De oorlog in Oekraïne is heel dichtbij. Niet alleen omdat het een oorlog in Europa is, maar ook omdat we duizenden vluchtelingen opvangen in al onze gemeenschappen. Binnen vijf  dagen na de Russische luchtlandingen rondom Kyiv kwam de eerste Oekraïense vrouwen en kinderen al aan in Nederland. Daarmee werd het voor het eerst echt tastbaar voor de ‘gewone Nederlander’. Het leek wel alsof we erdoor overvallen waren, terwijl alle seinen allang op rood stonden. Achter de schermen waren de Oekraïeners natuurlijk ook allang grondig voorbereid. Ook in Nederland waren daar mensen bij betrokken. Maar voor het  gros van de Nederlanders was ongeloof de grootste emotie.

Nu zijn we op een ongekende manier voorbereid. Nee: gewaarschuwd. Waar het de signalen en boodschappen van generaals, ministers en deskundigen betreft zitten we minstens op het niveau van 1939. En ook toen werden ‘we’ er alsnog door overvallen. ‘Dat doet ie nooit’. Nou… Maar zijn we nu scherp en alert?

Deeltijd-militair

Zelf draag ik iets meer dan een jaar een baret, als soldaat bij het Korps Nationale Reserve. Het vak leren, letterlijk in de modder liggen – door een spin gebeten worden in een ligsleuf. Dat soort dingen. Behalve echt superleuk nog veel leerzamer dan ik van tevoren had gedacht. Of dat mensen mij hadden verteld dat het zou zijn. Misschien is het ook wel iets wat je zelf moet ervaren. Hoewel de werving in mijn ogen steeds meer ook de taal spreekt van de nieuwe doelgroepen, denk ik toch dat er ook kansen onbenut blijven. Voor deeltijdmilitairen – of, zoals de meesten het nog noemen: reservisten – zijn in de cao van de gemeenten bijzondere regelingen getroffen. En als je bedenkt dat er bijna 180.000 gemeenteambtenaren zijn! En de waterschappen en de provincies. Zelf geloof ik erg in mond-tot-mond reclame. Een half dozijn mensen uit mijn eigen kring is al naar me toegekomen: ‘Oh, als jij dat kan, dan is het misschien ook wel iets voor mij!’ En zo is het. Ik heb ze stuk voor stuk op de koffie gehad om te vertellen hoe ik het ervaar. Het besef dat er mensen nodig zijn die daadwerkelijk een geweer ter hand kunnen nemen groeit.

Parate samenleving

Steeds meer mensen beginnen defensie weer serieus te nemen. Dat doet me goed: decennia lang was het restje dat we nog hadden een soort noodzaak. Inmiddels is dat tij wel gekeerd. Dat zie je ook in de aanmeldingen van de reservisten. Zowel de deskundigen die er wel militair bij willen zijn (ondernemers, adviseurs, et cetera) alsook de voetsoldaten bij de infanterie. En onderschat ook de aanwas van de terugkerende reservisten bij hun oude eenheid niet. Bij al die lui – mijzelf incluis – speelt mee dat de wereld echt onder hoogspanning staat. Polarisatie in onze samenleving blijkt deels aangestoken door landen die we zo langzamerhand wel als tegenstander mogen bestempelen. Om het woord vijand  maar te vermijden voor nu. Aanvallen op drinkwater, elektriciteit of nog erger – aldus deze vader van twee – de wifi (het internet). Net als klimaatverandering zijn we er als samenleving inmiddels wel van doordrongen aan het raken dat het echt is. Bepaalde landen hebben het op ons gemunt. Steeds meer mensen in Nederland kijken elkaar aan en vragen: wat kunnen we doen? En wie geeft dan antwoord?

In mijn werk noem ik het de Hollandse Ziekte: als er zich een probleem voordoet, benoemen we een commissie. Dan haalt iedereen opgelucht adem, want ‘de commissie is aan het werk’. Dan komt het goed, of er komt een rapport. Vooralsnog is er nog niet eens een commissie. Tien jaar geleden is de rijksoverheid begonnen om de verantwoordelijkheden binnen het sociaal domein naar de gemeenten te verleggen. Daarmee kwamen er niet een paar manieren waarop bijvoorbeeld de jeugdzorg geregeld werd, maar een paar honderd. Evenzo de bijzondere bijstand en de opvang van mensen die langer of korter niet thuis kunnen wonen.

Op het gebied van veiligheid is het juist anders gelopen: de politie werd in diezelfde periode juist meer naar het rijk toegetrokken, weg bij de burgemeester. En de brandweer ging naar ‘de regio’. De afstand tussen de gemeenten en Defensie werd steeds groter met alle sluitingen van kazernes. De dienstplichtigen verdwenen uit het straatbeeld en wanneer zie je nu nog – met name in de Randstad – een groen uniform over straat gaan? Een slechte zaak voor de alertheid en de waardering. Maar, zou je denken, goed voor een meer eenduidige aansturing, regelgeving en aanpak. Maar helaas. Weer als voorbeeld de covidcrisis: het overlegplatform van de veiligheidsregio’s – een beraad zonder status – nam de regie. 

Wie neemt de regie?

Zitten we nu niet ook aan de vooravond van een crisis? We naderen tijden waarin we echt waakzaam zullen moeten zijn, allemaal. De opluchting bij velen toen het antwoord gegeven werd op de vraag ‘wat kunnen we doen?’: ‘regel een noodpakket’. Alsof je er daarmee bent… Als de stroom uitvalt, stopt uiteindelijk ook je drinkwater, je toilet, je wifi, je lift, je apotheek, je DHL en je Picnic. Is dat allemaal in die 72 uur van je noodpakket opgelost?

Ik denk dat we van covid hebben geleerd dat we een veerkrachtige samenleving kunnen zijn. Als je maar niet te veel aan onze vrijheden komt. Ik acht het waarschijnlijk dat de volgende crisis niet per ongeluk langskomt. Hoe reageren we dan als samenleving? Wie neemt de regie? Wat staat er klaar? Zoals we nu georganiseerd zijn maakt het te veel uit in welke stad of welke veiligheidsregio je woont of het goed zal gaan. En dat zou toch onverteerbaar moeten zijn voor ons allemaal.

Wat dan?

Iemand moet de regie pakken. Het liefst iemand met gezag dat ook geldt in de burgermaatschappij. Minimale standaarden opstellen voor wat er aanwezig moet zijn aan fysieke spullen, handjes voor aan het bed, maar ook voor registratie bij een ramp, netwerken van geestelijke (na)zorg, plekken voor opvang. Landen genoeg in Europa die daarmee al een generatie verder zijn. Scandinavië wordt geroemd. Maar vlak ook Polen en Roemenië niet uit. De draaiboeken zijn eenvoudig te vertalen. Zowel naar onze taal, als naar onze situatie. Het kan, het bestaat, het is nodig.

Voorwaarts!

Over de auteur(s)

Martijn Vroom

Martijn Vroom is burgemeester van Leidschendam-Voorburg en soldaat-1 bij 10IBB Korps Nationale Reserve.