Pien van der Hoeven is historicus, mediadeskundige en gespecialiseerd in oorlogsjournalistiek. Vorige maand verscheen haar boek Spoken. Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf.[1] Ze vroeg zich onder meer af of de huidige tijd van social media, waarin het rondstrooien van onwaarheden gemeengoed lijkt, wel zo veel verschilt van vroeger. Met grote belangstelling volgt ze momenteel het nieuwsaanbod rond de Russische invasie in Oekraïne. ‘Als journalist voel je dat er ontzettend veel is dat je niet weet. Als historicus kun je achteraf de puzzel leggen, waarmee niet gezegd is dat dat makkelijk is’, zegt ze in een interview met de Militaire Spectator.
Frans van Nijnatten en Maarten Katsman
Pien van der Hoeven (1967) is historicus en mediaspecialist. Zij studeerde moderne geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en studeerde af op de Nederlandse buitenlandse politiek na 1945. In 1997 publiceerde zij Hoed af voor Marshall. De Marshall-hulp aan Nederland, 1947-1952. Van der Hoeven was redacteur van Historisch Nieuwsblad en eindredacteur van Idee, het tijdschrift van het wetenschappelijke bureau van D66. Zij was als onderzoeker en docent verbonden aan de Universiteit Leiden, waar zij in 2012 promoveerde op Het succes van een kwaliteitskrant. De ontstaansgeschiedenis van NRC Handelsblad. Zij was eerder verbonden aan de afdeling Journalistiek van de Rijksuniversiteit Groningen, waar zij zich specialiseerde in oorlogsjournalistiek.
Drie Amerikaanse oorlogen
In Spoken beperkte Van der Hoeven zich tot drie Amerikaanse oorlogen: Vietnam, Desert Storm en de Irakoorlog. Aanvankelijk had ze het idee voor een veel grotere opzet, om het thema van nepnieuws terug te volgen tot het ontstaan van de massamedia. ‘Dan zou ik begonnen zijn bij de Boerenoorlog. Die wordt samen met de Spaans-Amerikaanse Oorlog van 1898 gezien als de eerste mediaoorlog. Maar die aanpak, met een beschrijving van de ontwikkeling van de communicatietechnologie, werd te encyclopedisch. Toen zag ik deze eenheid van drie Amerikaanse oorlogen, en in mijn inleiding zet ik uiteen hoe die zich tot elkaar verhouden.’ Door deze duidelijke keuze wilde Van der Hoeven ook voorkomen dat ze sommige oorlogen summier of niet zou kunnen behandelen, zoals de Indonesische Dekolonisatieoorlog.
Met de titel van haar boek verwijst ze naar de ‘spookbeelden van het militair-industriële complex’. In zijn afscheidsrede in 1961 waarschuwde de toenmalige Amerikaanse president Dwight Eisenhower voor de zware wissel die het verbond van industrie, politiek en krijgsmacht trok op democratische instituties. Een sterke defensie was volgens Eisenhower nodig in de strijd tegen het communisme, maar het complex zou daar misbruik van kunnen maken door met berichtgeving over niet-reële gevaren conflicthaarden te creëren. In elk van de drie casussen, die zij gedetailleerd maar toegankelijk beschrijft, was de Amerikaanse regering volgens Van der Hoeven afhankelijk van nepnieuws om de oorlog te laten beginnen of te laten escaleren. In Vietnam ging dat om een incident in de Golf van Tonkin, tijdens de Golfoorlog om couveusebaby’s in Koeweit die door toedoen van Iraakse militairen overleden en in de Irakoorlog was er de commando-inzet in een ziekenhuis in Nasiriya om de zwaargewonde soldaat Jessica Lynch te redden. In alle drie de gevallen verspreidde de Amerikaanse regering bewust leugens. Van der Hoeven: ‘In eerste instantie moet je kijken naar de belangen: wie heeft er belang bij dat bepaald nieuws in de wereld komt? Er zijn reële gevaren geweest in de geschiedenis waartegen de Amerikaanse krijgsmacht terecht is opgetreden, maar hier lag dat toch anders. Een krijgsmacht moet rationeel aangestuurd worden tegen de gevaren die ons werkelijk bedreigen en niet door de wens om markten te bedienen die de defensie-industrie creëert. Je ziet dat bedrijven markten zoeken en gevaren opblazen of fingeren; het risico is dat daar oorlogen uit voortkomen die de wereld eerder onveiliger maken’.
