Ooit, toen ik een oud-medewerker van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) interviewde, hoorde ik er voor het eerst over: elektriciteit gebruiken tijdens ondervragingen. Eén van diens collega’s van het eerste uur, met een verleden in de Indonesische kolonie, had hem erover verteld. Klemmen op oorlellen, een radio aandraaien en iemand begon wel te praten. Pas onderweg naar huis realiseerde ik me dat iemand hier terugblikte op marteling. Ik kreeg een knoop in mijn maag.
Wie Rémy Limpachs boek Tasten in het duister over het inlichtingenwerk tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog leest, overkomt onvermijdelijk hetzelfde. In hoofdstuk 6 baant Limpach zich een weg door een decenniadik historisch sediment van ontkenning, wegkijken, bagatelliseren en verhullen, om op basis van breed en diep archiefonderzoek aan te tonen dat Nederlandse inlichtingenofficieren tussen 1945 en 1949 systematisch gemarteld hebben. Ze sloten gevangenen op onder inhumane omstandigheden, sloegen, stompten en schopten ze, maakten stroomdraden vast aan hun neuzen, oren, duimen of tong – dompelden de klemmen in water om de pijn te verhevigen – en gaven ze met veldtelefoons en motoren elektrische schokken. Ze pasten waterboarding toe, onderwierpen hun gevangenen aan schijnexecuties en gebruikten seksueel geweld – regelmatig tot de dood erop volgde. Ook de Republikeinse inlichtingendiensten pasten zulk extreem geweld toe.
Dat de dekolonisatieoorlog in Indonesië gepaard ging met extreem geweld, is wel eerder beweerd, maar Limpach levert het documentaire bewijs ervoor én toont het systematische karakter ervan aan. En hoewel ook binnen de inlichtingenstudies het onderwerp marteling niet nieuw is – in werken over de rol van Franse inlichtingen-, veiligheids- en ordediensten in de dekolonisatie van Vietnam en Algerije rijst een vergelijkbaar beeld[1] en recenter valt te denken aan de Amerikaanse folterpraktijken in het kader van de War on Terror[2] – is Limpachs boek een belangrijke bijdrage aan dit genre.
Andere toonsoort
Omdat veel aandacht uitgaat naar de Koude Oorlog, staat veel literatuur op dit gebied in een spannende en speelse sleutel. In naam van verheven idealen zoals vrijheid en democratie zien we vindingrijke mannen en vrouwen elkaar in de schaduw van de democratische rechtsstaat met de meest geavanceerde technieken geheimen ontfutselen; het is de homo ludens op zijn best. Tasten in het duister is geschreven in een andere toonsoort. Limpach laat minutieus zien hoe hopeloos verloren de uiteenlopende militaire inlichtingen- en veiligheidsdiensten waren, vanaf het moment dat zij in actie moesten komen in 1945. In een thematisch geordend boek contextualiseert hij eerst het inlichtingenwerk om daarna beide strijdende partijen – de Nederlandse en Republikeinse inlichtingen- en veiligheidsdiensten – te presenteren. In aparte hoofdstukken schetst hij hoe beide diensten te werk gingen, hoe zij interacteerden en waar dat toe leidde. Limpach maakt dan de balans op en concludeert hoezeer de Nederlandse diensten jammerlijk faalden in hun opdracht. Ze waren niet de ogen en oren van de bataljons die ze hadden moeten zijn, maar tastten volledig in het duister.
En dat was goed verklaarbaar, want ze moesten het stellen met ongeveer 5000 militaire inlichtingenofficieren voor de hele kolonie. Ze waren niet goed georganiseerd, werden niet of nauwelijks aangestuurd en hadden geen adequate ervaring en opleiding. Ook moesten ze rapporteren over een terrein, klimaat, cultuur en politieke verhoudingen die ze volstrekt onbekend voorkwamen. In alle fases van de inlichtingencyclus ging het mis. De vergaring schoot tekort omdat het overgrote deel van de humint foutief of verouderd was (marteling levert veelal onbetrouwbare informatie op) en de verwerking en analyse van de gegevens was gebrekkig omdat kennis van de lokale situatie en van taal en cultuur ontbrak. Ook superioriteitsgevoelens en oriëntalisme verklaren de verstoring van het inlichtingenproces ten dele. Tot slot – en dit is een vorm van zuivere politisering – droeg een veel te rooskleurig beeld dat de legerleiding en koloniale bestuurders hadden van de houding van de Indonesische bevolking bij aan het falende inlichtingenproces. De bevolking was, in tegenstelling tot wat het Nederlandse gezag aannam, in meerderheid geporteerd voor de nationalisten – vóór onafhankelijkheid en tegen terugkeer van het Nederlandse koloniale bestuur – al dan niet mede door de Republikeinse diensten geïntimideerd of door extreem geweld tot gehoorzaamheid gedwongen. Er was bovendien eenvoudigweg overstretch: de territoriale omvang waarover de inlichtingenofficieren hun gegevens moesten inwinnen om de veiligheid van de troepen te garanderen was onvoorstelbaar groot. Tel daar een zwaar ondermaats veiligheidsbesef aan Nederlandse zijde bij op – Republikeinse agenten en informanten zaten overal en stelden de Republikeinse diensten van iedere Nederlandse stap op de hoogte – en de misère is compleet.
