Tijdens een ceremonie op de Legerplaats bij Oldebroek is op 1 juli 11 Afdeling Rijdende Artillerie heropgericht. De landmacht beschikt daardoor over twee afdelingen artillerie. Aanleiding voor de uitbreiding van de vuursteuncapaciteit zijn de geopolitieke ontwikkelingen. De Militaire Spectator sprak op de legerplaats met de overstes Jan-Pieter Tiedink, Rody Spruijt en Jeffrey van der Veer over de nieuwe vuursteunorganisatie en de personele en materiële vulling. Tiedink, commandant van 11 Afdeling Rijdende Artillerie, spreekt van een investering in het kunnen vechten met verbonden wapens en benadrukt de mindset van de eenheid: ‘We zetten de stip om gevechtsklaar te zijn niet op 2030, maar op vanavond’.

Live fire excercise van het Vuursteun Commando waarbij met een aantal pantserhouwitsers dynamisch en statisch wordt geschoten, ’t Harde, oktober 2025. Foto MCD
Luitenant-kolonel Jan-Pieter Tiedink is de huidige commandant van 11 Afdeling Rijdende Artillerie. Hij hield zich bezig met de aanloop naar het formele heroprichtingsmoment van 1 juli. In de jaren ervoor was hij dossierhouder bij de afdeling Landoptreden van de Directie Plannen van de Defensiestaf. Daar werkte hij de maatregelennota, die nodig was als gevolg van de Defensienota 2022, verder uit tot een plan dat heeft geleid tot de heroprichting.
Luitenant-kolonel Rody Spruijt is projectleider van het multiproject versterking vuursteun. Zijn team houdt zich fulltime bezig met de oprichting van nieuwe eenheden. Daarvoor was hij ook projectleider van de oprichting van de Delta Batterij en daarvoor bij het programmabureau op de Landmachtstaf. Zijn focus ligt nu op de heroprichting van de 11e afdeling en de uitbreiding van de 41e afdeling.
Luitenant-kolonel Jeffrey van der Veer was afdelingscommandant van 41 Afdeling Artillerie, waarin het Korps Rijdende Artillerie toen was opgesloten. Hij is binnengekomen toen de Delta Batterij een kleine nucleus was die verder werd uitgebouwd en heeft uiteindelijk de hele eenheid gereed gemaakt voor overdracht aan luitenant-kolonel Jan-Pieter Tiedink. Van der Veer is nu werkzaam bij de Directie Operationeel Beleid en Plannen om het aanvullende geld te operationaliseren in een bestedingsplan.
De heroprichting van 11 Afdeling Rijdende Artillerie (AfdRA) moet in het licht van de spaarkoers uit het recente verleden worden gezien.
‘Bij de bezuinigingen van tien jaar geleden, waarbij bij Defensie in totaal 15.000 mensen weg moesten, zijn de tankeenheden van de cavalerie opgeheven en is de operationele capaciteit van de artillerie gehalveerd’, beaamt Rody Spruijt. ‘De gevechtsbatterijen kregen minder capaciteit en werden opgehangen onder het Vuursteun Commando (VustCo) om het voortbestaan nog enigszins te waarborgen, waardoor de artillerie het met de helft moest doen. De batterijen kwamen gecentraliseerd onder VustCo te hangen als een soort overlevingsmechanisme. Voorheen heette het Opleidings- en Trainingscentrum (OTC) Vust; dat was alleen de opleidingscapaciteit, het schietkamp en het kenniscentrum. Daar zijn de pantserhouwitsers onder gevoegd en toen is de naam in VustCo veranderd. Dat alles viel weer onder het Operationeel Ondersteuningscommando Land (OOCL). Er heeft nooit een operationele noodzaak aan deze reorganisatie ten grondslag gelegen, het ging puur om bezuinigingen. Bij de mariniers en luchtmobiel zijn de zware mortiercapaciteiten opgeheven en als double-headed task aan de artillerie gegeven. In eerste instantie deden batterijen de mortieren 120mm en PZH tegelijk, maar dat is vrij snel verschoven naar een batterij met een mortierfocus (Charlie batterij). In de huidige reorganisatie heeft de artillerie die taak teruggegeven aan de infanterie, wat volledig terecht is.’
