De Luchtmobiele Brigade ging in 1992 van start en drie jaar later was elk bataljon al uitgezonden geweest. De toenmalige Bevelhebber der Landstrijdkrachten, luitenant-generaal Wilmink, heeft gelijk gekregen toen hij zei dat de vraag naar snel inzetbare kleine eenheden groot zou worden. In een snel veranderende wereld zal die vraag blijven. De brigade beheerst alle air manoeuvre-inzetvormen, waarbij nog steeds voortdurende doorontwikkeling plaatsvindt. De eenheid is in staat joint-combined over grote afstanden effectief te opereren. De LMB is een belangrijke nichecapaciteit voor de Nederlandse krijgsmacht, die inzetbaar is in alle vormen van militaire operaties in het gehele geweldsspectrum, nu en in de toekomst.
Brigade-generaal C.J. Matthijssen*
De eerste Rode Baretten[1] waren nog maar net klaar met hun opleiding toen de Nederlandse regering een bataljon van de Luchtmobiele Brigade aanbood voor inzet in Bosnië-Herzegovina. Misschien is dit wel tekenend voor de geschiedenis van de brigade, want ogenschijnlijk nauwelijks uitvoerbare opdrachten worden toch uitgevoerd. In 1992 ging de brigade van start en drie jaar later was elk bataljon al uitgezonden geweest. Een bijzondere eenheid doet bijzondere dingen. Dat kan alleen door de bijzondere mensen, die deel uit willen maken van deze unieke brigade. De Rode Baret staat voor moed, incasseringsvermogen en teamspirit. De drager van de rode baret vormt de kracht van de brigade. Dat is gebleken in de afgelopen 25 jaar dat de brigade bestaat. Maar ook in de toekomst kan Nederland op de Rode Baretten rekenen. Rode Baretten kunnen veel operationele uitdagingen aan, waar en wanneer dan ook. Het credo is niet voor niets: Elk Moment, Elke Missie!
Ik wil hierbij allereerst mijn dank uitspreken aan de redactie van de Militaire Spectator voor dit themanummer in het kader van het 25-jarig bestaan van de Luchtmobiele Brigade. Het is mij een eer en genoegen om een bijdrage te leveren aan dit themanummer. In verschillende artikelen komen belangrijke elementen uit de korte maar rijke geschiedenis aan de orde. Het artikel van Jan Schoeman geeft een breder en dieper inzicht in die rijke geschiedenis van de Luchtmobiele Brigade. Jan-Derk de Bruin gaat in op de zingeving en drijfveren achter de rode baret. In mijn artikel behandel ik het bijzondere karakter, het operationeel concept, de missie, de ziel en het ethos van de Luchtmobiele Brigade en geef ik mijn persoonlijke visie op de toekomst van de brigade.
Opbouw
Ik begin met de missie en licht toe waar de brigade voor staat en waarom die zo belangrijk is voor Nederland. Het joint karakter van de brigade komt daarna aan de orde. Ik ga in op de Rode Baret als kracht van de brigade en de daarbij horende kernwaarden. Daarna sta ik stil bij de voortdurende ontwikkeling door de jaren heen om aansluitend inzicht te geven in de internationale samenwerking. Vervolgens richt ik me op de toekomst. Ik probeer daarbij antwoord te geven op de vragen: hoe blijven we toekomstbestendig, breed inzetbaar en relevant? Ik sluit af met een korte conclusie.
Vooruitziende blik?
Jan Schoeman gaat uitgebreid in op de geschiedenis en de aanleiding tot de oprichting van de brigade, maar toch wil ik ook even teruggrijpen naar een citaat uit 1992. In dat jaar schetste de toenmalige Bevelhebber der Landstrijdkrachten, luitenant-generaal M.J. Wilmink, tijdens zijn speech ter gelegenheid van de eerste rode baret-uitreiking een toekomstbeeld van de brigade: ’In een tijd waarin het gevaar van een grote oorlog voorbij lijkt, maar er steeds meer kleinere brandhaarden bij lijken te komen, is de vraag naar snel inzetbare kleine eenheden groot. Met de Luchtmobiele Brigade kan ook Nederland aan die internationale vraag voldoen. In een klein verband snel en slagvaardig optreden in crisisgebieden en brandhaarden vergt een hele nieuwe manier van denken. De kans dat de Luchtmobiele Brigade echt bij oorlogshandelingen betrokken raakt is heel groot. De rode baret geeft kleur aan deze nieuwe manier van denken binnen de Koninklijke Landmacht’.
Wie dat citaat goed tot zich laat doordringen en de achterliggende 25 jaar overziet, kan slechts concluderen dat luitenant-generaal Wilmink gelijk heeft gekregen. De brigade kan voldoen aan de internationale vraag naar snel inzetbare eenheden en de brigade was daadwerkelijk bij oorlogshandelingen betrokken. In verschillende vredes- of stabiliteitsoperaties en counterinsurgency-operaties hebben Rode Baretten hun meerwaarde getoond tijdens oorlogshandelingen, zowel op kleinere als grotere schaal. Dat is niet zonder gevolgen gebleven, want vele tientallen Rode Baretten zijn gewond geraakt, lichamelijk of geestelijk. Helaas zijn er ook Rode Baretten omgekomen tijdens operationele inzet. Tien Rode Baretten betaalden de hoogste prijs voor hun inzet in dienst van de brigade: Jeffrey Broere en Raviv van Renssen in Bosnië, Dave Steensma in Irak, Bart van Boxtel, Cor Strik, Jos Leunissen, Tim Hoogland en Mark Weijdt in Afghanistan en, in juli van het afgelopen jaar, Henry Hoving en Kevin Roggeveld in Mali.
De eerste baretuitreiking in 1992 met onder meer de eerste vrouwelijke Rode Baret, sergeant der eerste klasse Claudy Madorf-Bimbergen en majoor Marc van Uhm (later Commandant Luchtmobiele Brigade en Plaatsvervangend Commandant Landstrijdkrachten). Foto Sectie Communicatie 11 LMB
Missie
Het citaat van generaal Wilmink en de realiteitswaarde ervan zijn in de context van de veelvuldige inzet van de brigade goed te verklaren. Het hoge niveau van getraindheid dat daarbij hoort komt voort uit het operationeel concept en maakt dat vaak een beroep is gedaan op de brigade. Om het concept nader te duiden is het goed om eerst in te gaan op diverse begrippen uit de wijze van optreden in het air manoeuvre-concept.
De Luchtmobiele Brigade is de autoriteit als het gaat om air manoeuvre. Air manoeuvre betekent ‘The projection of tactical activities in or through the air to achieve effects in a land environment’.[2] Het bijzondere kenmerk van air manoeuvre-optreden is de geïntegreerde samenwerking met helikopters en transportvliegtuigen. Om die reden vormt 11 Luchtmobiele Brigade samen met delen van het Defensie Helikopter Commando[3] van de Koninklijke Luchtmacht de joint Air Manoeuvre Brigade.
