenstaander iets effectiefs voor een land als Bosnië kan doen’. Volgens Van Harten moet de impuls vanuit de Bosnische samenleving zelf komen, en hij verwijst naar de maatschappelijke en politieke complexheid waarover militair attaché Bob Segaar de studenten vertelde bij hun ontvangst op de Nederlandse ambassade in Sarajevo.

Mathijs Koopman zegt dat het belangrijk is om de indrukken die hij op de Balkan heeft verzameld te delen, ‘want sommigen weten niet wat er in Srebrenica gebeurd is of hebben er zelfs nog nooit van gehoord. Dat valt mij op als ik er over praat’.

Op de vraag of de Balkanreis hen aan het denken heeft gezet om zelf voor een carrière bij Defensie te kiezen antwoorden de studenten uiteenlopend. Mechiel Hoenink zit in zijn eerste jaar en wil nog niet beslissen en Mathijs Koopman interesseert zich meer voor de kant van de veiligheidsstudies, de NAVO en de VN. Tim Buruma is bij het Defensity College al wel de weg naar de krijgsmacht ingeslagen. ‘Een van de redenen waarom mensen militair worden is om een bepaalde spanning mee te maken en voor dilemma’s komen te staan. Militairen willen laten zien dat zij kunnen opereren onder moeilijke omstandigheden; dit is een van de weinige beroepen waarin je dat gelegitimeerd kunt doen.’ Van zulke omstandigheden weet Van Harten alles af. Enkele jaren na zijn terugkomst werkte hij mee aan de documentaire UN impartial? van de Britse journalist James Moncur. In de documentaire merkt Van Harten op dat het tijdens de opwerkperiode in een klaslokaal makkelijk gezegd is dat een VN-waarnemer neutraal moet blijven tijdens inzet; de praktijk loopt nooit volgens een vooraf vastgesteld plan.

Is het debat nog niet af?

Student Jarne Blokzijl noemt de conclusie van NIMH-docenten Landstra, Jaus Müller en Ten Cate duidelijk: er zijn destijds fouten gemaakt in Bosnië die te voorkomen waren geweest. Student Mathijs Koopman spreekt van een ‘heel andere kijk op de situatie in Bosnië’ van het trio onderzoekers, en Tim Buruma stelt hardop de vraag: ‘De politiek heeft duidelijk steken laten valllen, maar heeft de landmacht dat ook niet gedaan? Bijvoorbeeld op het vlak van inlichtingen verzamelen; er waren meerdere mogelijkheden om een betere inlichtingenpositie te verkrijgen, maar de landmachttop blokkeerde dat. Daardoor ging Dutchbat blind de enclave in en kon gaandeweg de missie ook geen betere situational awareness opbouwen’. Wat betreft inlichtingen bleef Nederland op die manier afhankelijk van de bondgenoten.

De VN-helm van Paul van Harten  – ‘Mijn beste kameraad in Bosnië’ – ligt tijdens het gesprek met de studenten als een stille getuige op tafel. Foto Militaire Spectator, Frans van Nijnatten

Paul van Harten: ‘De Denen hadden in Bosnië hun Leopard-2, wij kwamen met een afgetakelde YPR’. Hij heeft er zo zijn eigen gedachten bij. Hij verwijst naar de zondagavonddiscussie in Sarajveo, waarin Sipke de Hoop op de onverwachte omstandigheden wees waarin Dutchbat verkeerde, met de wetenschap dat de Bosnische Serviërs VN’ers gegijzeld hielden als afschrikking tegen luchtaanvallen. ‘Ik had vanuit de studentengroep meer bijval voor De Hoop verwacht’, zegt Van Harten. ‘Er zijn dertig jaren verstreken en de politiek heeft Dutchbat III vrijgepleit. Toch gaat de knuppel nu opnieuw in het hoenderhok. Er bestaat een gerede zorg dat de historie van veteranen door recente publicaties verkwanseld wordt. Zulke missies beginnen uiteindelijk met een politiek besluit, en destijds was al duidelijk dat we iets gingen overnemen van de Canadezen wat we niet hadden moeten doen’, aldus Van Harten. In de aanloop naar de Nederlandse deelname aan UNPROFOR is er volgens hem geen gedegen tactische weer- en terreinstudie (TWTS) gemaakt. ‘Was dat wel gebeurd, dan hadden we ons afgevraagd: wat moeten we daar in die put?’ Tim Buruma zegt dat de TWTS wel is uitgevoerd, maar dat Nederland zich op dat moment al aan de VN-missie had gecommitteerd en regering en krijgsmachtleiding uit prestige-overwegingen niet terug wilden krabbelen.

De studenten, Paul van Harten en de historici zijn het spanningsveld tussen afstandelijk wetenschappelijk onderzoek en de militair met Bosnië-ervaring binnengegaan. Om vaststaande feiten willen zij niet heen en interpreteren willen zij ook niet. Ze staan wel allemaal open voor een diepgaande discussie.

[1] Zie: ‘Opnieuw militairen naar Bosnië en Herzegovina’, Defensie.nl, 25 april 2025. De studiereis vond eerder die maand plaats.

[2] De kritiek was destijds ook gericht op minister van Defensie Joris Voorhoeve. Zie ook: Joris Voorhoeve, Veilige gebieden. Falen en slagen bij het beschermen van burgers in oorlogstijd (Amersfoort, Atlas Contact, 2015) 201-202.

[3] Ad van de Kreeke, Beklemd in de enclave. Bihac, in de schaduw van Srebrenica (Houten, Uitgeverij Kompas, 2025).

Over de auteur(s)

Dr. Frans van Nijnatten

Frans van Nijnatten is eindredacteur van de Militaire Spectator.