Dat we leven in tijden van verhoogde oorlogsdreiging zal nog slechts door weinigen worden betwist. Toch drong dit inzicht pas langzaam tot ons in het Westen door. Tal van signalen die hierop wezen ketsten af op de overtuiging dat grootschalige oorlogen iets uit het verleden waren. Het was pas nadat Rusland in februari 2022 met een grote militaire invasiemacht Oekraïne binnenviel dat bij ons de ‘strategische oogkleppen’ eindelijk afgingen, zo schrijven Martijn Kitzen (hoogleraar aan de NLDA en de Universiteit Leiden) en Tim Sweijs (onderzoeksdirecteur bij HCSS) is hun nieuwste boek De oorlog van morgen. In reactie op de toegenomen dreigingen schroeven westerse landen hun defensiebestedingen momenteel in rap tempo op. Maar nu – zoals ook de oorlog in Oekraïne duidelijk laat zien – de ontwikkelingen op het gebied van oorlogvoering razendsnel gaan, is het van cruciaal belang ons af te vragen: hoe ziet die oorlog waar we ons op moeten voorbereiden er eigenlijk uit?
Voorstellen, niet voorspellen
De auteurs beginnen hun boek met de constatering dat kristallen bollen niet bestaan. Het gaat dus niet zozeer om ‘voorspellen’ maar om ‘voorstellen’, en wel van ‘werelden die er nog niet zijn’. Defensieorganisaties maken om die reden steeds vaker gebruik van sciencefiction – het Pentagon besteedt hier zelfs miljarden aan. Toch zijn veel eerdere voorspellingen over de toekomst van oorlogvoering niet uitgekomen. Dat heeft niet alleen te maken met onze eigen cognitieve beperkingen, maar ook met het feit dat de wereld waarin wij leven nu eenmaal een complex sociaal systeem is, dat dus inherent onvoorspelbaar is. We zullen dus moeten accepteren dat we als het om de toekomst gaat in het duister tasten, aldus de auteurs. Toch heeft het zin om aan toekomstverkenningen te doen, als we ons daarbij maar realiseren dat dit slechts op deelaspecten van een toekomstig conflict zicht kan verschaffen.
Ideeën over oorlog
Het boek kent een logische opbouw. Grofweg komt die erop neer dat eerst gekeken wordt naar hoe de oorlog van gisteren eruit zag, gevolgd door een hoofdstuk over de oorlog van vandaag, waarna op basis van een aantal zichtbare trends een blik in toekomst wordt geworpen. Overigens begint de terugblik op de ‘oorlog van gisteren’ pas in de jaren 90, wat het boek een actueel karakter geeft. Het laat tevens zien hoe snel oorlogvoering – en zeker ook het denken daarover – in een tijdsbestek van slechts enkele decennia is veranderd. Zo ontstond tijdens de Golfoorlog begin jaren 90, toen de VS in korte tijd het Iraakse leger wist te verslaan, het beeld van de ‘schone oorlog’: het idee dat je oorlog kunt voeren met minimale risico’s voor de eigen militairen en de burgerbevolking. Dit idee bleef decennialang dominant in het westerse denken, en droeg eraan bij dat de politieke bereidheid om slachtoffers te accepteren steeds kleiner werd.
Tegelijkertijd deed het idee van liberaal interventionisme opgeld. Het Westen ging zich aan het einde van de Koude Oorlog zien als hoeder van de internationale rechtsorde. Militaire interventies werden gezien als gerechtvaardigd middel om elders in de wereld mensenrechten en democratie te bevorderen en de internationale rechtsorde te handhaven, zelfs als er geen dreiging voor de nationale veiligheid was. Oorlog werd met andere woorden steeds meer geassocieerd met oorlog ver weg (wars of choice). Het idee dat oorlog nog steeds een bedreiging kon vormen voor de eigen nationale veiligheid verdween hierdoor uit beeld.
Ook in militair-technologisch opzicht veranderde er veel. Zo onderscheidde terreurbeweging IS zich niet alleen door haar nietsontziende optreden, maar ook door de manier waarop ze met gelikte onlinecampagnes wereldwijd nieuwe strijders wist te rekruteren. Ook ging het – geïnspireerd door populaire games als Call of Duty – gebruik maken van bodycams, een praktijk die we nu ook volop terugzien in de oorlog in Oekraïne. Ook dat maakt dit boek zo interessant, omdat het laat zien hoe innovaties – in dit geval zelfs eentje die afkomstig was van een terreurbeweging – daarna wordt overgenomen door professionele krijgsmachten.