De volgende basisvormen van air manoeuvre zijn door de benodigde specifieke expertise en unieke kwaliteiten in Nederland voorbehouden aan de Luchtmobiele Brigade:
- Air assault: ‘The projection of offensive activities both in and through the air by specially trained and equipped forces using the firepower, mobility, and total integration of helicopter assets, to engage and destroy enemy forces or to seize and hold key terrain’;[4]
- Airlanding: ‘The projection of tactical activities through the air by the delivery of forces from landed fixed wing air transport directly into an objective area to achieve effects in a land environment’;[5]
- Airdrop: ‘The projection of tactical activities through the air by the delivery of personnel and/or materiel from aircraft in a flight directly into an objective area to achieve effects in a land environment’.[6]
In de joint samenstelling van de Air Manoeuvre Brigade behoort ook een vierde basisvorm tot het specialisme van de brigade:
- Air attack (RW): ‘The projection of offensive activities in the air by integrated attack helicopter units to achieve effects in a land environment’.[7]
Ten slotte is de Luchtmobiele Brigade door haar brede ervaring met joint optreden en de specifieke samenstelling van de staf uiteraard eveneens uitgerust voor:
- Air mobile: ‘The projection of tactical activities through the air by the delivery of forces from landed helicopters directly into an objective area to achieve effects in a land environment’.[8]
Dankzij de specialistische en snel inzetbare capaciteiten beschikt Nederland met de Luchtmobiele Brigade over een unieke eenheid om Nederlandse en bondgenootschappelijke belangen binnen en buiten de landsgrenzen veilig te stellen. De Rode Baretten zijn snel over grote afstand via de lucht in te zetten. De afstand waarover inzet kan plaatsvinden is afhankelijk van de zogeheten operational reach van de helikopters en/of transportvliegtuigen. Dit is ‘the distance and duration across which a unit can succesfully employ military capabilities’.[9]
De brigade is toegerust voor inzet in offensieve acties in gevechts- of stabiliteitsoperaties. Dat is het kenmerkende karakter van air manoeuvre-optreden, want het is primair offensief van aard. Bovendien zijn de Rode Baretten door hun lichte uitrusting in combinatie met hun flexibiliteit in presence, profile and posture (PPP) bijzonder geschikt om op te treden tussen de lokale bevolking. Ook in vredes- en humanitaire operaties is air manoeuvre een uitermate flexibele en bruikbare capaciteit. Kortom, de eenheid is inzetbaar binnen het volledig (gewelds)spectrum van militaire operaties.
Het operationeel concept van de brigade, waarin alle inzetvormen in air manoeuvre inbegrepen zijn, is kernachtig weergegeven in figuur 1. Naast de inzetvormen geeft deze tekening schematisch de volgende mogelijke opdrachten weer:
- Initial entry operaties;
- Aanvallen van cruciale capaciteiten van de tegenstander, zoals commandoposten en/of logistieke installaties in de diepte van vijandelijk terrein;
- Overmeesteren en bezetten van essentiële terreindelen die nodig zijn voor vervolgoperaties van bijvoorbeeld gemechaniseerde eenheden;
- Het fungeren als snel inzetbare reserve van 1 (GE/NL) Corps in diens operatie, als bijvoorbeeld Land Component Commander
Figuur 1 Schets operationeel optreden Luchtmobiele Brigade
Joint
De Brigade werkt in de joint eenheid 11 Air Manoeuvre Brigade nauw en geïntegreerd samen met eenheden van het Defensie Helikopter Commando en 336 Squadron. De Luchtmobiele Brigade is specifiek opgeleid, getraind en toegerust om met helikoptereenheden en transportvliegtuigen te kunnen opereren. Voertuigen zijn klein en licht van gewicht om in of onder een helikopter of in een transportvliegtuig getransporteerd te kunnen worden. Personeel is specifiek opgeleid. De Basis Helikopter Training en de Basis Air Landing Training maken deel uit van de initiële opleiding voor de Rode Baret. In die opleiding leren de militairen de veiligheidsregels om met helikopters en transportvliegtuigen te kunnen werken. Ze kunnen vervolgens zonder additionele maatregelen zonder meer altijd met een helikopter of transportvliegtuig ingezet worden. Verder zijn chauffeurs en andere functionarissen opgeleid tot Rigger/Marshaller. Daarmee zijn zij in staat en gekwalificeerd om voertuigen of ander materiaal gereed te maken om in underslung (lading onder de helikopter) te vervoeren.
Onder de helikopter kunnen voertuigen en materiaal als zogeheten underslunglading vervoerd worden. Foto MCD, P. Tollenaar
Voorts zijn militairen opgeleid tot Landing Point Finder en/of Landing Point Commander en/of Helicopter Handling Instructor (HHI). Dit zijn allemaal kwalificaties die op verschillende niveaus noodzakelijk zijn om te kunnen opereren met helikopters. Tot slot kent de brigade binnen het Hoofdkwartier een bureau Helikopter Operaties en een bureau Airborne Operaties. Hier werken specialisten die respectievelijk helikopterinzet en inzet met transportvliegtuigen voorbereiden en coördineren. De samenwerking met tactische transportvliegtuigen is de laatste jaren verder uitgewerkt en structureel ingebed. Daarbij zijn air landing en air drop en het bevoorradingsconcept vanuit de lucht (air cargo drop) tot wasdom gekomen. De afgelopen jaren is hiermee formeel het operationeel concept van de Air Manoeuvre Brigade aanzienlijk verbreed.[10]
Andersom zijn binnen het Defensie Helikopter Commando Rode Baretten als Ground Liaison Officer werkzaam. Binnen de joint staf van 11 Air Manoeuvre Brigade werken voorts vaste augmentees,[11] die naast hun reguliere functie bij Defensie Helikopter Commando een operationele nevenfunctie hebben in de joint staf. Deze vorm van structurele organisatorische inbedding is noodzakelijk en maakt dat de (eenheden van de) brigade en de helikoptereenheden van het Defensie Helikopter Commando geïntegreerd kunnen optreden. Ook met 336 Squadron zijn wederzijds liaisons ingebed in de organisatie.[12]
Deze samenwerking is vanzelfsprekend. Structureel samen trainen en de noodzakelijke capaciteiten bundelen creëert synergie en maakt één plus één tot drie. Met de structurele inbedding van de samenwerking borgen we deze Nederlandse joint air manoeuvre-capaciteit nu, maar ook in de toekomst.
De kracht van de Rode Baret
De rode baret is het internationale symbool van parachutisteneenheden en air assault-eenheden. Deze baret staat daarmee voor een categorie van uitermate goed getrainde en professionele militairen. Bij de Luchtmobiele Brigade moet iedereen voldoen aan dezelfde eisen voor de rode baret. Manschappen die als ‘spijkerbroek’ instromen volgen de Algemene Militaire Opleiding Luchtmobiel (AMOL) van 23 weken. Manschappen die aan een Regionaal Opleidings Centrum de opleiding Veiligheid en Vakmanschap (VeVa) hebben gevolgd, volgen de Voortgezette Algemene Militaire Opleiding Luchtmobiel (VAMOL) van 23 weken. Onderofficieren en officieren volgen de Voortgezette Algemene Kaderopleiding Luchtmobiel (VAKOL) van acht weken. Dit is een stuk korter dan de manschappen, maar kaderleden hebben uiteraard hun initiële algemene militaire opleiding reeds genoten aan de Koninklijke Militaire School of de Koninklijke Militaire Academie. Deze acht weken richten zich op specifieke opleiding, training en vorming voor het functioneren als leidinggevende binnen de Luchtmobiele Brigade.
