Bij de verhoging van de defensieuitgaven hoort ook het aanschaffen en bewaren van meer munitie. Opslagplaatsen en oefenterreinen moeten voldoen aan strenge regels en Nederland is klein. Als er al een locatie is gevonden, kan er alsnog een onverwachte tegenstander opduiken.
Zo blijkt in een natuurgebied bij Staphorst, waarnaar Defensie een al bestaande opslagplaats wil uitbreiden, een dassenburcht te zijn.[1] De wet zegt dat Defensie ingenomen natuurgebied voor opslag of oefenen moet compenseren, maar dassen zijn lastig te verplaatsen. Wat te doen?
Belangen afwegen, passen en meten: zo was het ook in de Koude Oorlog. In het editoriaal ‘Oefengelegenheid en recreatie’ hekelde de redactie van de Militaire Spectator in 1977 critici die meenden dat Defensie alleen maar natuurgebieden inpikte en daarbij nergens naar keek. Het tegendeel was eerder waar, want voor de krijgsmacht was het alleen maar ‘nuttig haar oefenareaal in zo goed mogelijke staat te houden: de waarheid is dat een kaalgereden, omgewoelde, leeggebrande woestenij zich nauwelijks leent voor zinvol oefenen’.[2]
De das, zij het in opgezette vorm, ontbreekt niet in de Beeldbank van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie. Foto Beeldbank NIMH
De krijgsmacht dacht al langere tijd over de kwestie mee, blijkt uit het artikel dat kolonel E.J.C. van Hootegem in 1957 in de Militaire Spectator schreef onder de titel ‘Brandende vraagstukken bij de Koninklijke Landmacht’. Op zoek naar oefenmogelijkheden voor Centurion-tanks waren er proeven geweest met de toepassing van rubbertracks om onnodige schade aan terrein en wegen te voorkomen. Ook de ontwikkeling van de schietbaan Vliehors op Vlieland toonde volgens de auteur aan dat de Inspectie der Cavalerie bij een ‘efficiënt gebruik van de begrotingsgelden’ rekening hield ‘met het behoud van ons natuurschoon’.[3]
Dat defensieterreinen als er niet geoefend werd voor een groot deel opengesteld konden worden voor recreatie betekende volgens de Militair Spectator niet dat er dan ook massa’s mensen kwamen. Tegen de mogelijke vergroting van het oefenterrein bij de generaal-majoor De Ruyter van Steveninckkazerne in Oirschot kwam protest uit de Randstad, want de stedelingen daar zagen het gebied als ‘een der schaarse, onontbeerlijke gelegenheden tot verpozen in de vrije natuur’. De redactie nam de proef op de som en ging zelf kijken: ‘… op een fraaie Hemelvaartsdag in hetzelfde jaar waarin de verschillende actiegroepen de felste protesten lieten horen werd het omstreden oefenterrein ’s ochtends bezocht door precies twee wielrijders, die bovendien nog uit de eigen regio afkomstig bleken’. Als de rol van Defensie bij natuurbehoud breder bekend zou zijn, zou dat kunnen leiden tot ‘een welwillender opstelling tegenover de militaire organisatie, die maar al te vaak wordt geattaqueerd om haar beslag op de weinige terreinen die haar ten dienste staan om zich op haar taken voor te bereiden’, zo hoopte de redactie.[4]
En de dassen in Staphorst? Die staan intussen onder toezicht van de Militaire Ecologische en Biologische Dienst.[5]
[1] ‘Dassenburcht aangetroffen op plek munitieopslag Staphorst’, NOS.nl, 29 mei 2025.
[2] ‘Oefengelegenheid en recreatie’, editoriaal, Militaire Spectator 146 (1977) (7) 299-300.
[3] E.J.C. van Hootegem, ‘Brandende vraagstukken bij de Koninklijke Landmacht III. Oefenmogelijkheden voor tanks’, Militaire Spectator 126 (1957) (2) 77.
[4] ‘Oefengelegenheid en recreatie’, editoriaal, Militaire Spectator 146 (1977) (7) 299-300.
[5] Frans Matser, ‘Respect voor de natuur’, Tegenwicht, Militaire Spectator 178 (2009) (12) 694-695.