‘Alle drie brigades – 43 Gemechaniseerde Brigade (43 MechBrig), 13 Lichte Brigade (13 LtBrig) en 11 Luchtmobiele Brigade (11 LMB) – en het Korps Mariniers verloren inderdaad hun organieke vuursteuncapaciteit en het is in deze tijd van toegenomen dreiging noodzakelijk dat dat weer hersteld wordt’, zegt Jan-Pieter Tiedink. ‘11 Afdeling Rijdende Artillerie komt op termijn onder bevel van 43 MechBrig en 41 Afdeling Veldartillerie onder bevel van 13 LtBrig. Brigades hebben dan weer hun eigen organieke vuursteunmiddelen waarmee ze het gevecht van verbonden wapens kunnen voeren op brigadeniveau. Die mogelijkheid hebben we de afgelopen jaren echt gemist: de kennis was teruggetrokken tot het Vuursteun Commando terwijl op brigadeniveau en op alle niveaus daarboven de kennis hard terugliep.’
Spruijt vult aan: ‘Dat de ervaring van het geïntegreerd, combined optreden verloren ging doordat er bij de reorganisatie maar drie batterijen overbleven is heel kwalijk geweest. Door de reorganisatie werd ook het middenkader voor de helft gereduceerd; veel artilleristen gingen de dienst uit. Dat zijn precies de mensen die we nu missen. De destijds jonge onderofficieren waren nu de opperwachtmeesters geweest.’ Het mechanisme van up or out trad destijds volop in werking: mensen groeiden door of verlieten Defensie. ‘Nu is de 11e afdeling heropgerichtin een nieuwe vorm: met nieuw materieel en in een andere samenstelling’, zegt Tiedink.

Organisatie 41e /11e Afdeling Artillerie (Soll)
Uiteindelijk is toch weer de behoefte aan een nieuwe afdeling geconstateerd. Wanneer is dat concreet geworden?
Jeffrey van der Veer: ‘We kunnen stellen dat operationele commandanten vanaf het eerste moment na de bezuinigingen merkten dat zij een deel van hun mogelijkheden verloren hadden om het gevecht succesvol te kunnen voeren. Brigadecommandanten, maar ook commandanten van infanteriebataljons, voelden dat gemis aan gevechtskracht. De nota In het belang van Nederland uit 2018 was een eerste stap naar het heel minimaal versterken van wat we in 2011 wegbezuinigd hebben. In de landmacht was iedereen er wel van overtuigd dat vuursteun belangrijk was en dat we minimaal twee of drie eigen afdelingen moesten hebben’. ‘Buiten de landmacht werd het lang niet gehoord: eerst was er geen geld, daarna waren er andere prioriteiten’, zegt Spruijt. ‘Langzaam – ook doordat de landmacht continu is blijven aandringen – is het idee weer geland, ook in Den Haag. En door de oorlog in Oekraïne is iedereen bij Defensie er volledig van overtuigd geraakt dat vuursteun per direct terug moet komen.’ Wat ook meespeelt is dat de NAVO nieuwe priority targets heeft gesteld, waarin eigen organieke vuursteuncapaciteit is opgenomen. Want hoewel de partijen in de oorlog in Oekraïne massaal drones gebruiken, is de inzet van artillerie nog steeds onmisbaar. Drones worden immers ook gebruikt voor waarneming, waarna de artillerie voor de follow up zorgt. Met drones is er een wapen bijgekomen in het totaalpakket dat de oorlog beïnvloedt, maar wat zeker geen vervanging is voor artillerie.
Wanneer is het projectteam opgezet voor de heroprichting?