Uiteindelijk zijn de eindeisen voor iedereen ongeacht rang of stand gelijk. Alle opleidingen eindigen met dezelfde eindoefening, met als slotstuk een herdenkingsceremonie op de Airborne-begraafplaats in Oosterbeek en aansluitend de 25 kilometer eindmars met de intocht door de poort van de Oranjekazerne op vrijdagochtend. Aansluitend daaraan is de ceremoniële baretuitreiking in het bijzijn van familie, collega’s en vrienden.
Aspirant Rode Baretten in opleiding verleggen hun grenzen met diverse activiteiten en ontwikkelen daardoor hun fysieke en mentale gehardheid: Foto MCD, R. van Eerden
De inhoud van de opleiding is uiteraard afgeleid van de taakstelling en bijbehorende hoge fysieke en mentale eisen. Na inzet met helikopter, transportvliegtuig of parachute zijn de Rode Baretten aangewezen op zichzelf. Stelt u zich voor dat u in een helikopter stapt met een grote rugzak met uitrusting. U heeft een opdracht om met uw team (uw eenheid) in moeilijk bereikbaar gebied een operatie uit te voeren. U vliegt 150 kilometer ver en wordt in een vijandelijk gebied aan de grond gezet. Op dat moment is er no way back. De helikopter vertrekt en u bent aangewezen op uzelf om met uw team de opdracht uit te voeren in moeilijk toegankelijk gebied met voortdurende dreiging. U moet het dan doen met uw getraindheid, de uitrusting die u meegenomen heeft, de mogelijkheden die het terrein u biedt, de man naast u en uw creativiteit. Gelet op uw opdracht moet u beslissend kunnen zijn. Mensen die we in die positie brengen moeten fysiek en mentaal gehard zijn.
De Rode Baret is de kracht van de brigade. Doordat iedereen ongeacht rang of stand aan pittige eisen heeft moeten voldoen, samen ontberingen heeft doorstaan en dezelfde trots voelt, ontstaat er een enorm sterke binding tussen alle Rode Baretten. Dat maakt ook dat mensen die bij de brigade willen dienen iets extra willen en kunnen opbrengen. Korporaal Kevin Roggeveld, die helaas op 6 juli 2016 in Mali als gevolg van een noodlottig ongeval met mortierschieten om het leven kwam, zei een paar jaar eerder thuis waarom hij naar de Luchtmobiele Brigade wilde: ‘ik wil niet zomaar soldaat zijn...’ Dit is veelzeggend, hij wilde dienen bij een bijzondere eenheid.
Kernwaarden
Wat we als militairen van de Luchtmobiele Brigade echt belangrijk vinden, de basis voor ons handelen, ligt besloten in de kernwaarden van de Rode Baret. Natuurlijk staan de kernwaarden van de Koninklijke Landmacht, moed, toewijding en veerkracht, hoog in het vaandel. Maar aanvullend daarop gelden binnen de Luchtmobiele Brigade de kernwaarden gehard, veelzijdig en trots. Gehard staat voor de fysieke en mentale gehardheid die nodig is voor de taakstelling en die de Rode Baret in zijn of haar opleiding bijgebracht wordt. In de parate tijd wordt hierop voortdurend voortgebouwd. Gehardheid laat de Rode Baret ook voortdurend zien in de wil om te winnen en doorzettingsvermogen. Veelzijdig kent meerdere dimensies. Niet alleen is de brigade veelzijdig inzetbaar, de individuele Rode Baret is ook veelzijdig. Hij of zij is primair de militair binnen de Luchtmobiele Brigade die beschikt over doorzettingsvermogen, improvisatievermogen, een can do-mentaliteit en die alle luchtmobiele basisvaardigheden beheerst. Secundair is de militair luchtmobiele specialist zoals infanterist, verkenner, logistiekeling, genezerik, hersteller, verbindelaar of genist die zijn/haar vak beheerst. Tertiair vervullen vele Rode Baretten een nevenfunctie en bovendien moeten zij in staat zijn taken van elkaar over te nemen. Trots is iedere Rode Baret vanaf het eerste moment dat hij of zij de baret krijgt uitgereikt, trots op het behalen van die felbegeerde baret. Trots is iedereen op het luchtmobiele werk, de functie, de eigen eenheid, de brigade en de geleverde prestaties. Dat is ook trots die iedereen uitdraagt. Trots zit van binnen en is onaantastbaar.
Geleverde prestaties versterken de trots zoals bij 11 Bevocompagnie (Air Assault) na het winnen van het Landmachtvaantje tijdens de Nijmeegse Vierdaagse in 2016. Foto auteur
Leiderschap
De taakstelling van de brigade en de omstandigheden waaronder inzet kan plaatsvinden stellen niet alleen hoge fysieke en mentale eisen aan elk individu, maar ook aan het leiderschap binnen de eenheid. Leiders op alle niveaus maken het verschil en dragen er zorg voor dat hun eenheden getraind en inzetbaar zijn voor moeilijke taken. Bij de uitvoering van die taken geven zij leiding aan hun eenheid, hun team. De eisen die generiek binnen de Koninklijke Landmacht gelden voor leidinggevenden zijn daarnaast uiteraard ook van toepassing. Het specifieke optreden maakt echter dat aan leidinggevenden aanvullende eisen gesteld worden om effectief te kunnen functioneren in het air manoeuvre-domein. Kenmerkend in het air manoeuvre-optreden is centrale planning en een decentrale uitvoering. De voorbereiding van operaties vraagt een nauwgezette coördinatie van de grond- en de luchtcomponent. De volgtijdelijkheid in de planningsfase is omgekeerd ten opzichte van de uitvoering. Het grondtactisch plan is leidend voor de wijze waarop bijvoorbeeld helikopters aan de grond komen (landingsfase). Hiervoor zit de fase van verplaatsing door de lucht. Deze wordt voorafgegaan door de pick-up fase, waarin helikopters personeel en materieel (ladingen) in of onder de helikopter laden. Het staging plan behelst het gereedstellen van personeel en materieel in de juiste volgorde en op de juiste plaats om zeker te stellen dat zij opgepikt worden door de juiste helikopter. De coördinatie van al die voorbereidingen wordt veelal centraal gepland. Als er ergens in die voorbereiding fouten worden gemaakt, kan dat betekenen dat personeel en/of materieel op de verkeerde plaats of tijd aan de grond komen. Dat kan als gevolg hebben dat de grondtactisch commandant zijn plan niet kan uitvoeren en moet bijstellen. Op het moment dat de eenheid of eenheden aan de grond is of zijn gezet, moet de operatie decentraal worden geleid en gecoördineerd.
