Deze zomer bracht ik een bezoek aan het Nationaal Militair Museum. Ook daar merk je dat de krijgsmacht zich vanwege de onzekere geopolitieke situatie in toenemende maatschappelijke belangstelling mag verheugen. Het was er druk. Ook bij de tijdelijke tentoonstelling ‘War Stories. Ukraine up close’. Hier toont Eddy van Wessel zijn indringende foto’s van door oorlog geteisterde Oekraïners. Ik liep met knikkende knieën langs de beelden van alles dat oorlog kapot maakt. Weg was mijn vakantiestemming. En ja, daar stond ie weer, op een van de bordjes met begeleidende tekst, de uitdrukking ‘Eén beeld zegt meer dan duizend woorden.’ ‘Een bekende en ook een ware uitdrukking’, stond erachter. Bekend is deze platitude zeker, maar is zij ook waar?
Vanuit mijn eigen onderzoek weet ik dat de zeggingskracht en de impact van oorlogsfotografie vaak wordt overdreven. Ten eerste, beeld leent zich goed om emotie over te brengen, maar is veel minder goed in het overdragen van informatie. Een foto is vaak lastig te interpreteren. Vandaar dat strijdende partijen er ook vaak een tegenstrijdige uitleg aan kunnen geven. Een van de eerste oorlogsfoto’s die een rol speelde in het publieke debat, is daar meteen al een treffend voorbeeld van. Het gaat om een foto uit de Tweede Boerenoorlog (1899-1902), die vaak de eerste mediaoorlog wordt genoemd. Kranten bereikten toen immers al een massapubliek en de elektrische telegraaf bracht het nieuws in minuten van het ene naar het andere continent.
De foto uit 1901 toont een tot op het bot uitgemergeld wit kind liggend op een bed. Dat het een meisje is kun je nauwelijks meer zien. Haar lichaam is niet veel meer dan een skelet en haar hoofd bijna kaal. Dat het een Boerenmeisje is, vertelt de foto ook niet, noch dat haar naam Lizzie van Zijl is en haar leeftijd acht jaar. Ook kun je niet zien waar zij zich bevindt. Eigenlijk zegt de foto niets meer dan dat het kind ernstig ondervoed is en op sterven na dood. Verwaarlozing door haar ouders, zeiden de Britten. Tyfus gekregen in het door de Britten ingerichte concentratiekamp bij Bloemfontein, zeiden de Boeren. De laatsten hadden gelijk. Niet veel later zou Lizzie aan de ziekte bezwijken.
Al kun je in minder dan duizend woorden dus al aanmerkelijk meer vertellen over de foto dan deze zelf aan informatie prijsgeeft, het beeld is zo schrijnend dat het een groot appel op de kijker doet. En dat brengt ons bij het tweede misverstand rond oorlogsfotografie: de neiging om de maatschappelijke en politieke impact ervan te overdrijven.
De NRC ging deze zomer in komkommertijd groots met deze misvatting aan de haal. ‘Hoe foto’s de publieke opinie laten kantelen’ kopt de weekendkrant van 9 en 10 augustus 2025 op de voorpagina, een aanname waar de bijbehorend analyse van maar liefst vier pagina’s vervolgens geen bewijs voor levert. Dat bewijs is er ook niet. Wat de invloed van een foto op de publieke opinie is, is namelijk moeilijk te meten. Wel is er in de wetenschap veel bewijs van het tegendeel: beeld gaat pas viraal als de publieke opinie al is gekanteld.
Neem de ook in het NRC-artikel aangehaalde foto van het Vietnamese meisje dat zich de door napalm brandende kleren van het lijf heeft gescheurd en huilend richting de fotograaf rent. Die foto werd in 1972 gemaakt, maar de Amerikaanse publieke opinie over de Vietnamoorlog was toen al lang gekanteld. Dat gebeurde al jaren eerder onder invloed van het toenemende aantal gesneuvelden onder de eigen soldaten – het Vietnamese leed had daar in eerste instantie bitter weinig mee te maken. De Vietnamoorlog wordt niet voor niets de ‘ongecensureerde oorlog’ genoemd; gruwelijke foto’s werden gedurende de hele oorlog in de Verenigde Staten gepubliceerd – ook al in de vroege jaren zestig, met name in tijdschriften, zoals Life. Foto’s van bijvoorbeeld Horst Faas lieten zowel de rauwe pijn van Amerikaanse soldaten zien als de vernietiging van Vietnam. Brandende hutten, wanhopige ouders die hun kinderen proberen te beschermen of hun levenloze lichaampjes omklemmen, het was allemaal al jaren eerder te zien dan de foto van het napalmmeisje. Maar eerder deden dit soort oorlogsbeelden de publieke opinie niet kantelen. De Amerikaanse bevolking was toen namelijk nog betrekkelijk immuun voor het oorlogsleed. Men had nog vertrouwen in de goede afloop van de oorlog en er waren nog minder gesneuvelde soldaten te betreuren. Pas toen - eerst in de Amerikaanse regering zelf en als gevolg daarvan in de media - de twijfel over de goede afloop toesloeg, kantelde ook de publieke opinie.[1] Foto’s van na dit kantelpunt maakten de indruk die eerdere foto’s nog niet konden maken. En daarom zijn de late foto’s als die van het napalmmeisje in het collectieve geheugen gegrift en de eerdere, minstens zo onthutsende foto’s niet.
De foto van Lizzie van Zijl uit 1901 staat aan het begin van een lange reeks iconische oorlogsfoto’s. De meest recente in die reeks is de foto die deze zomer in Gaza werd genomen van een Palestijnse moeder met haar uitgehongerde en zieke zoontje van achttien maanden in haar armen. ‘De piëta uit Gaza die de publieke opinie deed kantelen’, noemt de NRC deze foto in de kop van het artikel. Zeker zal het beeld van de Palestijnse piëta bijgedragen hebben aan een verdere verschuiving van de publieke opinie in de westerse landen ten gunste van de slachtoffers van de Gazaoorlog. Maar daar is men dan ook bereid deze foto’s te tonen en te bekijken. In Israël zijn dezelfde foto’s beschikbaar, maar worden ze maar mondjesmaat in de media getoond en de publieke opinie is er niet ontvankelijk voor. De meeste Israëliërs worden in beslag genomen door hun eigen trauma. Wegkijken is de norm.
Met de foto van Lizzie was het niet anders. In Nederland was de publieke opinie op handen van de Boeren en hier maakte de foto grote indruk. De directeur van het Nederlandse persbureau voor de Boeren, dr. H.J. Kiewiet de Jonge, schreef in juni 1901 dan ook: ‘Gisteren ontving ik een afdruk naar een foto van het hongerlijdende kind Lizzie van Zijl, acht jaar oud, afschuwelijk om te zien. Dat beeld, in een vergadering vergroot op een scherm als lichtbeeld dus, zou een geweldige uitwerking hebben, meer dan duizend boeken’.[2] Duizend woorden waren hier dus zelfs duizend boeken. Maar Lizzie bleek van weinig betekenis. De Engelse publieke opinie liet zich niet beïnvloeden. De Britten wilden Afrika van de Kaap tot Caïro beheersen en daar veranderde het leed van Lizzie niets aan.