‘Doctrines are not written to invite discussion, but instead to create ‘unity of thought’’, schrijft Paul Donker in zijn komende dissertatie over de ontstaansgeschiedenis van Carl von Clausewitz’ Vom Kriege.
Een klassieke wijsheid die ook geldt in onze zoektocht naar wat hoofdtaak 1 nu precies inhoudt. In de papieren werkelijkheid zijn op basis van de Grondwet in de Hoofdlijnennotitie Defensienota 2000 drie taken voor de krijgsmacht beschreven.[1] De roemruchte eerste taak is ‘de verdediging van het eigen en bondgenootschappelijke gebied tegen een, voor de afzienbare toekomst beperkte, militaire dreiging en de verdediging tegen een veelheid van veiligheidsrisico’s die diffuus van aard zijn’.
De omschrijving is redelijk helder, al 25 jaar oud en definieert feitelijk de primaire taak van een krijgsmacht. Maar toch levert het hoofdtaak 1-debat meer discussie dan eenheid van opvatting op. Wellicht wordt het debat vertroebeld door eigenbelang. Menigeen gebruikt hoofdtaak 1 om zijn eigen gelijk te halen: dat is enerzijds wat revisionistisch – meer tanks, meer vliegtuigen, terug naar een Koude Oorlog-setting – anderzijds is er ook de wens de lessen uit de oorlog in Oekraïne klakkeloos in de Nederlandse krijgsmacht door te voeren.
Maar gaat de hoofdtaak 1-discussie niet eerder om bewustzijn: weten waar je voor vecht en daarmee ook ‘hoe’ je gaat vechten? Neem ter vergelijking rugby, waarbij een wedstrijd in meerdere variaties gespeeld worden. Bij iedere setting zijn de spelregels, het aantal spelers of duur van de wedstrijd net even anders. Essentieel is echter te weten of het een vriendschappelijke pot is, een wedstrijd in de competitie of een finalepartij.
Sommige conflicten zijn relevanter voor het voortbestaan dan andere. Het gaat dus niet om de vorm, maar om de wil om te winnen. Wie moet winnen, speelt anders, traint anders en is bereid hogere offers te brengen. Het probleem is dat de Nederlandse krijgsmacht decennialang geen finale heeft gespeeld, maar meedeed in de competitie. Onvermijdelijk zijn de randvoorwaarden daar ook op aangepast: geen onnodige putjes graven in het bos, maak ook vooral niet te veel geluid, haal de P-bevoegdheid maar weg bij de commandant, en pas op: stikstof, privacy, vakbonden. En laten we eerlijk zijn: wij zijn inmiddels zelf ook exponenten van dit risicomijdende gedrag.
Dit moet anders. Zoals minister Ruben Brekelmans in een lezing in Maastricht treffend zei: ‘Poetin zal niet stoppen bij een Natura 2000-gebied in Estland’.[2] Zijn er wellicht te veel regels in Nederland en Europa? Of zit onze grootste vijand in de eigen gelederen? Een risicomijdende houding is soms best comfortabel en ja, we kennen de arbeidstijdenwet beter dan het Handboek Commandovoering.
De hoofdtaak 1-discussie gaat over de relevantie van het te voeren conflict en als daarmee overleven op het spel staat zal de mindset echt moeten veranderen. Dat heeft niets te maken met materieel of belemmerende internationale wetgeving – de grootste winst is in de defensieorganisatie zelf te behalen.
[1] Zie: Defensienota 2000.
[2] Toespraak minister Brekelmans bij Studio Europa Maastricht ‘Hoe houden we Europa vrij en veilig?’, 17 februari 2025.