Om ervoor te zorgen dat de leidinggevenden zich bewust zijn van hun rol in een bredere context en de implicaties daarvan voor hun leidinggevende kwaliteiten en vaardigheden, volgen kaderleden de Voortgezette Algemene Kaderopleiding Luchtmobiel (VAKOL). In de VAKOL is naast fysieke en mentale vorming aandacht voor leiderschap onder zware omstandigheden. Leidinggevenden moeten niet alleen vakbewaam en professioneel leiding kunnen geven aan hun mensen, maar ook onder moeilijke omstandigheden voortdurend bewust effectief leiderschap kunnen tonen. Zoals hiervoor geschetst wordt er in de uitvoering een groot beroep gedaan op hun kwaliteiten. Leidinggevenden moeten over volharding, doorzettingsvermogen, discipline en flexibiliteit beschikken om te handelen binnen het oogmerk van hun hogere commandant. Zij moeten inschattingen maken en handelend kunnen optreden in moeilijke en bedreigende omstandigheden.
Met een rehearsal wordt, voorafgaande aan inzet, de operatie doorgenomen, waarbij getoetst wordt of alle relevante coördinatie heeft plaatsgevonden en alle randvoorwaarden geregeld zijn. Foto MCD, E-J Daniels
Voortdurende ontwikkeling
Na het politieke besluit om de Luchtmobiele Brigade op te richten werd in 1992 als eerste 11 Pantserinfanteriebataljon omgevormd naar 11 Infanteriebataljon Luchtmobiel. In de aanvangsperiode betekende dit vooral veel pionieren en kijken bij vergelijkbare eenheden in de Verenigde Staten en Groot-Brittannië. De Landrover die toen breed in de Koninklijke Landmacht gebruikt werd, werd bijvoorbeeld luchtmobiel inzetbaar gemaakt. Het optreden in het begin was met recht luchtmobiel optreden, oftewel het inzetten van eenheden met helikopters. Al heel snel volgde de eerste operationele inzet. Nederland leverde een bijdrage aan het zogeheten safe area concept ten tijde van de UNPROFOR-missie in Bosnië-Herzegovina. In de jaren 1994-1995 werden de drie bataljons achtereenvolgens ingezet. Het zou nog enige jaren duren alvorens de eigen Nederlandse gevechts- en transporthelikopters operationeel werden. Het duurde tot 2003 voor de Operationele Gereedheidsstatus werd bereikt. Inmiddels was het optreden ontwikkeld tot een geïntegreerd optreden van helikopter- en grondeenheden. Met het bereiken van de Operationele Gereedheid werd de naam van de brigade aangepast naar 11 Luchtmobiele Brigade (Air Assault). De toevoeging air assault markeerde terecht de volledig geïntegreerde wijze van optreden binnen de joint eenheid 11 Air Manoeuvre Brigade.
Maar met het bereiken van de Operationele Gereedheid stopte de ontwikkeling niet. In 2004 volgde de eerste joint inzet vanuit de brigade in Irak. De rotatie SFIR-4 bestond uit een air manoeuvre-taakgroep met 13 Infanteriebataljon Luchtmobiel en een helikopterdetachement met zowel gevechts- als transporthelikopters. Tijdens deze inzet bleek ook de toegevoegde waarde van training in gemotoriseerd optreden. Op roulatiebasis oefenden de bataljons in die jaren het optreden met het gepantserde wielvoertuig Patria. Dit optreden maakte de brigade nog breder toegerust voor inzet in vredesoperaties.
Ten tijde van de Nederlandse inzet in Uruzgan, Afghanistan, was in elke rotatie een air assault compagnie ingedeeld bij de Battlegroup van Task Force Uruzgan. Hiermee werd het optreden met helikopters voor operaties in moeilijk bereikbare gebieden zeker gesteld. In 2006-2007 werden twee air assault compagnieën in hun organieke rol ingezet als tactische reserve van Commandant Regional Command South (RC-South reserve)[13] Deze compagnieën werden ingezet in de hele zuidelijke regio waartoe de provincies Kandahar, Helmand, Uruzgan en Zabul behoorden.
Na de missies in Afghanistan volgde een verdere oriëntatie op de toekomst. Samen met 336 Squadron van de Koninklijke Luchtmacht werden stappen gezet op het gebied van air landing en air drop optreden. Dit mondde uit in het zogehten Verbreed Operationeel Concept (VOC). Binnen dit concept beschikt de brigade over capaciteiten om in het gehele air manoeuvre-domein op te treden. In 2016 is dit concept formeel goedgekeurd door de Commandant der Strijdkrachten (CDS).
Met airlanding-operaties kunnen eenheden en materieel over grote afstand worden ingevlogen (oefening Falcon Autumn, 2016). Foto auteur.
In november 2016 kreeg de brigade een eigen specifieke verkenningscapaciteit met de oprichting van een 11 Brigade Verkennings Eskadron (11 BVE). Deze capaciteit was bij de oprichting niet ingebed in de brigade, maar de noodzaak was vanaf het eerste moment onderkend en de laatste jaren alleen maar urgenter geworden.
Internationale samenwerking
Eenheden die gespecialiseerd zijn in optreden in het air manoeuvre-domein zijn wereldwijd schaars. Dat maakt dat deze eenheden al jarenlang de internationale contacten zoeken. Dat geldt ook voor de Luchtmobiele Brigade. In de beginperiode maakte de brigade jarenlang deel uit van de Multinational Division Central (MND-C). Deze Divisie had binnen de NAVO de rol om als reserve te opereren voor de Northern Army Group. MND-C werd opgericht in april 1994 en opgeheven in oktober 2002. In 2002 bleek uit de NATO Force Structure Review dat er geen behoefte meer was aan de MND-C. De multinationale Divisie bestond, naast enkele ondersteunende eenheden, uit vier brigades:
- De Belgische Para-Commando Brigade ;
- De Duitse 31 Luftlande Brigade;
- De Britse 24 Airmobile Brigade, vanaf 1999: 16 Air Assault Brigade;
- 11 Luchtmobiele Brigade
Begin jaren 2000 is de brigade een samenwerking aangegaan met de Amerikaanse 101 Airborne Division (Air Assault). Een Nederlandse exchange-officier werd geplaatst bij één van de brigades van die Divisie. De samenwerking bestond uit het opdoen en uitwisselen van kennis en ervaring en uit wederzijdse deelname aan oefeningen.
Sinds juni 2014 is de Brigade ingebed in de Duitse Division Schnelle Kräfte (DSK). De DSK is een samenvoeging van de Division Luftbewegliche Operationen (DLO) en de Division Spezielle Operationen (DSO). Met de DLO bestond al langere tijd een vorm van samenwerking. DSK treedt ook op in het air manoeuvre-domein en is vooral gespecialiseerd in airborne operaties. De Divisie bevindt zich nog in een transitieproces. Het Hoofdkwartier DSK moet in de toekomst in een operatie meerdere brigades kunnen aansturen. Hoewel air manoeuvre het specialisme is, hoeven dit niet uitsluitend air manoeuvre-brigades te zijn. Divisie-eenheden die nu gespecialiseerd zijn in airborne optreden gaan zich voor een deel verbreden naar air assault operaties. De integratie richt zich de komende jaren op het operationeel gereed krijgen van een binationale Air Manoeuvre Task Force (AMTF). Dit betreft dan het Hoofdkwartier van de Luchtmobiele Brigade als leidend Command & Control (C2) element, met daaronder één of twee Duitse en één of twee Nederlandse bataljons. Vanaf 2019 is deze taskforce met een afgestemd gereedstellingsmodel structureel beschikbaar en getraind.