‘Het proces is al in 2021 gestart in de aanloop naar de Defensienota van 2022’, zegt Spruijt. ‘Luitenant-kolonel Tiedink zat op de Defensiestaf en er zijn korte lijnen geweest tussen hem en de functionaris Strategie & Plannen bij de Landmachtstaf, commandant VustCo en het kenniscentrum om die studie – hoe moet de afdeling er uit zien, wat zijn de benodigde raketcapaciteiten? – aan te leveren.’ In 2022 verscheen de maatregelennota die vervolgens is omgezet naar een inrichtingsnota. ‘Daarbij kreeg het Commando Landstrijdkrachten (CLAS) de opdracht om een organisatie op te richten, het Commando Materieel en IT (COMMIT) de opdracht wapensystemen en voertuigen aan te schaffen en het Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO) de taak infrastructuur te realiseren. Vanuit CLAS is dat omgezet naar een projectmandaat en dat hebben wij in januari 2023 gekregen. Wij hebben een projectteam samengesteld, bestaand uit een projectleider, een plaatsvervangend projectleider en een materieel-logistieke functionaris (allen full time). Eén dag in de week zit daar een infradeskundige bij, een genist die reservist is. Dat is het kernteam. Het projectteam legt verantwoording af aan Commandant VustCo. We hebben natuurlijk ook een lijn naar het programmabureau van CLAS waar alle projecten worden aangestuurd. Commandant VustCo is de opdrachtnemer, Commandant Landstrijdkrachten (C-LAS) is de opdrachtgever. In de functionele lijn leg ik verantwoording af aan de programmaraad van CLAS. De voorzitter van die raad is brigadegeneraal Marc van Ockenburg, directeur CLAS DPLAN. In de raad zitten verder vertegenwoordigers van alle directies van staf CLAS.’

De heroprichting van 11 ‘AfdRA’ vergt veel van het verandervermogen van CLAS, en breder van Defensie. Foto MCD
Volgens Spruijt is de ondersteuning vanuit het hogere niveau prima. ‘Ik heb zelf op het programmabureau van de Landmachtstaf gewerkt en ben elders projectleider geweest en die ervaring met projecten en reorganisaties bij Defensie komt van pas. De samenwerking met staf CLAS is goed. Wat we wel merken is dat generaals heel snel concrete stappen willen, maar dat de defensieorganisatie toch nog wat vastgeroest zit in processen en normeringen die we zelf verzinnen. Het is lastig om daar urgentiebesef en snelheid in te creëren. Groeien is vele malen uitdagender dan eenheden opheffen. Met betrekking tot infrastructuur is het niet eenvoudig: we zouden hier in ’t Harde gaan bijbouwen, maar zijn ingehaald door onder meer de stikstofproblematiek en netwerkcongestie. Ga dan maar eens beslissen over een gebouw waar 350 militairen hun onderkomen moeten hebben. Een eenheid oprichten zonder gebouwen is niet mogelijk. Daarvoor zijn we afhankelijk van het DOSCO en het Rijksvastgoedbedrijf. Het vereist capaciteit op ieder niveau en we hebben te maken met veel procedures. Dat maakt het moeilijk. We moeten met heel veel spelers afstemmen. Het Joint Intelligence, Surveillance, Target Aquisition & Reconaissance Commando (JISTARC) breidt op deze kazerne ook uit, dus zitten we geregeld met alle belanghebbenden op het terrein rond de tafel om gaten en kieren te zoeken waar nog ruimte is om te benutten. De instroom van nieuwe voertuigen is ook een punt. De Boxer zou in 2025 instromen, maar dat werd eerst 2026 en daarna 2027-2028. Nu is het de vraag of het de Boxer wordt of een ander voertuig; we zijn dus ook afhankelijk van externe factoren, wat het complex maakt.’
Tiedink benadrukt dat de groei steeds gepland en georganiseerd moet worden en dat het transitieteam daarom een grote waarde heeft: ‘We hebben met bijna iedere projectleider bij COMMIT te maken. Ook andere operationele commando’s waar we assortimenten hebben belegd in deze organisatie hebben allemaal een verantwoordelijkheid’. De heroprichting van 11 ‘AfdRA’ vergt dus veel van het verandervermogen van CLAS, en breder van Defensie.
Hoe verliep het scheidingsproces precies?
