Nederland dient weerbaarder te worden en de overheid doet daarbij ook een beroep op burgers. Terwijl de een zijn eerste onwennige kliks doet bij een prepstore op internet, stopt een ander zelf maar wat batterijen en lang houdbaar voedsel in een kratje onder de keldertrap. Zo’n vaart zal het wel niet lopen, denken sommigen. Dat een noodsituatie echter plotseling kan ontstaan om mensen vervolgens onvoorbereid te treffen stond als thema centraal in de recente tv-uitzending ‘Black-out’. Caecilia van Peski was een van de bedenkers van het format. De Militaire Spectator sprak met haar over de uitzending, haar specifieke motivatie om al in 2021 te starten met de ontwikkeling van ‘Black-out’ en over het thema weerbaarheid: ‘Dat gaat veel verder dan enkel het materiële, er spelen belangrijke niet-tastbare mechanismen mee’.

KLTZ (SD) Caecilia J. van Peski studeerde onderwijs- en cultuurpsychologie aan Tilburg University en Civiel-Militaire Interactie aan de Duitse Bundeswehr Universiteit. Zij werkte onder meer voor (inter)gouvernementele, multilaterale organisaties, waaronder het ministerie van Buitenlandse Zaken, Defensie, de VN, de EU, de NAVO en de OVSE. Foto Jeannine Rijsdijk

In het gure seizoen kampen de provincies Zuid-Holland, Utrecht en Zeeland met een meerdaagse stroomstoring door een cyberaanval op netbeheerder Stedin. Internet stopt er mee, in huizen werken apparaten, verwarming en waterleiding niet meer, telefoons raken leeg, alle vormen van verkeer lopen vast, winkels blijven dicht, in huishoudens raakt het eten en drinken snel op en criminelen slaan in het duister hun slag. Het was op 11 november vorig jaar te zien in een ‘live-programma’ van de NPO, maar gelukkig was het niet echt. Toch moet de Nederlandse bevolking er rekening mee houden dat het kan gebeuren, zo’n massieve stroomuitval en het is belangrijk om er op voorbereid te zijn. ‘Black-out’ is een ‘werkelijkheid die weliswaar gesimuleerd is, maar is gebaseerd op een meer dan realistisch scenario’, aldus de omroep zelf over de tv-special.[1]

Om een optimaal verrassingseffect te bereiken met de uitzending was die van tevoren niet aangekondigd. ‘Sommige kijkers dachten in het begin, ook doordat de term ‘live’ werd gebruikt en er naast autoriteiten zoals premier Dick Schoof en minister van Justitie en Veiligheid David van Weel ook ‘gewone burgers’ aan het woord kwamen, dat het op dat moment allemaal gebeurde’, vertelt Caecilia van Peski, formatontwikkelaar van de uitzending. Na enkele minuten, terwijl Sacha de Boer een ‘ingelaste nieuwsuitzending’ presenteert, begint er onder in beeld een tekstbalk te lopen, waar onder meer in staat dat het om een gefingeerde situatie gaat. Daarvoor heeft burgemeester Sharon Dijksma van Utrecht echter al wel gezegd dat er plunderaars door de straten lopen. ‘Ik kan me de aanvankelijke verwarring bij kijkers wel voorstellen’, zegt Van Peski. ‘Er is vooraf uitgebreid over gediscussieerd en uiteindelijk is de uitzending op deze premisse doorgegaan. Het werd verantwoord geacht om mensen even in het ongewisse te laten; bij een echte noodsituatie zal dat immers net zo gaan, maar dan zal het waarschijnlijk veel langer duren voordat mensen zekerheid hebben’.

Van Peski werkte het idee al een jaar of vier geleden uit met Remonstrants theoloog en EO-programmamaker Tom Mikkers. ‘Op dat moment brak echter covid los en werd Nederland geconfronteerd met een acute, uiterst realistische crisis. Het zou op dat moment onethisch geweest zijn om met een uitzending over een massale stroomstoring de bevolking verder te verontrusten’, zegt Van Peski.  

De kijker kan het gevoel krijgen dat ‘Black-out’ een dystopisch verhaal brengt, dat herinnert aan boeken en films als 1984 en The Purge of het realistisch gespeelde radiohoorspel The War of the Worlds over een invasie van Marsbewoners in New Jersey waarmee Orson Welles miljoenen Amerikanen in 1938 de stuipen op het lijf joeg. ‘Dystopische thema’s hebben mensen altijd zowel angst aangejaagd als hen ook gefascineerd. Het genre geeft ons de mogelijkheid om even in een andere werkelijkheid te stappen, waarna het gevoel van opluchting dat het allemaal niet echt is bij ons blijft. Samen naar een horrorfilm kijken is ook een conduit in het onderling met elkaar verbinden. Dat onderling verbinden noemden mensen die samen met hun gezinsleden of huisgenoten naar ‘Black-out’ keken ook. Het had hen met elkaar in gesprek gebracht over het goed voorbereid zijn op rampen’, zegt Van Peski. Maar er was ook kritiek. ‘Een van de kritiekpunten die we na de uitzending te horen kregen is dat het bangmakerij was. Dat was uiteraard niet de bedoeling, maar zo’n reactie laat wel zien dat het voor mensen dichtbij komt en dan is het niet comfortabel meer: een roman kun je wegleggen, een film kun je afzetten en de radio kun je uitdoen. Maar de elektriciteit weer op gang brengen kun je niet als de stroom centraal wegvalt en je écht in het donker en in de problemen zit.’