In die hopeloze context werd marteling binnen en buiten de verhoorkamers langzaamaan gemeengoed, omdat het niet bestraft werd, uit militaire noodzaak, om bekentenissen af te dwingen, maar ook uit wraak, haat, normvervaging, loyaliteit, onder groepsdruk en als reactie op het Indonesische geweld. En het werd van hogerhand gedoogd. De vijand werd ontmenselijkt en de wanhoop groeide met de dag. Extreem geweld werd daarmee zowel de oorzaak als het gevolg van het op bijna alle fronten falende inlichtingenwerk.
Ontbrekende dimensies
In inlichtingenstudies wordt vaak gesproken van ‘ontbrekende dimensies’. Inlichtingen waren tot het einde van de Koude Oorlog de ontbrekende dimensie in de politieke en militaire geschiedschrijving; hun rol in belangrijke gebeurtenissen is pas sindsdien, waar primair bronnenmateriaal beschikbaar kwam, nader onderzocht. Sindsdien worden ook het ontbreken van niet-Westerse perspectieven evenals de rol van maatschappij en cultuur wel als ontbrekende dimensies van de geschiedschrijving aangeduid. Het inlichtingenwerk in de dekolonisatieoorlog in de Indonesische archipel kan met recht ook een ontbrekende dimensie van de geschiedschrijving genoemd worden. Met Tasten in het duister, een grondige en evenwichtige studie, vult Limpach die leemte.
Het interessante is dat zijn bronnenmateriaal hem in staat stelt bovendien enkele onderwerpen in de verf te zetten, die elders in de inlichtingenstudies, vanwege het ontbreken van primaire bronnen, wat kleurloos blijven. Zo gaat Limpach uitvoerig in op de sociale achtergrond, verhoudingen en motivaties van agenten en informanten die de Nederlandse diensten onder de Indonesische bevolking wierven. Een dergelijk beeld kan voor de Binnenlandse Veiligheidsdienst nooit geschetst worden, omdat de zogenoemde ‘nul-dossiers’ met daarin de personalia uit het oogpunt van bronbescherming tot in de eeuwigheid geheimgehouden worden.
Pijnlijk inzicht
Maar Tasten in het duister is meer dan een ingevulde blinde vlek en inkleuring. Limpachs boek laat zien hoe het inlichtingenwerk, vorm en inhoud krijgend in een complexe militaire context, zijn spannende en speelse karakter verliest. Het toont dat ook inlichtingen- en veiligheidsdiensten in enkele jaren tijd in systematisch toegepast extreem gewelddadig gedrag kunnen vervallen. Maar meer nog: zelf heb ik veel gekeken naar het inlichtingenwerk in Nederland zélf, ook in de periode die Limpach bestudeert. Het stemt uiterst ongemakkelijk dat, terwijl in Nederland tussen 1945 en 1949 de legitimiteit, het rechtsstatelijke karakter en de democratische inbedding van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten zorgvuldig werden bediscussieerd, letterlijk op hetzelfde moment in de Indonesische archipel een Nederlandse militaire inlichtingenofficier iemand de tanden uit de mond martelde. Terwijl journalisten, politici, ambtenaren en bestuurders in Nederland het schrikbeeld van de Gestapo gebruikten om aan te geven wat de Nederlandse veiligheidsdiensten nóóit mochten worden – en daarom eindeloos soebatten over de punten en komma’s van een Koninklijk Besluit om het werk juridisch in te bedden en staatsrechtelijk te legitimeren – brachten Nederlandse militaire inlichtingenofficieren in de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog Gestapo-methodes veelvuldig in de praktijk. En niemand die het wilde weten. Limpach maakt duidelijk hoe dat heeft kunnen gebeuren, maar het blijft een buitengewoon pijnlijk inzicht. Daar kan niemand, nu dit boek er is, omheen.
Dr. Constant Willem Hijzen, research fellow Institute of Security and Global Affairs, Universiteit Leiden
Tasten in het duister
Inlichtingenstrijd tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949
Door Rémy Limpach
Amsterdam (Amsterdam University Press) 2023
672 blz. – ISBN 9789463727082
[1] Zie: Rémy Limpach, Tasten in het duister. Inlichtingenstrijd tijdens de Indonesische onafhankelijkheidsoorlog, 1945-1949 (Amsterdam, Amsterdam University Press, 2023), 523-526.
[2] Zie: Loch K. Johnson, Spy Watching. Intelligence Accountability in the United States (Oxford, Oxford University Press, 2018) 196-200.