Van der Veer: ‘Toen we wisten dat overste Tiedink commandant zou worden hebben we voorgesorteerd: hoe gaan we de juiste mensen warm laten lopen voor een functie bij de nieuwe afdelingsstaf? Qua ervaring en opbouw zijn deze mensen deels uit 41 Afdeling Artillerie gekomen. Dat is individueel maatwerk geweest’. ‘Nu we groeien, hebben we er bewust voor gekozen mensen het vertrouwen te geven die toe zijn aan een volgende stap of er tegenaan zitten om een niveau hoger te gaan werken’, vertelt Tiedink. ‘Het vraagt inzet van die mensen en van ons als leiding, want we moeten vertrouwen geven en hen als het nodig is extra begeleiden. We hebben redelijk wat mensen bevorderd voor de heroprichting van deze eenheid. Zij hebben allemaal de stap gezet om bijvoorbeeld van kapitein naar majoor en hoofd sectie S3 te gaan, of vanuit luitenant naar kapitein en hoofd sectie S2. Dat hebben we ook bij een aantal onderofficieren gedaan.’ De uitdaging bij de verdubbeling in afdelingen artillerie is het gebrek aan middenkader van ervaren onderofficieren. Deze categorie heb je niet per direct beschikbaar omdat het tijd kost voordat een onderofficer die nu start is doorgegroeid tot opperwachtmeester of sergeant-majoor.. ‘We moeten accepteren dat het vullingstraject 5 tot 10 jaar duurt, want het gaat hier om meer dan 300 nieuwe arbeidsplaatsen’, zegt Spruijt. ‘Het project hield in het uitbreiden van de 41e afdeling, het afstoten van de mortiertaak naar het Korps Mariniers en 11 LMB, het oprichten van 11 – de twee afdelingen – en het omvormen van het VustCo naar het Opleiding en Trainingscentrum (OTC) Artillerie. Hiermee zijn we op papier klaar in oktober 2026. In januari 2027 komt 41 Afdeling Veldartillerie bij 13 Lichte Brigade onder bevel, 11 Afdeling Rijdende Artillerie bij de 43e brigade, en het OTC Artillerie dat dan overblijft – het schietkamp, het kenniscentrum en de drie scholen – gaat naar het Opleidings- en Trainingscommando (OTCO) van de landmacht. Het reorganiseren doen wij dus zelf, daarna dragen we de eenheden over.’
1 juli was een snikhete dag, zodat aan de oprichtingsceremonie ‘een hittedraaiboek verbonden was om het voor mens en paard draaglijk te houden’, vertelt Tiedink. ‘De dag stond in het teken van de oprichting van nieuwe capaciteit voor de landmacht als uitvloeisel van de Defensienota 2022. In aanwezigheid van Commandant der Strijdkrachten generaal Onno Eichelsheim reikte C-LAS, luitenant-generaal Jan Swillens, de eenheidsvlag uit. In zijn toespraak ging C-LAS in op wat de oprichting betekent voor de landmacht in haar geheel en de brigade in het bijzonder. ‘Wat ook belangrijk is dat we veteranen van het Korps Rijdende Artillerie en oudgedienden van de eerder opgeheven 11 Afdeling Rijdende Artillerie hadden uitgenodigd om ook de nadruk te leggen op de tradities die in ere gehouden moeten worden’, zegt Van der Veer. ‘Binnen de 11e afdeling hebben we alle tradities van het 232 jaar oude Korps Rijdende Artillerie opgenomen’, vult Tiedink aan. ‘11 Afdeling Rijdende Artillerie heeft bovendien eenheidseigen gebruiken ontwikkeld en nu brengen we dat samen. In de huidige tijd kijken we naar wat passend is bij het personeel dat we hebben en waar we als nieuwe relevante gevechtseenheid voor staan, onder het motto ‘traditie is gevechtskracht’ van C-LAS. Traditie is een kernelement om de morele component van de eenheid te vormen en te versterken’. ‘Als commandant heb ik gezien dat de leden van de batterijen van de 11e afdeling een intense traditiebeleving hebben’, zegt Van der Veer. ‘Een goed voorbeeld is de replica van het sabel van kolonel Adrianus Rudolph Willem Gey van Pittius, dat gebruikt wordt bij het welkomstritueel binnen de 1e batterij. Tiedink vult aan: ‘Een stukscommandant wil personeel mede aan zich binden door de stukken te vernoemen naar bepaalde krijgsverrichtingen van het korps uit het verleden. Dat zorgt voor eenheid en trots bij de mensen die erbij horen’.