In Vietnam hadden journalisten veel vrijheden, wat tot het verhaal leidde dat Amerika de oorlog niet van Noord-Vietnam en de Vietcong, maar van de media verloor. Foto US Army
Ze deed daar nog geen specifiek onderzoek naar, maar volgens Van der Hoeven is het militair-industrieel complex in Nederland deels vergelijkbaar met het Amerikaanse. ‘Dat is uiteraard niet uniek, want ook op agrarisch en farmaceutisch gebied bestaan zulke netwerken. Er lekt veel macht weg van de politiek, naar de bestuurskamers van grote bedrijven. Het is natuurlijk uitermate belangrijk dat we een goed functionerende krijgsmacht hebben, die niet wordt aangeblazen in de verkeerde richting.’ Ze overweegt om daar verder onderzoek naar te gaan doen.
Druk op de onafhankelijke journalistiek
Filosoferend over de journalistiek komt Van der Hoeven te spreken over verwachtingen, plichten en beperkingen. ‘Door de bank genomen kun je niet ontkomen aan de conclusie dat journalisten in alle drie de oorlogen die ik beschrijf dezelfde fouten hebben gemaakt en te veel afgingen op informatie die de overheid verstrekte. Tegenwoordig is er onder journalisten meer scepsis, onder meer veroorzaakt door het buisje ‘antrax’ dat Colin Powell in 2003 in de VN-Veiligheidsraad toonde. Dat is op zichzelf een juiste houding, maar het is een soort pendulewerking: het wantrouwen is nu bijna een vooroordeel van waaruit journalisten werken. Journalisten moeten kritisch zijn met een grote K, maar zich tegelijkertijd realiseren dat hun eigen wantrouwen een vooroordeel kan zijn.’ Uiteindelijk gaat het erom dat journalisten, zoals I.F. Stone dat tijdens de Vietnamoorlog deed, informatie onbevooroordeeld verifiëren of falsificeren. ‘Als journalist voel je dat er ontzettend veel is dat je niet weet, maar toch zul je erachter moeten komen wat je moet weten en daarnaar moeten vragen. In geval van oorlog zul je je bijvoorbeeld moeten informeren over wapensystemen, zodat ze je daarover niets op de mouw kunnen spelden.’
Bij de oorlogen die zij onderzocht zag Van der Hoeven een duidelijke verschuiving in de omgang van het Pentagon met journalisten. ‘De Golfoorlog was een reactie op Vietnam, waar journalisten nog veel vrijheden hadden genoten en waardoor het verhaal in de wereld kwam dat Amerika uiteindelijk verslagen werd door de eigen media. Tijdens de Golfoorlog kregen de media veel meer restricties opgelegd en moesten ze werken in pools. Terwijl de journalistiek buitenspel stond schotelde het Pentagon het publiek filmpjes van succesvolle aanvallen voor, waardoor het in de huiskamers een videogame war werd.’ De beperkingen leidden tot een omvangrijk protest van de journalistiek, waarvan het Pentagon leerde. In de Irakoorlog kregen journalisten dan ook het aanbod embedded mee te gaan met Amerikaanse eenheden met een zeer grote vrijheid om te werken naar eigen inzicht. ‘Vanuit de Amerikaanse krijgsmacht was het een groot succes. Het was een enorm verschil met het rookgordijn waarachter de Golfoorlog zich voltrok en waarin we allemaal in een collectieve waan verkeerden: voor het westerse publiek was het entertainment, en tegen de werkelijke slachting waren we niet bestand geweest.’
