In mijn column van juni 2024 mopperde ik een beetje over de kreet warfighting mindset, die onze generaals het afgelopen jaar aan de man proberen te brengen om de Nederlandse samenleving en de militairen van onze krijgsmacht te overtuigen dat we ons de komende jaren zullen moeten voorbereiden op een heel ander soort conflict dan waar we de afgelopen 30 jaar mee bezig zijn geweest.[1]
Ik kreeg veel reacties op die column, positieve, maar ook kritische. Zo wezen verschillende actief dienende collega’s mij erop dat zo’n kreet nu eenmaal snel en eenvoudig en veel beter dan wollige beleidsdocumenten aan onze soldaten, onderofficieren en subalterne officieren duidelijk maakt dat er wat moet veranderen en welke richting die verandering uitgaat. Dat deze vorm van communicatie belangrijk is om zo de geesten rijp te maken en daarna aanpassingen van training, opleiding en uitrusting ook aan de voet van de organisatie en in de Nederlandse maatschappij in meer vruchtbare aarde te laten vallen. Waarvan akte.
In diezelfde Militaire Spectator viel mijn oog op een leuke column van Pien van der Hoeven, die nogal verontrust was dat de marine had meegewerkt aan het tot stand komen van een speelfilm met de veelzeggende naam Invasie. In deze film speelden, naast veel dappere en deskundige marinemensen, ook een stelletje sukkelige en angsthazerige ‘politici’ mee, die elk effectief optreden van de dappere marinemensen van tevoren al bemoeilijkten door hun slappe en weifelachtige optreden. Of, zoals Pien het verwoordt: ‘De marineofficieren voelen zich met handen en voeten gebonden aan de Haagse inertie en weifelachtigheid.’[2] Deze tegenstelling, die de met belastinggeld betaalde film oproept tussen (slappe) politici en (doortastende) militairen, verontrust haar. Ik heb de film Invasie inmiddels gezien en zie weinig kans op een Oscarnominatie: spectaculair beeldmateriaal, maar matige acteerprestaties van gerenommeerde acteurs en een ongeloofwaardige verhaallijn. Ik was 25 jaar geleden uit hoofde van mijn functie betrokken bij de tv-serie Combat en denk wel dat ik beeld heb bij de bedoeling van de marine. Ook wij (van de landmacht) waren in die tijd bezig met de veranderde tijdgeest, want door de afschaffing van de dienstplicht en het zoeken naar nieuwe taken moesten wij de jonge beroepssoldaten enerzijds lokken met een avontuurlijk perspectief, maar anderzijds ook geestelijk voorbereiden op mogelijke gevaarlijke missies met echt vuurcontact en daar zoek je passende communicatiemiddelen bij.
In dat kader had ik overigens in diezelfde tijd vernomen dat de bekende Amerikaanse regisseur Steven Spielberg een bijzonder realistische film over de Tweede Wereldoorlog had gemaakt: Saving Private Ryan. Die film, die nog niet in Nederland draaide, werd in Amerika door de critici geprezen om zijn realistische beelden en sterke verhaallijn en zou later dat jaar ook 11 Oscarnominaties behalen, waarvan er 5 werden verzilverd. De film zou enkele weken later in Nederland in première gaan. Een van mijn pientere medewerkers kwam met het idee om als aardigheidje naar het personeel – maar met een boodschap – alle militairen van de landmacht gratis naar die film te laten gaan. Dat leek me een goed idee, maar haast was geboden, want de logistiek moest voor de première geregeld zijn. Dus ging ik ’s anderendaags met een mooie pitch naar mijn baas, de commandant van de landmacht. Die zag er wel brood in. De dag daarna gingen we in gesprek met de bioscoopketen die de film ging uitbrengen en die zagen het ook wel zitten: steekwoord ‘mooie publiciteitsstunt’. Ze bleken bereid om vouchers die wij in het landmachtblad zouden afdrukken aan de kassa te accepteren en wij hoefden voor deze actie (35.000 stuks) slechts een symbolisch bedrag te betalen van één gulden per ingeleverde voucher (voor een bioscoopkaartje van 15 gulden). De hele actie was een schouderklopje voor het landmachtpersoneel met gelijk een boodschap en dat voor heel weinig geld. Als we snel handelden leek een mooie win-win mogelijk.
Het conceptcontract werd opgesteld, maar mijn baas moest het plannetje natuurlijk nog wel even aan de politieke leiding verkopen. In het politiek beraad van de daaropvolgende week probeerde hij dat even in de marge van de vergadering, maar hij had buiten onze vrienden van de marine gerekend. Die verzetten zich hevig, want: als de soldaten van de landmacht iets krijgen, moeten de soldaten van de marine ook iets krijgen! De bonden werden erbij gesleept (het zou om verkapt inkomen en dus arbeidsvoorwaarden gaan) en zo liep de discussie over iets onschuldigs in het politiek beraad helemaal uit de hand. De staatssecretaris probeerde nog een compromis te bereiken: konden de andere krijgsmachtdelen niet ook meeliften op de actie? Maar dat hadden we al gepolst tijdens de onderhandelingen en dat zag de bioscoopketen niet zitten. Dan moesten er plotseling dubbel zoveel kaartjes voor een symbolische prijs weggegeven worden, terwijl de marketingwaarde van de actie in hun ogen niet noemenswaardig toenam. In Nederland hangen we erg aan harmonieuze besluitvorming, dus zolang er iemand dwarsligt hakt de politiek geen knoop door. Het einde van het verhaal was dat niemand elkaar wat gunde en het allemaal niet doorging. Met dank aan de marine, die overigens al snel was bijgevallen door ten minste één ander krijgsmachtdeel. Ik vond het zielig.
Wat is nu mijn punt na deze korte anekdote? In de eerste plaats voor Pien: in vrijwel elke Amerikaanse oorlogsfilm wordt hetzelfde beeld opgeroepen als in de film Invasie: militairen die snel willen doorpakken en politici en hoge ambtenaren die aarzelen of (nog erger) de boel ronduit saboteren. Die tegenstelling is kennelijk nodig om de strijd van de militairen op het gevechtsveld – want die laffe politici zitten altijd veilig thuis – nog moeilijker en dus heroïscher te maken. Eenvoudige filmwet dus: geen held zonder schurk. Moet je niets achter zoeken; laat de marine lekker.
Voor de overige lezers: kennelijk kon de marine Invasie maken zonder dat een van de andere krijgsmachtdelen dwars ging liggen. Laten we daar hoop uit putten. Na 25 jaar van min of meer gedwongen samenwerken gunnen de commandanten van de krijgsmachtdelen elkaar misschien iets en zijn ze nu wel bereid om niet elk winstpunt voor iemand anders als een verliespunt voor zichzelf te zien. Of misschien durven politici nu wel knopen door te hakken, wie zal het zeggen? Zou toch kunnen dat het met Defensie (soms) de goede kant uitgaat? Dat heeft wel een nadeel: straks heb ik geen onderwerpen voor mijn columns meer. Maar ach... dat is misschien een tikkie voorbarig.
[1] Zie: Frans Matser, ‘Warfighting mindset en andere problemen’, Militaire Spectator 193 (2024)(6) 404-405.
[2] Zie: Pien van der Hoeven, ‘CDS tegen de premier: ‘Doe je werk!’, Militaire Spectator 193 (2024) (6) 408-409.