Wat zijn de ondereenheden van 11 Afdeling?
‘De 11e afdeling bestaat momenteel uit drie batterijen’, verduidelijkt Tiedink. ‘De rijdende artillerie werkt met een numerieke aanduiding voor de batterijen. De 1e en 2e batterij zijn gevechtseenheden en uitgerust met de PzH, de 4e batterij, die voorheen hoofdkwartierbatterij werd genoemd, omvat de staf en de ondersteunende capaciteiten. Per 1 januari 2026 wordt de 11e afdeling uitgebreid met een derde gevechtsbatterij, waarin de PULS-raketartilleriesystemen komen. In stafbatterij komt dan gelijktijdig een sensorpeloton met multimissieradars om het luchtruim af te zoeken naar vliegende elementen, specifiek vijandelijke vuursteunmiddelen. Op basis daarvan kunnen we kogelbanen detecteren en gericht terugvuren in het kader van counter-battery fire. Daarnaast komen er o.a. PUMA long-endurance drones in het sensorpeloton, ook die worden ingezet om vijandelijke doelen op te sporen. Onderwerp van studie is nog of we ook drones laten instromen die doelen direct kunnen aangrijpen.’
Wat is er gebeurd met de in 2021 opgericht Delta Batterij?
‘De voltallige Delta Batterij is overgekomen naar de 11e afdeling’, vertelt Tiedink.[1] ‘De Delta batterij was opgericht in het kader van de nota In het belang van Nederland, maar pas nu bij het programma versterking vuursteun is het geld gevonden om de batterij volledig uit te rusten. De capaciteit is aangevuld tot de organieke hoeveelheid van acht operationele houwitsers in die eenheid. Historisch gezien hebben we het teruggeplaatst in de volgorde zoals we die in het verleden opgeheven hebben: de Charlie batterij van 41 Afdeling Artillerie was vroeger de 2e batterij van 11 Afdeling Rijdende Artillerie toen die in 2013 werd opgeheven. Die is nu teruggeplaatst binnen de 11e afdeling met opnieuw de naam; de 2e Batterij. De Delta Batterij is teruggeplaatst als 1e Batterij met houwitsers.’

'1 juli stond in het teken van de heroprichting van 11Afdeling Rijdende Artillerie als uitvloeisel van de Defensienota 2022', aldus Tiedink. Foto MCD
Waar praten we tegenwoordig precies over als het om vuursteun gaat?
Tiedink: ‘Vuursteun is een force multiplier van de gevechtskracht binnen een eenheid, gemotoriseerd of gemechaniseerd, waarmee we de vijand kunnen aangrijpen in de diepte van het vak. Het is de ‘lange arm’ die de vijand kan slijten en daarmee gunstige randvoorwaarden kan creëren voor het nabijgevecht. Tegenwoordig heeft de artillerie eigen sensoren om de vijand te kunnen detecteren en vijandelijke vuursteunmiddelen te kunnen aanvallen. We kunnen het nabijgevecht ondersteunen met zware vuurkracht en meer veiligheid bieden in het achtergebied van onze eigen eenheden’.
Welk deel van het gevechtsveld gaat 11 Afdeling voor haar rekening nemen?