Hybride oorlogvoering
De auteurs gaan vrij uitgebreid in op het concept van hybride oorlogvoering, een onderwerp dat onder krijgswetenschappers de gemoederen flink bezighoudt. Oorspronkelijk duidde deze term op de inzet van zowel conventionele als niet-conventionele middelen. Gaandeweg werd de betekenis echter steeds meer beperkt tot het laatste, en ging men ook wel spreken over de ‘grijze zone’: de inzet van middelen onder de drempel van gewapend conflict. Tegenstanders van het gebruik van deze termen (de zogeheten traditionalisten) beargumenteren dat de inzet van niet-militaire middelen (denk aan desinformatiecampagnes) niets nieuws is en dat het gebruik van deze termen het onderscheid tussen oorlog en vrede alleen maar vertroebelt. De zogeheten futuristen daarentegen beargumenteren dat de aard maar vooral de schaal waarop deze hybride middelen nu worden ingezet van een totaal andere orde zijn dan vroeger en dat er dus ook een veel grotere dreiging van uitgaat. Volgens de auteurs hebben beide kampen het gelijk deels aan hun zijde, waarbij ze benadrukken dat de (terecht) toegenomen aandacht voor de militaire dreigingen er niet toe mag leiden dat de niet-militaire dreigingen worden veronachtzaamd. Dit omdat tegenstanders als Rusland en China zich nu eenmaal van een breed spectrum aan machtsmiddelen bedienen om hun doel te bereiken.
Een ander belangrijk thema in het boek is het concept ‘oorlog onder de mensen’ (war amongst the people). Uit recente oorlogen blijkt dat westerse krijgsmachten doorgaans weinig moeite hebben om hun tegenstander te verslaan, zolang deze zich als een herkenbare militaire tegenstander gedraagt. Veel ingewikkelder wordt het wanneer die tegenstander, zoals in Afghanistan, overgaat op guerrilla-oorlogvoering, waarbij het onderscheid tussen burger en militair lang niet altijd helder is. Nu met de oorlog in Oekraïne weer sprake is van een ‘echte’ oorlog tussen militaire tegenstanders bestaat het risico dat vergeten wordt dat bevolkingen – ook in de oorlog van vandaag en morgen – nog steeds een belangrijke rol (zullen) spelen. De auteurs roepen dan ook op om de lessen van 20 jaar irreguliere oorlogvoering niet te veronachtzamen. Terecht wijzen ze erop dat interstatelijke conflicten zoals tussen Rusland en Oekraïne statistisch gezien zeldzaam zijn en dat conflicten waarbij irreguliere strijdgroepen een rol spelen nog steeds de norm zijn.
Een aantal suggesties
Kijkend naar het karakter van moderne oorlogvoering, dan springen daar drie elementen uit die naar verwachting ook voor de nabije toekomst bepalend zullen zijn. Deze worden hier kort aangestipt, maar in het boek vrij uitvoerig besproken. Ten eerste zal het ook in de toekomst gaan om een combinatie van traditionele en niet-traditionele militaire middelen. Een tweede factor is de ongekende connectiviteit en dus het belang van ICT-systemen. Ten derde zullen de ontwikkelingen op het gebied van AI verregaande gevolgen hebben.
Hoewel de auteurs positief zijn over het hernieuwde bewustzijn over militaire dreigingen, ontbreekt het volgens hen aan een diepere introspectie over de vraag waar onze eerdere naïviteit op dat vlak vandaan kwam. Dit is van belang om een herhaling daarvan in de toekomst te voorkomen. In dat kader doen ze een aantal suggesties. Zo breken ze een lans voor meer aandacht voor oorlog in het middelbaar en academisch onderwijs. Ook pleiten ze voor een grotere gemeenschap van strategische denkers en veiligheidsspecialisten om na te denken over verstandige ideeën om ons veiligheids- en defensiebeleid te versterken. Hier klinkt onverholen kritiek op de manier waarop dit nu zou gaan: krijgsmachtsdelen proberen ieder voor zich hun ‘ijzerhandel’ uit te breiden waarbij sprake is van ‘wensenlijstjes’ die gebaseerd zijn op ‘selectieve observaties’ van de oorlog in Oekraïne, zo stellen de auteurs kritisch vast. In hun ogen ontbreekt het vaak aan een heldere analyse op basis waarvan dergelijke investeringen worden gedaan.
Kitzen en Sweijs hebben met dit boek zonder meer een knappe prestatie geleverd. Ze zijn erin geslaagd om in kort bestek – het boek telt nauwelijks meer dan 200 pagina’s – een breed en tegelijkertijd diepgaand beeld te schetsen van hedendaagse oorlogvoering en lijnen weten te trekken naar de toekomst. Op onderdelen zou kritiek kunnen worden geleverd. Zo is het jammer dat het onderwerp demografie niet wordt genoemd, terwijl je zou kunnen beargumenteren dat de huidige inzet op de ontwikkeling van drones en onbemande systemen ook wordt ingegeven door demografische ontwikkelingen. Dit kun je de auteurs, gelet op het grote aantal onderwerpen dat wél aan bod komt, echter amper kwalijk nemen. Het is een boek dat een breed publiek verdient, van militairen en beleidsmakers tot aan docenten van middelbare scholen die de inhoud ervan wellicht kunnen verwerken in hun lessen. En uiteraard politici, die immers medeverantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het feit dat onze militairen de afgelopen decennia geregeld met een onrealistisch mandaat op pad werden gestuurd. Dit alles in de hoop dat dit leidt tot minder naïviteit en meer realisme als het om dit belangrijke onderwerp gaat.
Frank van Pelt – ministerie van Defensie
De oorlog van morgen
Wat de conflicten van nu ons leren over toekomstige dreigingen
Door Martijn Kitzen en Tim Sweijs
Amsterdam (Uitgeverij Balans) 2025
320 blz. – ISBN 9789463824088