Still uit ‘Black-out’: na 14 uur zonder stroom zijn internetverbindingen weggevallen en beginnen telefoons leeg te raken. Foto EO

Andere kritiek die na de uitzending kwam was dat het een poging was om Nederland te militariseren of dat het om overheidspropaganda ging. In actuele overheidscommunicatie horen Nederlanders immers dat zij weerbaar en veerkrachtig dienen te zijn en een noodpakket in huis moeten hebben om het bij een calamiteit enkele dagen uit te kunnen houden. ‘Black-out was geen overheidsprogramma’, benadrukt Van Peski, ‘en het werd ook niet geproduceerd door Defensie. Het klopt dat er van tevoren overlegd is met instanties, zoals bijvoorbeeld 112, want de makers gingen er terecht van uit dat mensen het alarmnummer zouden gaan bellen. En ja, minister Van Weel deed ‘als zichzelf’ in de ‘live-uitzending’ mee, terwijl premier Dick Schoof via een videoverbinding ‘tot het volk’ sprak. Omdat dit onderwerp een hoge urgentie heeft werd het tv-programma ondersteund door verschillende overheidsinstanties, gezagdragers, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Whole of government – om de burgers van Nederland te informeren en hen te ondersteunen in hun ‘samenredzaamheid’. De bedoeling van het programma was om mensen te wijzen op hun eigen rol en verantwoordelijkheid als burger: wacht bij oorlog of een ramp niet af tot er hulp vanuit de gemeente of uit Den Haag komt, maar ga met gezinsleden en buren aan de slag om de effecten van de dreiging te lenigen op lokaal niveau.

Een complexere tijd

Op seminars, in talkshows en in de media trekken deskundigen nogal eens parallellen met de Koude Oorlog, toen het Westen tegenover een door Moskou gedomineerd Oostblok stond. Van Peski trekt die vergelijking niet: ‘We leven in een andere tijd, die op een andere manier complex en dreigend is dan toen. Denk alleen al aan de fijn verweven globalisering van financieel-economische systemen, de wereldhandel, de afhankelijkheid ook van digitale systemen, verregaande veranderingen in de weersomstandigheden en klimaatverandering en de herschikking van politieke allianties. In de tijd van de Koude Oorlog lag het accent vooral op het militaire, maar dat is nu maar een deel van de weerbaarheidsboodschap. Het gaat ook om voorbereid te zijn op natuurrampen, zoals overstromingen of aanhoudende droogte, of het uitvallen van infrastructuur die op digitale systemen draait. De vanzelfsprekendheid waarmee we aannemen dat we veilig achter de dijken zitten is niet terecht, maar wel hardnekkig’.

Dat Nederlanders met het thema weerbaarheid bezig zijn blijkt uit de toegenomen omzet van prepstores en bezoeken aan websites waarop de overheid en instanties als het Rode Kruis of het Nederlands Instituut Publieke Veiligheid voorlichting geven over voorbereiding. Ook de ‘e-test’ die kijkers na het zien van ‘Black-out’ konden doen – een internettest met praktische tips voor het verhogen van de weerbaarheid – werd door honderdduizenden gemaakt. Er waren mbo’s en hbo’s die de test in de klas deden. Dat stemt Van Peski hoopvol, omdat beter voorbereid zijn mensen kan beschermen, maar zij vindt dat de boodschap nog niet volledig is: ‘Nederland dient niet alleen weerbaarder te zijn; het rijk en de bevolking dient ook gereed te staan om dat te beschermen wat land en mensen a priori weerbaar maakt’. Het gaat aan de ene kant om internettoegang, dijken, vrije handelsroutes, diepzeekabels, (energie)infrastructuur en huizen en gebouwen. ‘Maar weerbaarheid is ook de niet-tastbare dimensie open democratie, rechtsstatelijkheid en grondwettigheid, onderlinge solidariteit, mededogen, bouwen aan een vreedzame samenleving met gelijke kansen, sociale cohesie en meer. Die aspecten zijn even belangrijk. Een samenleving waarin in een noodsituatie mensen niet verder kijken dan hun individuele belang zal vroeger, niet later, in puin vallen. Maak een plan in je eigen gezin en in je eigen wijk, zorg dat je de mensen in de buurt kent en praat over mogelijke noodhulp aan elkaar’, zegt Van Peski. Duurzaamheid is volgens haar net zo goed een aspect van weerbaarheid. ‘Daaraan gekoppeld zie ik ook een noodzaak om de voedselketen duurzamer en stabieler te maken. In een noodsituatie zouden we er door lege winkelschappen wel eens snel achter kunnen komen dat het type voedsel dat we gewend zijn te eten een te intensief productieproces kent, dat in geval van een crisis of ramp niet weerbaar en hanteerbaar is’.