‘11Afdeling wordt onderdeel van 43 MechBrig, die op haar beurt onder 1 Duitse Pantserdivisie valt’, zegt van der Veer. ‘Met die divisie voeren we het diepe gevecht op hun niveau over grote afstanden. De Duitse divisie moet zich ook nog versterken. Ook zij zullen hun vuursteuncapaciteit moeten gaan uitbreiden, want in Duitsland is de laatste tientallen jaren ook sterk op de Bundeswehr bezuinigd. We hebben nu nog maar één divisie veldartillerie-afdeling in 1 Duitse Pantserdivisie, en dat moeten er ook meer worden. In die divisie zitten drie Duitse brigades, bij één daarvan wordt nu ook een afdeling bijgebouwd. Als 11e afdeling zijn we een belangrijk onderdeel van het vuursteunsysteem van deze Duitse divisie. Zij vinden onze PULS-systemen een belangrijk middel om in eerste instantie over lange afstand doelen aan te grijpen tijdens het divisiegevecht. De divisie zorgt voor target acquisition (doelopsporing) in de diepte van hun vak, voorbij de vakken die zij aan hun brigades hebben toegewezen.’ ‘Binnen de brigadevakken hebben we sensoren zoals het brigadeverkenningseskadron, dat er diep in gaat’ aldus Tiedink. ‘Er wordt steeds meer samengewerkt met de 107 Aerial Systems Battery van JISTARC en er zullen op brigadeniveau drones komen die in de diepte kunnen optreden en kijken. We hebben ook onze eigen drones en de multimissieradar voor diepe verkenning. Die radarcapaciteit, in Nederland gebouwd, is echt nieuw en ook andere landen overwegen de aanschaf van dit opsporingssysteem. De radar kan worden aangevuld met Cyber & Elektromagnetische Activiteiten (CEMA)-capaciteiten die storen, opsporen en ook een taak hebben bij het aangrijpen van doelen. De 11e afdeling kan daarmee dus ingezet worden in het diepe gevecht van de divisie. Waar de divisie stopt met het aangrijpen van doelen mag er geen gat ontstaan en de brigade moet hierop volgend dus naadloos ook doelen kunnen aangrijpen. Wij hebben die lange arm om dat te kunnen doen, terwijl we ook in het nabijgevecht van de bataljons vuursteun voor hen kunnen inzetten.’
Hoe ziet het jaarplan 2025 eruit, en wat gebeurt er met oefeningen en missies?
‘We starten niet vanaf nul, dat is belangrijk’, zegt Tiedink, ‘de mensen in de staf hebben veel ervaring, zij lopen al jaren rond bij de artillerie en kennen het optreden van een brigade. Zij kunnen op een bepaald niveau aan de slag en met hen hebben we afgelopen voorjaar al deelgenomen aan de Command Post Exercise (CPX) White Horse Arena in Wildflecken onder leiding van 1 Duitse Pantserdivisie. De volledige staf van 43 MechBrig was daarbij. We zijn naar de oefening geweest met een kernteam van de secties en mijn plaatsvervanger. De PzH’s van de batterijen zijn daar niet mee naar toe geweest. Daar hebben we al eerder dit jaar mee geoefend, als het ware ‘voorovergeleund’. Nog voor de formele oprichtingsdatum hebben we in het voorjaar meegedaan aan de oefening Stampeding Bison. Op dat moment werkten al sleutelfunctionarissen binnen de afdeling, en de twee batterijen, die zijn overgekomen van 41, bestonden al. Zij beheersten op een bepaald niveau hun PzH-kennis al. Wij vonden het belangrijk om het personeel van de batterijen een vloeiend gereedstellingsprogramma te bieden, waarbij ze, ondanks dat ze nu onder een nieuwe afdeling vallen, de lijn gewoon kunnen doorzetten.’
Wat doet 11 Afdeling aan naamsbekendheid en exposure richting krijgsmacht en daarbuiten?
‘Het korps en de 11e afdeling zijn weer één, en iedereen kan ons herkennen aan de kwartiermuts’, zegt Tiedink. ‘We zijn vanaf een vroeg stadium betrokken bij 43 MechBrig, waar we vanaf 1 januari 2027 formeel onder bevel staan. We werken eraan om een formele en gewaardeerde subeenheid van de brigade te worden. We sluiten aan bij overleg op ieder niveau en doen mee aan sociale activiteiten, zoals een brigadesportdag, maar ook bij oefeningen en commando-overdrachten zijn we aanwezig. Daardoor raken we bekender bij de brigade en binnen de landmacht zelf. Verder zijn we als afdeling herkenbaar met een saluutbatterij tijdens de ontvangst van een bezoekend staatshoofd, een saluutbatterij op het Malieveld in Den Haag op Prinsjesdag en de inzet van onze eigen manege met paarden en kanonnen overal in Nederland. De heroprichtingsceremonie zelf heeft brede media-aandacht gekregen, hetzelfde geldt voor de oefening Ferocious Bison.’ Eind september legden colonnes van 11 Afdeling Rijdende Artillerie zo’n 200 kilometer over de weg door Nederland af tijdens de op meerdere locaties gehouden oefening. Met circa 50 voertuigen, waaronder PzH’s, ging het van Oirschot naar ’t Harde.
