In de afgelopen decennia werden belangrijke ombuigingen in de krijgsmacht voorafgegaan door grote onderzoeken en vuistdikke rapporten. Een voorbeeld is de Prioriteitennota uit 1993, waaronder het rapport van de Adviescommissie dienstplicht lag, die in 1992 een model voorstelde waarvoor de regering in de Prioriteitennota uiteindelijk niet koos. Een ander voorbeeld waren de megabezuinigingen uit 2011, ingeleid met het Eindrapport Verkenningen. Houvast voor de krijgsmacht van de toekomst uit 2010. Beide rapporten gaven voeding aan de opinievorming en faciliteerden het debat over belangrijke beslissingen voor de krijgsmacht.

Nu de krijgsmacht weer voor belangrijke veranderingen staat moeten we het vooralsnog doen zonder studierapport met opties voor omvang en samenstelling. Ongetwijfeld zijn dergelijke studies in de catacomben van Plein 4 uitgevoerd, maar het publiek, de belastingbetaler, moet het voor het grote plaatje stellen met de Defensievisie 2035 uit 2020 en brieven van de bewindspersonen zoals die van afgelopen 24 maart en 15 september 2025.[1] De burger krijgt in die laatste brief de mededeling dat het voldoen aan de NAVO-norm jaarlijks 16-19 miljard kost bovenop de begroting. In de brief van 24 maart over de toekomst van Defensie komt de staatssecretaris niet verder dan een voortdurend inzetgerede en schaalbare krijgsmacht die in 2030 moet bestaan uit 100.000 beroepsmilitairen, reservisten en burgermedewerkers. Ook belooft hij verdere groei naar 200.000 mensen voor een deels mobilisabele krijgsmacht. Weliswaar heel concrete cijfers, maar de kwaliteit of in welke eenheden zij zullen dienen is nergens benoemd.

De vraag blijft dus: wat krijgen we voor al die miljarden? Hoe ziet de krijgsmacht van de toekomst er precies uit? Dat is de hamvraag, voor Defensie zelf, en voor het publiek.

De kwestie gaat niet alleen Defensie zelf aan, maar zou ook onderwerp van een publieke discussie moeten zijn in een land dat zijn krijgsmacht wil verankeren in de maatschappij. De uitbreidingen van de krijgsmacht zijn de laatste jaren wereldkundig gemaakt via de defensienota’s 2022 en 2024, maar die bouwden steeds voort op de Defensievisie 2035 en gaven niet de contouren van de krijgsmacht zoals gebruikelijk was bij vroegere defensienota’s. Wij wezen hier al eerder op de devaluatie van de defensienota’s.[2] Recent zijn besluiten van een ongekende orde genomen over de hoogte van de defensiebegroting. Volgend jaar zal een nieuwe regering aantreden die in navolging van de laatste kabinetten waarschijnlijk een nieuwe defensienota zal uitbrengen. Wat ons betreft bevat die nota een herijking van de Defensievisie 2035 en ten minste een volledige kwalitatieve en kwantitatieve beschrijving van de krijgsmacht van de toekomst. Net zoals we mee konden denken en debatteren over de dienstplicht in 1992 en over de bezuinigingen in de eerste twee decennia van deze eeuw, pleiten we ook nu voor een debat op basis van een gedegen studie en rapport over de krijgsmacht van de toekomst. Op naar een nieuwe defensienota!

 

[1] Brief van de staatssecretaris van Defensie, 24 maart 2025, zie: kst-33763-161; Brief van de minister van Defensie, 15 september 2025, zie: kst-28676-551.

[2]De devaluatie van de defensienota’, editoriaal Militaire Spectator 193 (2024) (11) 617.

Over de auteur(s)