Door de verbreding van het operationeel concept van de brigade naar onder meer airborne optreden, is in de samenwerking met de VS de focus verlegd naar 82 Airborne Division. Met 1 Brigade Combat Team (BCT) van deze Divisie bestaat nu een nauwe samenwerking, die medio 2016 ook geleid heeft tot plaatsing van een Nederlandse exchange-officier in de staf van 1BCT. Ook DSK werkt samen met deze eenheid. Hierdoor ontstaat veel synergie. Dit is terug te zien bij deelname aan oefeningen, zoals de jaarlijkse oefening Swift Response. Dit is een Joint Operational Access Exercise (JOAX), waarbij delen van de Divisie doorgaans ontplooid worden naar Europa. Deze oefening biedt unieke mogelijkheden om in de context van de Divisie ervaringen op te doen. Zo heeft in 2016 11 Infbat als Airborne Taskforce deelgenomen met drie para-compagnieën (twee Nederlandse en een Duitse) onder bevel van 1BCT van 82 Airborne Division. In het najaar van 2017 zal 11 Air Manoeuvre Brigade (-) als brigade deelnemen aan de oefening Swift Response 2017 met onder meer een Nederlands bataljon, het Duitse 26 Luftlanderegiment, naast een Amerikaanse en een Brits/Franse, samengestelde brigade.
Inzet van Rode Baretten met parachute tijdens de jaarlijkse Joint Operational Access Exercise (JOAX) van 82 (US) Airborne Division (2015). Foto Bundeswehr, M. Dorow
Toekomstbestendig blijven
De wereld wordt steeds onvoorspelbaarder. Leek 25 jaar geleden de wereldvrede nog aan te breken, nu weten we dat we zover nog lang niet zijn. Sterker nog, aan de oostgrens van Europa is de dreiging vanuit Rusland sterk toegenomen en lijkt de Koude Oorlog-politiek terug. Ook aan de zuid- en zuidoostgrens van Europa is de instabiliteit enorm toegenomen. De Arabische Lente heeft geleid tot veel onrust en de Islamitische Staat beheerst significante delen van Irak en Syrië. De situatie in Syrië is chaotisch en onoverzichtelijk. Libië dreigt een failed state te worden. Door de situatie in die regio zijn grote vluchtelingenstromen op gang gekomen, die op termijn een risico zouden kunnen vormen voor de stabiliteit in heel Europa. Tot slot is de terreurdreiging op nationaal grondgebied, met aanslagen zoals in Parijs, Brussel en Berlijn, alleen maar groter geworden en dichterbij gekomen. Kortom, we kunnen spreken van een onzekere wereld.
Maar wat betekent dat concreet, nu en in de toekomst? Dat alles vergroot de kans dat politieke besluitvormers een beroep doen op de krijgsmacht. Hoewel de bereidheid in de westerse wereld na de inzet in Irak en Afghanistan afgenomen lijkt om grootschalig militaire capaciteiten in te zetten, tonen de commitments in Mali, Afghanistan en Irak, maar ook bijdrages binnen de NAVO aan de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF) en Enhanced Forward Presence, aan dat de noodzaak van operationeel-gerede en snel inzetbare militaire capaciteiten groot is. Inmiddels geldt ook dat de kans van inzet op nationaal grondgebied toeneemt. Zo zien we in Frankrijk en België al geruime tijd gewapende inzet van militairen. In Nederland is het beperkt gebleven tot militaire bijstand door Rode Baretten in augustus 2016 ter ondersteuning van de Koninklijke Marechaussee op Schiphol naar aanleiding van een verhoogde dreiging.
Maar hoe zie ik dan de Luchtmobiele Brigade in bijvoorbeeld 2030? Is die nog relevant, hoe ziet de brigade eruit en wat moet die kunnen? Voordat ik mijn visie daarop geef, een paar opmerkingen om een en ander in de juiste context te plaatsen. Ten eerste is het altijd lastig om vooruit de kijken. Ik noemde al de onvoorspelbaarheid van de wereld. Toen de brigade werd opgericht en eenheden naar Bosnië werden uitgezonden, kon niemand vermoeden dat eenheden van de brigade jaren later in Irak ingezet zouden worden en daarna jaren in Afghanistan. Kijkende naar de actualiteit zouden Syrië of Libië potentiele inzetopties kunnen zijn, maar wie zegt ons niet dat in 2030 andere landen in de wereld conflicten kennen die onze belangen in het geding brengen en noodzaken tot inzet van militaire middelen? Ten tweede is het maar de vraag hoe militaire operaties eruit zien in 2030. Zijn het dan nog klassieke militaire operaties (in welke vorm dan ook), of militaire activiteiten van ondersteunende, afschrikkende of afleidende aard in een hybride of comprehensive context?
En als er ultimo gevochten moet worden, hoe gaat dat dan, met welke middelen en op welke manier? Ten derde loopt er onder leiding van de CDS een denkproces in het kader van de Doorontwikkeling Krijgsmacht (DOKM). Ik blijf weg van een inhoudelijke relatie daarmee, maar zal in het kader van dit artikel mijn persoonlijke visie geven op de toekomst van de Nederlandse air manoeuvre-capaciteit.
Als bouwstenen voor een blik naar de toekomst is het goed om even te kijken naar enkele specifieke kenmerken van air manoeuvre die een belangrijke rol spelen bij de overweging van air manoeuvre-inzet.[14] Ik beperk me tot de meest in het oog springende kenmerken, die soms als sterkte en soms als zwakte van air manoeuvre kunnen worden gezien. Op basis daarvan is het mogelijk de relevantie te beoordelen en een visie op de toekomst te projecteren, waarbij sterktes kunnen en moeten worden uitgebouwd en zwaktes zo mogelijk moeten worden gemitigeerd.
1. Operationele mobiliteit en snelheid
Het vermogen om met gebruik van tactisch luchttransport (natuurlijke) hindernissen te overwinnen en inzet over grote afstand snel te kunnen realiseren draagt bij aan de operationele mobiliteit. Daarbij is snelle concentratie mogelijk op sleutellocaties. Dit maakt air manoeuvre-eenheden operationeel en strategisch relevant en bijzonder geschikt voor de diepe operatie.[15]
2. Flexibiliteit en verrassing
Dit is het kunnen omtrekken van (natuurlijke) hindernissen en vijandelijke eenheden en het kunnen inzetten van eenheden vanuit elke richting. Alternatieve uitstijgmethoden maken het bovendien mogelijk dat helikopters niet altijd aan de grond hoeven te worden gezet om eenheden te laten uitstijgen. Hierdoor is verrassende inzet mogelijk, wat tevens flexibiliteit genereert.[16]
3. Afhankelijkheid van weerscondities
Weersomstandigheden bepalen in grote mate de mogelijkheden voor air manoeuvre inzet. De hoogte van het wolkendek en zichtcondities kunnen de inzet van luchttransportmiddelen beperken.