Het bewapenen van een F-16 tijdens Desert Storm: foto’s als deze kreeg het publiek volop te zien, maar foto’s van inkomend vuur niet. Foto US Air Force
Uiteraard zul je het als journalist bij het uitbreken van een crisis moeten doen met informatie die verschillende bronnen je op zo’n moment kunnen bieden. Er is altijd tijdsdruk om nieuws zo snel mogelijk te melden en dat verhoudt zich soms slecht met doorvragen. ‘Er is een bepaalde gretigheid die minder goed te excuseren valt, om het nieuws te hebben, en er is een bepaalde luiheid, een bepaald gemak aan de kant van sommige journalisten. Uiteindelijk geldt voor hen allemaal dat ze de verleiding moeten weerstaan om niet meer te zeggen dan je op grond van bepaalde informatie kunt doen en geen bronnen te gebruiken die je niet vertrouwt.’ In democratische landen vinden discussies over accountabilities in de journalistiek plaats, ook in Nederland, om de werkwijze van de media uit te leggen aan het publiek en ervoor te zorgen dat die controleerbaar is. ‘Het grootste probleem is echter dat media gericht zijn op het nieuws van vandaag en geen energie steken in het nieuws van gisteren. Er is nu eenmaal een verdienmodel. Dat is altijd zo geweest, ook nu bij social media.’ Met speciale rubrieken over fact checking kunnen media volgens haar onderstrepen dat ze geen doorgeefluik zijn, want ‘om aan waarheidsvinding te doen zul je meer moeten zijn. Je moet opschrijven of laten zien welk belang een bepaalde bron bij een bepaalde uitspraak heeft. Met hoor en wederhoor, de klassieke journalistiek. Maar veel wordt niet geverifieerd, dat is ook niet te doen; je lost dat op door de bron te noemen en uitspraken voor de verantwoordelijkheid van de bron te laten’. Waar journalisten snel moeten werken, kunnen geschiedschrijvers profiteren van bronnenverzamelingen uit het verleden. ‘Een historicus kan achteraf de puzzel leggen, waarmee niet gezegd is dat dat makkelijk is.’
Als ze kijkt naar de VS, het onderwerp van Spoken, constateert Van der Hoeven ook daar een enorme druk op de onafhankelijke journalistiek. President Donald Trump deed feiten die niet in zijn straatje pasten steevast af als fake news en dat had negatieve gevolgen voor het vertrouwen in de media. ‘Maar nog steeds zijn er veel mensen die op belangrijke plekken in de maatschappij zitten die graag goed geïnformeerd willen zijn. Je ziet dat kranten momenteel weer flink winst maken, vaak wel met hybride abonnementen, maar een aantal jaren geleden werd je nog meewarig aangekeken als je met een krant rondliep. Dat is hoopgevend.’
Oekraïne en nepnieuws
Een standaardargument van overheden is dat ze vanwege staatsbelangen, operational security en bronnenbescherming op een zeker moment niet meer mededelingen kunnen doen. Van der Hoeven noemt het voorbeeld van de verslaggever Matt Lee van Associated Press, die het begin februari aan de stok kreeg met woordvoerder Ned Price van het State Department. Price zei dat Rusland van plan was een nepvideo te maken om de invasie van Oekraïne te rechtvaardigen. Lee vroeg om bewijs, maar dat kon of wilde Price niet geven.
‘Het is absoluut terecht dat Lee doorvraagt, hij heeft recht op die informatie. De onafhankelijke journalistiek heeft een erkende rol in een democratie, en Lee past dat principe goed toe.’ Van der Hoeven wil daar niet meteen uit afleiden dat de hele beroepsgroep nu beter functioneert dan tijdens de Irakoorlog. ‘Het lijkt ook op voorgesorteerd staan in een bepaald wantrouwen.’ Van der Hoeven benadrukt dat ze in geen geval wil dat haar boek bijdraagt aan het idee dat alles wat de Amerikaanse regering zegt rond de oorlog in Oekraïne gelogen zou zijn.