Deskundigen zijn het niet eens of weerbaarheid aangeboren of aangeleerd is. ‘Iemand kan op dat vlak bijleren in het leven, door ervaringen tijdens de kindheid of later in de familie of op het werk. Maar niet iedereen wordt sterker door het meemaken van crisis en trauma, want individuele gevoeligheden spelen een rol. Daarbij wijst Van Peski op het psychologische concept rondom ‘aangeleerde hulpeloosheid’. Hierbij zijn mensen zo te conditioneren dat – zelfs al zouden ze kunnen – de wil om negatieve stimuli uit de weg te gaan langzamerhand uitdooft. ‘Als je daarbij nog tegen mensen zegt dat ze niet krachtig genoeg zijn, of niet weerbaar genoeg, dan kom je al snel in een situatie dat mensen die wel krachtig en weerbaar zouden kunnen optreden, dat niet meer doen (zelfvervullende voorspelling). Dit type psychologische mechanismen speelt een cruciale rol in de weerbaarheid van mens en maatschappij.’

Still uit ‘Black-out’: minister Van Weel van Justitie en Veiligheid geeft uitleg over de noodsituatie en licht de overheidsmaatregelen toe. Foto EO

Maatschappelijke cohesie

Van Peski werkte voor de OVSE als monitor van het vredesakkoord in Georgië (2008-2011) en in Oost-Oekraïne vanaf het moment vlak voordat de Donbas eenzijdig autonoom werd verklaard (2014-2018). ‘Ik heb daar veel gezien, ook hoe een bevolking die bedreigd wordt heel weerbaar wordt. Ook die leden van de bevolking waar je het misschien in eerste instantie niet direct van denkt, zoals de koster van de kerk, de schooljuffrouw en de herenkapper.’ Door de indrukken die zij tijdens haar werk in Georgië en Oost-Oekraïne opdeed begon het idee te rijpen om een tv-format rond het thema weerbaarheid te ontwikkelen. Van Peski vindt dat mensen die tegen Europese samenwerking pleiten en menen dat Nederland zich in een cocon moet manoeuvreren een vals gevoel van veiligheid creëren. ‘De multilaterale, democratische overlegstructuren die Nederland kent bewijzen hun nut in noodsituaties (en in het voorkomen daarvan) en helpen angst om te zetten in aanpakkers-energie als het er op aankomt.’ Van Peski pleit er juist voor dat vertegenwoordigers van Nederland in de wereld blijvend inzetten op projecting power én projecting peace. ‘Laten zien dat we als land en Europese Unie materieel uiterst sterk en weerbaar zijn en dat we ook compassie kennen, inlevingsvermogen, een fijn ontwikkeld gevoel van rechtvaardigheid, dat we inzetten op principes van wereldwijde gelijkwaardigheid (inclusief het Global South) en anderen eenzelfde welbevinden gunnen als wij voor onszelf zien. Onverwijld aandacht tonen voor mensenrechten en mondiale solidariteit zal ook op onszelf afstralen, waardoor we internationaal alerter, oplettender en weerbaarder zijn, en in geval van nood in onze eigen wijk bereid zijn snel de medicijnen voor de buurvrouw te gaan halen.’

Haar beschrijving van een weerbare burger doet Van Peski denken aan Nevaljasjka, ‘het iconische speelgoedpoppetje uit Sovjettijden dat bij omduwen altijd weer vanzelf overeind kwam. In het popje waren twee holle sferen ingebouwd, met een gewichtje daarin waardoor het figuurtje steeds weer terugveerde. Juist in deze tijd zou iedere Nederlander iets van een ‘Nevaljasjka’ moeten hebben.’

De interactie tussen burgers, bedrijfsleven, militairen en reservisten en de veerkracht die een samenleving nodig heeft stelt Van Peski heel concreet aan de orde binnen het thema weerbaarheid. Hoe kan een robuuste samenleving ontstaan die tegenslagen kan verdragen en hoe is de weerbaarheid van een maatschappij te beschermen? Hoe trekken burgers en militairen samen op, op zo’n manier dat ze iets aan elkaar hebben en elkaar aanvullen? Daar wilde Van Peski de kijker met ‘Black-out’ op wijzen. ‘Het gaat ook om het opbouwen van vertrouwen in elkaar. Vertrouwen van burgers in een overheid die de juiste aanpak kiest, wat polarisatie in kan dammen. Vertrouwen van militairen in de vindingrijkheid van burgers in tijden van toegenomen druk. En vertrouwen van burgers in militairen en militair reservisten die opstaan op het moment dat dat nodig is. Vertrouwen van de private sector in Defensie als een slimme en solide samenwerkingspartner waarmee het goed samen ontwikkelen en bouwen is.’

[1] De uitzending 'Black-out' werd gemaakt door de EO, met productie door Tuvalu Media.

Over de auteur(s)

Dr. Frans van Nijnatten

Frans van Nijnatten is eindredacteur van de Militaire Spectator.