De grond/lucht-coördinatie en organisatie bij de inzet van meerdere aantallen van meerdere types helikopters vereist veel specifiek opgeleid en getraind personeel. Foto Sectie Communicatie 11 LMB
4. Helikoptercapaciteit
De omvang van de helikoptercapaciteit bepaalt hoeveel grondeenheden tegelijkertijd kunnen worden ingezet. Zo heeft Nederland voldoende helikoptercapaciteit om een bataljon te kunnen inzetten. Dit hoeft niet altijd een belemmering te zijn. Zo is afhankelijk van opdracht en omstandigheden inzet in meerdere waves[17] een mogelijkheid. Indien grootschaliger inzet noodzakelijk is, kan in operationele omstandigheden, waarin vaak in coalitieverband wordt opgetreden, plaatselijk en tijdelijk aanvullende helikoptercapaciteit worden ingezet.
5. Kwetsbaarheid
Air assault grondeenheden zijn doorgaans licht bewapend en niet of slechts licht bepantserd. Daarbij komt dat zij op de grond beperkt beschikken over escalatie-dominantie en daartoe veelal afhankelijk zijn van de inzet van gevechtshelikopters en/of luchtsteun. Dat vergt een zorgvuldige afweging tussen de kans op succes en de risico’s voor wat betreft verliezen en slachtoffers. Daar staat tegenover dat air manoeuvre-eenheden de tegenstander verrassend aangrijpen op zijn zwakke plekken en dat de inzet vaak offensief en daarmee relatief kortdurend is.
6. Tactische mobiliteit
Eenmaal ingezet beschikken grondeenheden beperkt over voertuigen, waardoor hun tactische mobiliteit gering is.[18] De air assault infanteriecompagnieën van de bataljons hebben geen voertuigen, patrouillecompagnieën wel. De komende jaren worden de operationele voertuigen Mercedes-Benz en LSV vervangen door air assault-wielvoertuigen en quads.
Relevantie
De Nederlandse regering heeft de oprichting van de Luchtmobiele Brigade aangekondigd in de Defensienota van 1991. Dat document beschreef daarbij dat ‘...deze eenheid moet voldoen aan hoge eisen van flexibiliteit en tactische en strategische mobiliteit. Bovendien is een hoge graad van paraatheid vereist. Delen van de eenheid kunnen bovendien snel worden ingezet bij VN-vredesoperaties. Die kunnen vervolgens worden afgelost door een speciaal te vormen, op de omstandigheden toegesneden VN-bataljon’.[19] Inmiddels is de wereld sterk veranderd. Snelle beschikbaarheid en inzetbaarheid van goed getrainde eenheden is nu misschien wel meer dan ooit aan de orde. Niet voor niets heeft de NAVO in het Readiness Action Plan[20] daartoe aanvullende maatregelen genomen. Eenheden met een hoge operationele mobiliteit die verrassend en flexibel kunnen worden ingezet zijn in die context altijd relevant. De combinatie van specifiek toegeruste helikopter- en grondeenheden is breed inzetbaar in alle soorten operaties en daarmee bijzonder veelzijdig.
De Luchtmobiele Brigade is als geheel, maar ook met haar eenheden of specifiek geformeerde taakgroepen, inzetbaar in het brede spectrum van militaire operaties. De brigade kan als dat nodig is vechten in een hoog geweldsspectrum. Offensieve operaties om in de diepte van het operatiegebied vijandelijke kernelementen uit te schakelen of essentiële terreindelen te overmeesteren zijn daar voorbeelden van. Vaak zijn deze operaties randvoorwaardelijk voor over de grond opererende gemechaniseerde of gemotoriseerde eenheden. Een hogere commandant kan bijvoorbeeld de brigade opdragen om in de diepte een essentiële brug te veroveren, die nodig is voor grondeenheden die een opmars uitvoeren. In Zuid-Afghanistan zijn compagnieën van de brigade met helikopters ingezet als reserve van Commandant Regional Command South in de tijd van generaal Van Loon.[21] Die eenheden werden in zijn opdracht ingezet in de hele zuidelijke regio.
Het concept van air cargo drop is nog volop in ontwikkeling. De eerste drop van 16 Container Delivery Systems (CDS) gelijktijdig vond plaats tijdens de internationale oefening Real Thaw in Portugal (2016), een joint mijlpaal. Foto auteur
De brigade kan ook ingezet worden in defensieve operaties of stabilisatieoperaties maar ook in humanitaire operaties. De combinatie van grondeenheden, helikopters en transportvliegtuigen maakt dat grote afstanden snel kunnen worden overbrugd en afgelegen gebieden of gebieden die afgesneden zijn a.g.v. natuurgeweld toch kunnen worden bereikt. Een concreet voorbeeld is voedsel dropping. Personeel van 11 Bevoorradingscompagnie is in staat paletladingen gereed te maken voor airdrops met transportvliegtuigen van 336 Squadron van de Koninklijke Luchtmacht. Deze brede inzetbaarheid geldt expeditionair, maar ook op nationaal grondgebied kunnen de unieke capaciteiten van de brigade van meerwaarde zijn voor de civiele autoriteiten in Nederland. Zo is de brigade prima in staat om bij grote wateroverlast met helikopters en ondersteunende capaciteiten afgelegen gebieden te bereiken, of verkeersdrukke routes te overbruggen.
Toekomst van de brigade
De stip op de horizon in 2030 zou er in mijn ogen zo uit moeten zien: een air manoeuvre-brigade die operationeel met partners Defensie Helikopter Commando en 336 Squadron joint in tailor-made taakgroepen, maar ook als brigade, in het hele spectrum van militaire operaties wereldwijd veelzijdig inzetbaar is, maar ook nationaal. Een nichecapaciteit met modern materieel en zeer goed opgeleid en uitgerust personeel dat fysiek en mentaal gehard is, berekend op zijn taken en dat klokrond en in nagenoeg alle terreinomstandigheden kan opereren. Een eenheid die snel inzetbaar is, voldoende tactische en operationele mobiliteit heeft en beschikt over een grote mate van zelfstandigheid en unit cohesion, waardoor effectieve modulariteit voortdurend geborgd kan worden. Alle air manoeuvre-inzetvormen zijn volledig doorontwikkeld, getraind en ingebed, waarbij hoogwaardige command & control-systemen de eenheid in staat stellen joint combined en over grote afstanden effectief te opereren. De eenheid kan in het concept van Special Operations Task Group (SOTG) tailor-made Special Operations Forces (SOF) supporting-capaciteit leveren. De brigade is een betrouwbare partner in de internationale air manoeuvre-gemeenschap en interoperabel met partners.
Verschillende ontwikkelingen zijn reeds in gang gezet om die stip op de horizon te benaderen. Ik schets deze aan de hand van de thema’s interoperabiliteit, inzetgereedheid en innovatie.