Wanneer is de nieuwe eenheid gereed voor het gevecht?
Tiedink: ‘De term full operational capable gebruiken we eigenlijk niet meer, omdat niet precies duidelijk is wat daaronder verstaan wordt’, aldus Tiedink. In plaats daarvan hanteren we tegenwoordig de term mission capable. Er moet nog van alles gebeuren en er zal eerst ook meer materieel moeten instromen. Maar stel dat we vanavond zouden moeten optreden, dan moet in de mindset van het personeel duidelijk zijn dat we het doen met de mensen en de middelen die we dan hebben. We trainen deels met interim-materieel, maar kunnen daar desnoods ook mee vechten’. ‘We zijn zo snel mogelijk met de 11e afdeling gestart, conform het oogmerk van C-LAS, en hebben niet gewacht tot al het materieel binnen zou zijn’, merkt Spruijt op. ‘Dat maakt het lastig om een tijdstip voor initial operational capable te noemen en als projectleider doe ik daar ook liever geen uitspraken over. Voordat alles compleet is en de personele bezetting op 80 procent ligt zijn we een aantal jaren verder, dat is nu eenmaal de realiteit. Toch is het belangrijk dat we nu starten met uitbreiden, wetende dat we te maken krijgen met uitdagingen en ‘groeipijn’. Nieuw materieel, wapensystemen en voertuigen zijn besteld maar komen gefaseerd binnen. We hebben een lijst met meer dan 100 interim-voertuigen die te zijner tijd worden vervangen door nieuw materieel. We zien nu al dat de MB’s worden vervangen door Manticores en oude shelters door nieuwe tussenframes die op een Scania Gryphus passen.’ ‘Het wachten is bijvoorbeeld ook op pantserbergingsvoertuigen Leopard 2, de zogeheten Buffel’, zegt Tiedink. ‘Maar ook andere landmachteenheden wachten op materieel dat COMMIT moet verwerven. Bij de ‘Buffel’ praten we zelfs over 2030-31. We hebben wel voldoende PzH’s om de operationele capaciteit en opleiding en training af te dekken. Ze zijn uit de opslag gehaald en gereviseerd en het merendeel is al ingestroomd. We moeten munitiesoorten gaan toevoegen die grotere relevantie hebben voor het brigadeoptreden, denk aan verschietbare mijnenvelden die voldoen aan verdragen. Ook de logistiek zal moeten meegroeien om alle granaten naar voren te krijgen. Het definitieve materieel mag ook weer niet te lang op zich laten wachten, want het personeel wil op een zeker moment – en volkomen terecht – een vervolg zien. Maar we moeten even door de zure appel heen bijten.’
Het thema deterrence (afschrikking) wordt vaak door de luchtmacht gekaapt. Maar kan de landmacht dat ook niet, zeker met de PULS?
‘Deep Precision Strike (DPS) is ook bij de artillerie zeker van toepassing’, zegt Tiedink. ‘Het is een capaciteit om heel diep in vijandelijk gebied doelen aan te kunnen grijpen. De DPS kan geleverd worden door de marine met langeafstandsraketten, of door de luchtmacht, maar nu ook door de landmacht met de PULS. Het is duidelijk een middel dat voor afschrikking ingezet kan worden. We geven de tegenstander een nieuw probleem, want naast de dreiging vanaf zee en vanuit de lucht geven we hem ook een dreiging vanaf het land.’

Eind september legden colonnes van 11 Afdeling Rijdende Artillerie zo’n 200 kilometer over de weg door Nederland af tijdens de op meerdere locaties gehouden oefening Ferocious Bison. Foto Wessel Zuijderduin
De artillerie neemt een eigen plaats in het geïntegreerd optreden in. Maar is de kennis om het gevecht met de divisie te voeren er nog? Of leunt Nederland heel zwaar op de Duitsers en leren we momenteel heel veel?
