‘De krijgsmacht is de collegezaal binnengestapt.’ Met die zin opende socioloog Suzanne Klein Schaarsberg op 22 oktober haar opiniestuk in de Volkskrant.[1] Zij ziet Defensity College, militaire minors, studiepunten voor weerbaarheidstrainingen en zelfs de nieuwe veiligheidscampus in Assen als verontrustende tekenen van militarisering van de academische wereld. Volgens haar worden universiteiten langzaam een verlengstuk van Defensie, worden wetenschappers verleid om kennis te produceren waarvan militairen de afnemer zijn, en wordt onderzoek naar alternatieven voor geweld hierdoor ontmoedigd.
Maar dit verhaal van de socioloog is niet alleen feitelijk dun, het is vooral een gevaarlijke vorm van academische naïviteit die realistisch veiligheidsdenken infantiliseert. Wetenschappelijke inbreng bij Defensie vormt geen bedreiging voor kritische denkruimte, maar is juist een noodzakelijke randvoorwaarde om vrijheid en veiligheid te beschermen. Zonder wetenschappelijke strengheid, zonder modellen, analyses, toetsing, ethiek, wargaming, kritische tegenargumenten, redenering wordt Defensie… dommer. Alleen een wérkelijk volwassen krijgsmacht zoekt het debat met academici actief op – niet om kritiek te onderdrukken, maar om inzichten te krijgen die militairen nodig hebben om beter te kunnen beslissen. Daarmee houden ze de samenleving en de universiteiten die daar deel van uitmaken juist stabiel en veilig.
Laten we ophouden met de fictie dat samenwerking met Defensie alleen maar één richting op stroomt. Het is juist tweerichtingsverkeer, waarbij de academische wereld er óók sterker van wordt. Civiele onderzoekers krijgen toegang tot echte operationele problemen, echte data, echte frictie, echte veiligheidsdilemma’s. Niet bedacht in een stoffige studeerkamer, maar rechtstreeks uit realiteit. En daar waar geweld, geopolitiek en macht de werkelijkheid bepalen, is juist reflectie in een vrije academische omgeving van doorslaggevend belang om kalmte en afstand te bewaren.
Binnen Defensie is die vrije denkwijze juist letterlijk van levensbelang. Militairen weten dat: zij zijn de laatste die dat willen afschaffen omdat zij de eerste zijn die kampen met de dodelijk gevolgen daarvan. Wie beweert dat Defensie academische vrijheid bedreigt, begrijpt niet hoe militair beslissen werkt: eenrichtingsdenken kost mensenlevens. Frictie, tegendenken, alternatieven, historische reflectie en conceptuele innovatie (die tezamen floreren in de vrije academische ruimte) zijn geen bedreiging van militaire effectiviteit; ze zijn haar kern. Iedere officier die ooit een stafplanningscyclus heeft doorlopen weet dat kritische toetsing de basis is van militair vakmanschap.
Daarnaast is het historisch wel erg selectief om militaire innovatie neer te zetten als een moreel besmet kennisgebied. Het internet waarmee civiele wetenschappers razendsnel kennis uitwisselen is in 1969 begonnen als een militair netwerk (ARPANET) om kennisinstituten met elkaar te verbinden. De straalmotoren die sociologen van het ene congres naar het andere vliegen zijn toch echt een militaire uitvinding uit 1939, bedoeld om de Heinkel He178 voort te stuwen. En hoe die vliegtuigen hun weg vinden? Precies, dankzij GPS, dat vanaf 1967 werd ontwikkeld door de samenwerking tussen kennisinstituten en de Amerikaanse strijdkrachten. Dit soort feiten laat zien dat de maatschappelijke opbrengst van dergelijk dual use-gebruik vaak gigantisch is. Natuurlijk moet je dual use kritisch volgen en ethisch bewaken. Maar wie beweert dat iedere wisselwerking tussen Defensie en wetenschap onveilig of verwerpelijk is, bedient zich van een karikatuur.
De échte denkfout in het Volkskrant-opiniestuk zit nog een laag dieper: het geloof dat oorlog een keuze is, en dat wetenschappelijke kennis zich moet toespitsen op de diplomatieke preventie van oorlog. Ik heb nieuws: dat doen kennisinstellingen al. Afdelingen geesteswetenschappen zijn de hofleveranciers van onze 150 buitenlandse posten waar Nederlandse topdiplomaten de wereldvrede proberen te bewaken. Maar mochten hun inspanningen stuk lopen, en de vrede overgaat in oorlog, dan ben ik maar wat blij dat we ook de technische universiteiten hebben die op de achtergrond meehelpen om onze militairen van de juiste wapensystemen te voorzien.
Dat diplomatie voldoende zou zijn om geweld duurzaam buiten de deur te houden klinkt moreel aantrekkelijk. Maar het miskent alle historische, politieke en strategische realiteit. Diplomatie werkt vooral in de schaduw van macht. Diplomatie functioneert alleen als degene die onderhandelt ook iets heeft om mee te onderhandelen. En diplomatie zonder een (professionele, door wetenschap gesteunde) krijgsmacht is geen vredesinstrument: het is vrijblijvend wensdenken.
Nederlandse universiteiten leveren al decennia kritiek op Defensie, maar helpen óók om haar beter te maken. Dat is geen militarisering, dat is democratische volwassenwording. Een defensieapparaat dat geen academische tegenspraak duldt is gevaarlijk. Maar een academische wereld die geen contact wil met het domein waar haar analyses feitelijk getoetst moeten worden is even gevaarlijk. Dat laatste is precies het probleem: een wetenschapper die weigert in de realiteit van geweld, macht, escalatie en strategische competitie te stappen omdat het ‘te militair’ zou zijn, capituleert moreel en intellectueel en trekt zich terug in een fictieve wereld van wensdenken en pacifisme.
Juist door samen te werken ontstaat betere reflectie, betere techniek, betere ethiek, betere strategische besluitvorming en uiteindelijk meer kans op vrede. Het antwoord op de vraag of Defensie en de academische wereld elkaar nodig hebben is dus vrij eenvoudig: ja, omdat beide elkaar versterken. De universiteit zonder werkelijkheid en toepasbaarheid verliest relevantie. De krijgsmacht zonder wetenschap verliest rationaliteit, reflectie en innovatie.
Wat dat betreft is er nog wel wat te leren bij de universitaire faculteiten Griekse en Latijnse taal en cultuur: was het niet de Romeinse auteur Publius Flavius Vegetius Renatus die aan het einde van de vierde eeuw de beroemde uitspraak ‘Si vis pacem, para bellum’ optekende? (Als je vrede wilt, bereid je dan voor op oorlog). Dit is geen pleidooi voor wapenfetisjisme. Het is een tragische erkenning van de menselijke aard. Kennis is geen vijand van Defensie en Defensie geen vijand van kennis. Ze hebben elkaar nodig. Op het koppelvlak tussen die twee begint echte veiligheid, en uiteindelijk vrede.
[1] Suzanne Klein Schaarsberg, ‘Als we wetenschap in dienst stellen van defensie, militariseren we onze kritische denkruimte’, de Volkskrant, 22 oktober 2025.