De bekende Amerikaanse journalist Lesley Stahl in Bagdad tijdens de Golfoorlog: de media zijn in oorlogsverslaggeving ingeklemd tussen de fog of war en een veelheid aan informatie. Foto US Army
Bij de berichtgeving rond Oekraïne zal de lezer, toehoorder of kijker zich, de redenering van Van der Hoeven volgend, telkens af moeten vragen wie er belang bij heeft dat bepaalde informatie op die manier naar buiten komt. Doordat social media nu nog meer verspreid zijn dan tijdens de Irakoorlog, het laatste grote conflict dat Van der Hoeven bestudeerde, zou de strijd in Oekraïne mede door citizen journalism weleens de meest gedocumenteerde oorlog ooit kunnen worden. Van der Hoeven: ‘Dat zou kunnen, maar dat betekent niet automatisch ook betrouwbaar gedocumenteerd. En de rol van social media in zulke conflicten is niet helemaal duidelijk. Tijdens de Arabische Lente dachten sommigen: als alles op te nemen is, is het uiteindelijk niet meer mogelijk oorlog te voeren. Maar dat liep op een deceptie uit. Facebook heeft de dictaturen niet af kunnen schaffen’. Van der Hoeven ziet in Oekraïne ‘aan de ene kant de fog of war, terwijl er aan de andere kant heel veel informatie is. Geen enkele regering heeft volledige controle over het narratief. Tegelijkertijd verwacht niemand dat een oorlog helemaal schoon is. Het hoeft Vladimir Poetin niet te storen als zijn beweringen dat hij alleen militaire doelen aanvalt niet blijken te kloppen; je kunt een aanval op een burgerdoel altijd als een vergissing framen’. Voor de publicatie van haar boek kreeg Van der Hoeven de vraag of het woord nepnieuws nog wel in de titel moest staan; Trump is immers van het toneel verdwenen. Uiteindelijk is ze blij dat ze het heeft laten staan, want ‘Oekraïne laat zien dat nepnieuws altijd om de hoek is’.
Ook bij de Nederlandse krijgsmacht is er aandacht voor het fenomeen nepnieuws en hoe militairen zich daartegen kunnen wapenen. Het controleren van nieuws is niet eenvoudig, zeker niet als het uit een dictatuur komt waar de overheid niet gecontroleerd wordt door een parlement en vrije journalistiek. Van der Hoeven: ‘Over militaire operaties wordt sowieso veel valse informatie verspreid, maar het inlichten van een bevolking om die te beïnvloeden gaat een stap verder. Uit mijn onderzoek blijkt dat in ieder geval in de VS niet alleen het Pentagon, maar ook bedrijven meewerkten om de publieke opinie rijp te maken voor een oorlog. In de Golfoorlog kwam een derde partij, een PR-bureau, met het nepnieuws, dat is fascinerend.’ Omdat informatie in Nederland omgeven is met ethische en juridische aspecten, kan Van der Hoeven zich niet voorstellen dat de krijgsmacht ooit zelf zover zou gaan om nepnieuws te verspreiden. ‘Zoals Eisenhower al aangaf gooi je het kind met het badwater weg als je de redenen om te vechten, in ons geval onze vrijheden, zelf in het gedrang brengt. Daarom moet Nederland of een ander westers land die grens niet willen overschrijden.’
‘Een stelletje weekdieren’
‘Ik vind dat intrigerend: wat zien deze mensen, en wat denken ze er over? Daar zit een dubbele bodem in’, zegt Van der Hoeven, wijzend op de coverfoto van haar boek. In Spoken kwamen haar interessegebieden Amerika, politieke en militaire geschiedenis en media heel goed samen en ze concludeert dat de nieuwsvoorziening voor de opkomst van social media niet beter was dan nu. Ze schreef het boek niet alleen vanuit onderzoeksdrang, maar ook vanuit idealisme. ‘Ik heb het opgedragen aan mijn drie kinderen. Ik wil ze meegeven dat het westerse narratief helemaal niet hoeft te kloppen. Daarom is het ook een missie. Het gaat over een zaak die mijzelf overstijgt.’ Een deel van die missie is ook het wijzen op de noodzaak van een sterke defensie, want de Russische invasie in Oekraïne laat volgens Van der Hoeven zien dat er, ondanks veelgebruikte termen als informatieoorlog, cyberoorlog of hybride oorlog, uiteindelijk ook tanks rollen. Haar oordeel over de positie van het Westen is uiteindelijk niet mals: ‘We hebben al lang geen oorlog gehad en zijn een verwende maatschappij geworden. Kijk eens naar de Baltische staten, waar veel meer het besef leeft dat het ieder moment kan kantelen. Dat missen wij. Wij zijn een stelletje weekdieren geworden die voor alles wat ons overkomt moeten worden gecompenseerd.’
[1] Pien van der Hoeven, Spoken. Nepnieuws en de Amerikaanse oorlogen in Vietnam en de Golf (Amsterdam, Prometheus, 2022).