Interoperabiliteit
Interoperabiliteit heeft meerdere dimensies, namelijk de menselijke, procedurele en technische. Deze dimensies moeten nationaal en internationaal geprojecteerd worden op de partners waarmee de brigade samenwerkt of moet kunnen samenwerken. De menselijke interoperabiliteit is de meer ‘zachte’ kant van interoperabiliteit. Het gaat daarbij om zaken als wederzijds begrip en respect, wederzijdse kennis en inzicht en cultureel bewustzijn. Dit is een wezenlijke invloedsfactor. De procedurele interoperabiliteit richt zich op de afstemming van procedures. Hierbij valt te denken aan doctrine, Standing Operating Procedures (SOP), regelgeving of zelfs wetgeving. Technische interoperabiliteit gaat over de wijze waarop systemen en materieel geëquipeerd zijn om zonder beperkingen met anderen te kunnen samenwerken. Het meest concrete voorbeeld is het gebruik van communicatiemiddelen.
Hoe militaire operaties er in 2030 uit zullen zien is lastig te voorspellen, maar gebruik van onder meer Remotely Piloted Aerial Systems (RPAS) zal de effectiviteit van het optreden vergroten. Foto Sectie Communicatie 11 LMB
Internationaal werkt de brigade nauw samen met de DSK. De brigade moet, naast andere brigades, kunnen opereren onder deze divisie. Waar de eindsituatie ligt van deze integratie is nu nog moeilijk te beoordelen. Op dit moment wordt gewerkt aan stappen in alle dimensies van interoperabiliteit. Het meest uitdagend is de technische interoperabiliteit op het gebied van communicatiesystemen en militaire luchtvaarteisen.
Interoperabiliteit geldt ook nationaal. Het joint karakter vereist nauwe samenwerking met DHC en 336 Squadron. Toch geldt ook hierbij dat blijvend werken aan de verschillende dimensies van interoperabiliteit een must is. Elkaar blind vertrouwen en wederzijds aan een half woord genoeg hebben vergt voortdurende training en samenwerking. Procedures en SOP’s worden op basis van ervaring voortdurend actueel gehouden.
Innovatie
Innovatie is essentieel om in een snel veranderende wereld toekomstbestendig te blijven. Dit is niet alleen beperkt tot uitrusting en materieel: het gaat ook om concepten, doctrine en tactics. Op het gebied van materieel zijn de komende jaren verbeteringen te verwachten, zoals het vervangen van operationele voertuigen, nachtzicht en communicatiemiddelen voor de lange afstand. Voorts wordt op dit moment onder meer geëxperimenteerd met kleine onbemande sensoren (Remoted Piloted Aerial Systems of RPAS) op pelotons- en compagniesniveau. Technisch is er inmiddels veel beschikbaar op de markt. In het militaire domein valt nog veel winst te boeken bij het gebruik van dergelijke systemen, ook op lagere niveaus. Het vergroot de effectiviteit en kan de kwetsbaarheid verminderen.
Momenteel loopt het Concept Development & Experimentation (CD&E) traject op gebied van Ranger. Dit is capaciteit die specifiek getraind en toegerust is op het ondersteunen van Special Operations Forces. Tot nu toe, zoals in Mali en Afghanistan, werd de ondersteuning van SOF gerealiseerd vanuit reguliere eenheden, waarbij de Luchtmobiele Brigade de preferred partner is. Het CD&E-traject richt zich op beproeven van training, organisatie, werkwijze en command & control. De conclusies zijn van belang in het kader van de vraag of er structureel Ranger-capaciteit wordt ingebed in de brigade. De CDS zal waarschijnlijk niet eerder dan medio 2017 een besluit nemen. De eenheid die hiermee belast wordt zal evenwel blijvend beschikken over air assault getraindheid waarmee ook een rol in het air manoeuvre-concept zekergesteld blijft.
Innovatie is ook een mindset. Iedereen moet ervan doordrongen zijn dat het voortdurend streven naar verbetering en het toepassen van innovatie waar mogelijk de enige weg is om blijvend berekend te zijn op moeilijke taken in een steeds complexere omgeving. Leiderschap speelt daarin een belangrijke rol. Een mooi voorbeeld van bottom-up innovatie is de omvorming geweest van de Staf- en Anti-tankcompagnieën (Statcie) van de Infanteriebataljons tot de huidige Delta-compagnieën, met mobiele middelen die veel breder inzetbaar zijn dan de toenmalige anti-tankcapaciteit.
Inzetgereedheid
Tot inzetgereedheid reken ik het optimaliseren van fysieke en mentale fitheid, de snelle inzetbaarheid en de zelfstandigheid van de brigade. Het optimaliseren van fysieke en mentale fitheid is het doel van het project Fit & Fris. De essentie hiervan is een holistische benadering, waarin niet alleen de lichamelijke fitheid centraal staat, maar ook de mentale fitheid en eigenlijk ook de persoonlijkheid en lifestyle, omdat die van invloed zijn op de fysieke en mentale gesteldheid. Op basis van een nulmeting per individu wordt een persoonlijk advies uitgebracht. Binnen de eenheid kunnen deze resultaten op groepsniveau mede bijdragen aan het verbeteren van de teamperformance. Dit gaat ook leiden tot een meer pasklare benadering in de sportprogramma’s van eenheden. Dit programma benadert mentale en fysieke fitheid vanuit de topsportfilosofie.
Snelle inzetbaarheid is onontkoombaar in de huidige en toekomstige tijd. Bij de Luchtmobiele Brigade is het adagium dan ook dat onze inzetbaarheid een zekerheid moet zijn in een onzekere wereld. Elke Moment, Elke Missie! is niet voor niets het motto. Naar de toekomst bouwt de brigade voort op de meest recente ervaringen. In 2014, na het neerschieten van de MH-17, kreeg de brigade de opdracht om zich gereed te maken voor een eventuele inzet ter beveiliging van de crashsite. Er is een andere politieke keuze gemaakt, maar de brigade was er snel klaar voor, zelfs tijdens de zomerverlofperiode.
Rode Baretten in gesprek met minister van Defensie Hennis na de uitvoering van de oefening Noble Jump (2015), de eerste grote internationale testoefening van de NAVO Flitsmacht (Very High Readiness Joint Task Force) in Polen: Foto MCD, E-J Daniels
In 2015 vormde een groot deel van de brigade de kern van de eerste Very High Readiness Task Force (VJTF) van de NAVO, ook wel Flitsmacht genoemd. Dit was het zichtbare resultaat van het Readiness Action Plan (RAP) waartoe de NAVO tijdens een top in Wales in september 2014 besloot als reactie op de ontwikkelingen aan de randen van Europa (crisis in Oost-Oekraïne en de opkomst van de Islamitische Staat).[22]
In dit nieuwe NAVO-concept moest de VJTF-brigade als geheel binnen 5 tot 7 dagen inzetbaar zijn, waarvan een lead battlegroup van circa 800 tot 1000 man binnen 48 uur. De brigade, inbegrepen Noorse, Duitse en Belgische partners, had de eer dit concept te testen. Dat paste uitstekend bij het snel inzetbare karakter van de eenheid. De ervaringen uit de VJTF-testfase vormen voor de brigade zelf ook belangrijke lessen om de procedures van alarmering en gereedstelling verder te verbeteren. Zo is inmiddels een formerings- en gereedstellingslocatie ingericht die snel geactiveerd kan worden. Hiermee kan materieel en uitrusting van in te zetten eenheden snel en efficiënt gereed worden gesteld voor strategische verplaatsing.