‘Het is een combinatie van beide’, vertelt Tiedink. ‘Vroeger konden we als brigadeafdeling rechtstreeks de brigade steunen, maar ook een algemene steuntaak hebben en het vuur versterken binnen een divisie. Dat zijn dingen die we concreet weer beoefenen, anders dan de afgelopen 15 jaar. Door nieuwe systemen kunnen we vanaf afdelingsniveau makkelijker rechtstreeks met het divisieniveau communiceren.’
In Oekraïne zien we het fenomeen van persistent surveillance, het transparante gevechtsveld, waar eenheden en personeel constant zichtbaar zijn. Welke maatregelen neemt de artillerie daartegen?
Tiedink wijst hier op een combinatie: ‘Aan ons palet van wijzen van optreden voegen we nieuwe manieren toe. Ook herontdekken we oude manieren. Statisch en weg gecamoufleerd opereren kan bijvoorbeeld ook een oplossing zijn om detectie via drones te verkleinen. We bewegen en vuren dan alleen op momenten dat het nodig is. We zullen moeten beschikken over systemen om drones te verstoren of uit de lucht te halen, ook om de eenheden die het nabijgevecht voeren te kunnen beschermen. Op divisieniveau stemmen we dat af met de Duitsers. Overigens gaat de samenwerking van de Nederlandse brigades met de Duitse divisies steeds verder; er is echt sprake van ‘deep integration’, zoals de New York Times het enkele jaren geleden al noemde; iedere divisie heeft een plaatsvervangend commandant uit Nederland’.
Wat zal de toekomst brengen?
Tiedink vindt het belangrijk om met het oog op de toekomst vuursteun in grotere verbanden te zien en te blijven doorontwikkelen. ‘Uiteindelijk moet ook voor 1 GNC (het Duits-Nederlandse Legerkorps) een vuursteuneenheid worden geformeerd. Een effectieve krijgsmacht dient op ieder niveau over een organiek vuursteunelement te beschikken, zo ook op legerkorpsniveau, waar raketsystemen uitstekend geschikt voor zijn. PULS heeft meerwaarde omdat de reikwijdte van het systeem – enkele honderden kilometers en daarmee ruim verder dan de maximaal zo’n 50 kilometer die bij artillerie met kanon wordt gehanteerd – ervoor zorgt dat de eigen artillerie verder naar achteren kan opereren, buiten de effectieve range van de tegenstander.’ Spruijt legt de keuze voor de PULS uit: ‘De PULS is een nieuw platform aan het begin van zijn ontwikkeling, waardoor het een investering in de toekomst is. De MLRS zou een stap terug naar het verleden zijn, en de Himars, een Amerikaans raketsysteem dat sinds de Oekraïneoorlog erg bekend is geworden, heeft veel minder mogelijkheden. PULS kent een open architectuur, wat betekent dat we munitie van verschillende leveranciers kunnen integreren in het artilleriesysteem. Ook bij leveranciers in Europa vergroot dat onze keuze voor munitie. PULS biedt doorontwikkelopties qua dracht en de mogelijkheid om drones – al dan niet voorzien van explosieven – met een raketcannister te verschieten. Het op lange afstand snel kunnen onderkennen en aangrijpen van doelen is essentieel om de tijd tussen detectie en aanval zo kort mogelijk te houden’. Duitse leveranciers stappen momenteel in om het systeem in Europa in licentie te bouwen, en Nederland kan daarbij aanhaken. Van der Veer vult aan: ‘De PULS staat of valt met een up-to-date command & controlsysteem, dat garandeert dat informatie van de sensoren – de eigen data, van de brigade of breder van de divisie – zo snel mogelijk bij de shooters (de raketlanceersystemen zelf) belandt. Ook daar ligt een doorontwikkelcapaciteit waarop we inzetten, denk bijvoorbeeld aan ondersteuning met Kunstmatige Intelligentie (KI)-systemen’.
[1] Zie ook: Han Bouwmeester en Maarten Katsman, ‘Een eerste stap voorwaarts’. De oprichting van de Delta Batterij 41 Afdeling Artillerie, Militaire Spectator 190 (2021) (6) 306-311.