Wiperware kan onder bepaalde omstandigheden en voorwaarden een nuttig hulpmiddel zijn in de Nederlandse militaire gereedschapskist, is te lezen in deze editie van de Militaire Spectator. In 1954 maakte men zich druk om een ander type virus – als onderdeel van biologische oorlogvoering.[1] Majoor der Infanterie G.K. Fraay lichtte in dat jaar de zogeheten ABC-oorlogvoering toe (Atomisch, Biologisch en Chemisch), waarbij vooral voor de ‘B’ nieuwe mogelijkheden aandacht verdienden door moderne techniek en wetenschap.

Biologische oorlogvoering is, schrijft Fraay, ‘de oorlogvoering, die gebruik maakt van micro-organismen of hun afgescheiden stoffen, met het doel zoveel mogelijk vijanden uit te schakelen, gewassen te vernietigen en de veestapel aan te tasten.’ Dit is dus niet per se gericht tegen materieel en daardoor ‘Een belangrijk verschil met de explosieve middelen waarmee de oorlog in het algemeen wordt gevoerd.’

Rijdende artillerie in linieformatie. De paarden van de tegenstander vormden een interessant doelwit voor biologische oorlogvoering. Foto Beeldbank NIMH

Na een korte introductie over internationale verdragen rond biologische oorlogvoering gaat Fraay in op de geschiedenis van dit type wapen. Er zijn gevallen bekend van met kadavers vergiftigde waterbronnen in de oudheid en besmettelijke ziekten in de middeleeuwen. ‘In hoeverre daarbij

echter biologische strijdmiddelen opzettelijk werden toegepast, is hier slecht te beoordelen’, aldus Fraay. Hij noemt een bekend voorbeeld waarbij een biologisch wapen wel opzettelijk werd toegepast: ‘toen een Engels generaal in de strijd tegen de Indianen in Noord-Amerika aan deze met gulle hand dekens liet verstrekken, waarin nog kort tevoren pokkenpatiënten hadden gelegen. Het succes was groot, want de Indianen bleken weinig weerstand tegen deze ziekte te hebben en stierven in groten getale.’

In de Eerste Wereldoorlog waren Duitse pogingen tot biologische oorlogvoering vooral gericht tegen de paarden van de tegenstander, maar met weinig succes. Het Japanse leger probeerde in de Tweede Wereldoorlog met een omslachtig plan zelfs de builenpest op China los te laten: ‘Door middel van vliegtuigen verspreidden zij besmette rijst, die bij ratten builenpest veroorzaakte en bij de mens dezelfde ziekte teweegbracht.’ Maar: ‘Ook hier slechts een gering resultaat’, schrijft Fraay.

Wat betekende dit nu voor de Nederlandse krijgsmacht? Fraay: ‘Hoewel toepassingen in het verleden weinig of geen succes hebben gehad, sluit dit niet in, dat in de toekomst weinig of geen waarde aan dit strijdmiddel mag worden gehecht. (…) In geen geval mag de grote psychologische invloed van het gebruik van deze middelen worden onderschat, zeker niet, wanneer in vredestijd de nodige maatregelen ter bestrijding ervan niet zijn genomen, waardoor de strijdkrachten en de burgerbevolking onvoorbereid daaraan zouden worden blootgesteld.’

Militairen van de Kader School Infanterie oefenen in beschermende kleding met gasmasker in het opsporen en herkennen van ABC-strijdmiddelen (Atomisch, Biologisch, Chemisch). Volgens Fraay was Nederland in staat snel ABC-gevaar te bestrijden. Foto Beeldbank NIMH

‘Niet elke willekeurige ziekteverwekkende bacterie, virus of schimmel is echter als strijdmiddel te gebruiken’, dus Fraay noemt een aantal eisen aan biologische strijdmiddelen, zoals ziektes die moeilijk te identificeren en bestrijden zijn en een hoge mate van besmettelijkheid hebben. Via een aantal ‘maatregelen tegen biologische gevaren’ komt Fraay tot zijn conclusie: ‘De biologische oorlogvoering leent zich meer voor strategisch dan voor tactisch gebruik. Reeds in vredestijd kunnen vele maatregelen worden genomen om de gevaren van biologische strijdmiddelen te voorkomen.’

Fraay besluit met een optimistische constatering ten aanzien van de potentieel verschrikkelijke uitwerking van biologische oorlogvoering: ‘Op grond van de ervaringen in het bestrijden van besmettelijke ziekten in de laatste jaren opgedaan, kan worden vastgesteld, dat Nederland in staat is, snel het gevaar te bestrijden.’

 

[1] G.K. Fraay, ‘De ABC-oorlogvoering’, Militaire Spectator 123 (1954) (5).

Over de auteur(s)