De bijbehorende procedures worden jaarlijks beoefend in een grote oefening, maar ook toegepast bij inzet van de Compagnie in de West en oefenperiodes in Fort Hood.[23] Op basis van het beoefenen en evalueren van de procedures worden deze voortdurend actueel gehouden.
Inzetgereedheid heeft ook de maken met unit cohesion. De beste beschrijving van dit begrip is Amerikaans: ‘the bonding together of soldiers in such a way as to sustain their will and commitment to each other, the unit and mission accomplishment, despite combat or mission stress’.[24] Esprit de corps speelt hierin een rol en die is sterk binnen de brigade, vooral door de rode baret. Maar ook de zelfstandigheid van de brigade is hiervoor belangrijk in het kader van operationele effectiviteit. Vooral capaciteiten die nauw verweven zijn met de manoeuvre, zoals grondgebonden vuursteun, horen van huis uit deel uit te maken van de brigade. Dit geldt voor alle brigades. Indien financieel de ruimte ontstaat zou het terugkeren van vuursteuncapaciteit naar de brigades prioriteit moeten krijgen. Om exact dezelfde redenen is het overigens goed dat de brigade met 11 Brigade Verkenning Eskadron (BVE) inmiddels eigen verkenningscapaciteit heeft. Deze eenheid draagt in hoge mate bij aan de operationele effectiviteit van de brigade.
Tot slot
Ik heb in dit artikel een beeld gegeven van 11 Luchtmobiele Brigade. Ik hoop dat het een dieper inzicht heeft gegeven in ons concept en onze mogelijkheden, maar vooral ook de kracht van onze mensen, onze Rode Baretten. Luitenant-generaal Wilmink sprak in 1992 woorden die bewaarheid zijn geworden. De tijden zijn aan het veranderen. Zeker is dat de wereld nog lang niet veilig is en onvoorspelbaar blijft. De Luchtmobiele Brigade zorgt samen met haar partners van het Defensie Helikopter Commando en 336 Squadron nu en in de toekomst voor een betrouwbare, unieke joint capaciteit. Het is een belangrijke nichecapaciteit voor de Nederlandse krijgsmacht, die inzetbaar is in alle vormen van militaire operaties in het gehele geweldsspectrum. Er ligt een stevig fundament wat betreft opleiding en training. In de afgelopen 25 jaar heeft de brigade zich voortdurend ontwikkeld. Dat zal de komende 25 jaar niet anders zijn. Wie goed wil zijn, moet blijven streven naar verbetering en wie relevant wil blijven, moet zich aanpassen aan de veranderende omgeving. De mensen in de brigade zijn daar altijd van doordrongen. Ik heb er alle vertrouwen in dat de inzetbaarheid van deze brigade ook de komende 25 jaar een zekerheid zal vormen in een onzekere wereld. Elk Moment, Elke Missie!
* De auteur is Commandant 11 Luchtmobiele Brigade (Air Assault) 7 December en tevens Commandant 11 Air Manoeuvre Brigade.
[1] Waar Rode Baret met hoofdletters wordt geschreven wordt geduid op de militair met rode baret die dient bij 11 Luchtmobiele Brigade.
[2] Ministerie van Defensie, Handboek Air Manoeuvre Tactics (Utrecht, ministerie van Defensie, januari 2015) 15.
[3] In 1995 is de naam van de Groep Helikopters van de Koninklijke Luchtmacht (KLu) veranderd in Tactische Helikopter Groep KLu (THGKLu). Nederland schafte in het kader van de oprichting van de Luchtmobiele Brigade Cougar en Chinook transporthelikopers en Apache gevechtshelikopters aan. Deze werden ondergebracht in de THGKLu. THGKLu maakte operationeel in zijn geheel deel uit van de joint Air Manoeuvre Brigade. In 2008 is het Defensie Helikopter Commando opgericht, waarin Defensiebreed alle types helikopter, ook die van de Koninklijke Marine, werden ondergebracht. De genoemde helikoptertypes voor het concept van 11 AMB worden operationeel samengevoegd tot een zogeheten Composite Squadron en integreren op die wijze in 11 AMB voor oefeningen en bij inzet.
[4] Ministerie van Defensie, Handboek Air Manoeuvre Tactics, 17.
[5] Idem, 20.
[6] Idem, 21.
[7] Idem, 18.
[8] Idem, 19.
[9] Idem, 41.
[10] Kolonel drs. M.P.P. Timmermans, ‘De Landmacht van Morgen. Dare to ride the winds of change!’, in: Militaire Spectator 183 (2014) (4) 173.
[11] Een ‘augmentee’ is een militaire functionaris die tijdelijk aan een eenheid kan worden toegevoegd indien zijn of haar expertise, vaardigheden of kennis nodig zijn. In de praktijk van de joint Air Manoeuvre Brigade gaat het om functionarissen die een organieke functie hebben binnen het Defensie Helikopter Commando en daarnaast met een kruisverwijzing als neventaak een functie hebben binnen de Staf van de joint Air Manoeuvre Brigade.
[12] https://magazines.defensie.nl/landmacht/2015/10/05_air-man-familie-slider.
[13] Majoor Tabe R. de Boer, ‘Hoezo Air Assault ter discussie?’, in: Carré (2011) 2.
[14] Ministerie van Defensie, Handboek Air Manoeuvre Tactics, 22.
[15] Ministerie van Defensie, Handboek Air Manoeuvre Tactics, 23.
[16] Idem, 23.
[17] Een wave is een gelijktijdige luchtverplaatsingsfase van een pakket helikopters waarin grondeenheden worden ingezet. Indien dezelfde helikopters meermaals en achtereenvolgens een vergelijkbare luchtverplaatsing uitvoeren is sprake van meerdere waves.
[18] Ministerie van Defensie, Handboek Air Manoeuvre Tactics, 24.
[19] Tweede Kamer der Staten-Generaal, vergaderjaar 1990-1991 (Den Haag, 21991, 1991) 106.
[20] Tweede Kamer der Staten-Generaal, Verslag van de NAVO-top in Newport (Den Haag, 28676, 2014) 3.
[21] De Boer, ‘Hoezo Air Assault ter discussie?’, 2.
[22] Tweede Kamer der Staten-Generaal, Verslag van de NAVO-top in Newport (Den Haag, 28676, 2014) 3.
[23] In Fort Hood is het joint 302 Squadron gestationeerd waarbij ook Nederlandse Chinook en Apache helikopters ondergebracht zijn. Hier vinden joint air assault-trainingsperiodes plaats op het niveau van infanteriecompagnie en helikoptervlucht.
[24] Fred Manning, ‘Morale and Cohesion in Military Psychiatry’, in: Military Psychiatry: Preparing in Peace for War, 4.