In november 2020 publiceerde de Australische speciale rapporteur Paul Brereton een openbare aanklacht tegen militairen van het regiment speciale troepen in zijn land. Het namens de Inspecteur-Generaal van de Australische krijgsmacht opgestelde rapport sloeg in als een bom. In zeker 39 gevallen had Brereton bewijs van onrechtmatig geweldgebruik tegen en zelfs moord op burgers of gevangenen door de Australische speciale eenheid Task Force 66 in Afghanistan. Daarvan hadden de meeste (op dat moment bekende) gevallen zich voorgedaan tussen 2009 en 2013. Er waren bovendien vermoedens van meer.[1] Pikant: Australië was tussen 2006 en 2010 de voornaamste partner van Nederland bij de dynamische inzet in Uruzgan, waar talrijke van de 39 vermoedelijke overtredingen van het humanitair oorlogsrecht plaatsvonden.
Sinds het Srebrenica-echec van 1995 heeft Nederland de regel om bij risicovol militair optreden te zoeken naar een grote of middelgrote coalitiegenoot die bereid is met troepen bij te dragen aan Nederlandse operaties. Ter versterking, maar zo is eventuele smart ook gedeelde smart. Bovendien, hoe kleiner de Nederlandse krijgsmacht in de loop der jaren door bezuinigingen werd, hoe meer hulp van buiten welkom en noodzakelijk was. Het was in 2005 dus actief beleid om in de aanloop naar Uruzgan de eis van bondgenootschappelijke rugdekking, in de provincie zelf, op tafel te leggen. Nederland reageerde vervolgens enthousiast toen Australië als potentiële partner door de Amerikanen naar voren werd geschoven.[2]
Schaduwzijde van deze ‘multinationaliteitseis’ waren echter helaas praktijken van bondgenoten die het werk van de Breretons van deze wereld nodig maken. Inmiddels is de lijst met ervaringen niet fraai. Met name in Irak en Afghanistan ontdekte Nederland dat het zich had verbonden aan coalitiegenoten die dikwijls de grenzen van correct geweldgebruik opzochten, of er voorbij gingen, of die de internationaal overeengekomen regels over de behandeling en status van (krijgs)gevangenen bewust niet altijd (correct) toepasten. Amerikanen, Britten, Afghanen, en dus ja, ‘onze’ Australiërs ook. Sporadisch kwam het destijds of later naar buiten, inclusief onthullingen dat Nederlanders van sommige zaken toen al weet hadden.[3]
In 2020 viel Breretons schaduw over Nederland. In reactie op het Brereton Report zegde minister Bijleveld destijds aan de Tweede Kamer toe een ‘inventarisatie’ te zullen starten naar eventuele Nederlandse kennis van Australische oorlogsmisdaden. Daarbij de aankondiging van een apart binnengekomen melding over een verdacht incident uit april-mei 2010. Twee jaar later heeft Defensie hierover nog steeds geen verdere mededelingen gedaan, noch een inventarisatie afgeleverd. NRC Handelsblad legde onlangs onwil en onvermogen bloot door met een eigen reconstructie te komen van de gemelde Nederlandse verdenking. De krant deed zo van buiten wat Defensie van binnenuit maar niet lijkt te lukken.[4] Kwalijk, want dit soort aangiftes en toezeggingen van de minister horen niet in de vergeethoek te belanden. Belang en ernst van het oorlogsrecht vragen van Defensie juist een proactieve houding. Twee jaar radiostilte past daar niet bij. Onze omgang met geallieerde oorlogsmisdaden, who cares? Anders komt Nederland via associatie toch aan de verkeerde kant van de geschiedenis te staan.
[1] Inspector-General of the Australian Defence Force Afghanistan Inquiry Report (Canberra, 6 november 2020).
[2] Lenny Hazelbag, Politieke besluitvorming van de missie in Uruzgan: een reconstructie (NLDA, 2009).
[3] Bijvoorbeeld dagblad Trouw, ‘Uruzgan-gevangenen: Toch gemarteld’ en ‘Veilig was het niet in de gevangenis’, 22 juni 2019.
[4] Esther Rosenberg en Karel Berkhout, ‘De gemartelde boer, de Australische special forces en een verdwenen rapport’, NRC Handelsblad, 27 september 2022.