Het conflict tussen Rusland en Oekraïne is ontaard in een slijtage-oorlog, een vorm van oorlog waar de afgelopen decennia geen rekening meer mee is gehouden. De omvang van de Nederlandse, vooral op vredesmissies ingerichte krijgsmacht, is veel te klein om een dergelijk conflict lang vol te houden. Daarom beziet Defensie hoe zij een (op)schaalbare krijgsmacht kan inrichten.

Veel (oudere) Nederlanders en meerdere politici zien wel iets in heractivering van de opkomstplicht. Dat klinkt mooi, maar daar zitten wel wat haken en ogen aan. De organisatie en infrastructuur om grote aantallen dienstplichtigen te huisvesten en op te leiden is vrijwel volledig verdwenen. Zo’n opleidingscapaciteit creëren kost jaren en het (ver)bouwen van accommodaties zal vanwege problemen met stikstofuitstoot of de aanwezigheid van de beschermde rugstreeppad of een vleermuiskolonie leiden tot ellenlange procedures met ongewisse uitkomst. Bovendien is mede vanwege de invoer van dienstplicht voor vrouwen het bestand aan dienstplichtigen fors vergroot. Voor het grootste deel van hen is geen werk als dienstplichtige bij Defensie. Zij hoeven niet op te komen en kunnen aan hun maatschappelijke carrière werken. Dat schept een ongelijkheid die niet meer wordt geaccepteerd. Om een vorm van gelijkheid te verzekeren wordt gesuggereerd voor alle jongeren een maatschappelijke dienstplicht in te voeren. Maar wat betekent dat in de praktijk? Moeten organisaties in de zorg, onderwijs, natuurbeheer et cetera ook een systeem inrichten om maatschappelijk dienstplichtigen op te laten komen en op te leiden? Ook al zouden deze organisaties daaraan willen meewerken, zoiets gaat jaren duren, als het al ooit van de grond komt. En kunnen alle organisaties die met dienstplichtigen te maken krijgen deze in een jaar opleiden tot bruikbare krachten die enig rendement opleveren?

Op grond van bovengenoemde punten lijkt herinvoering van de opkomstplicht op dit moment niet een, maar twee bruggen te ver. Een werkbare oplossing ligt mogelijk in alternatieven. Luitenant-generaal b.d. Mart de Kruif, een kenner van zowel de krijgsmacht met dienstplichtigen als met louter beroepsmilitairen, ziet veel in het model dat Scandinavië toepast. Jongeren die zich aanmelden voor de krijgsmacht krijgen daar een tegemoetkoming van de overheid. Als ze na de militaire opleiding bij de krijgsmacht blijven werken of reservist worden, betaalt de overheid een deel van hun verdere studie of opleiding en krijgen ze voorrang bij het solliciteren op een baan bij de overheid. De Kruif noemt het geen dienstplicht, maar dienstrecht en het blijkt daar bijzonder succesvol te zijn.

In twee artikelen onder de kop ‘Dienstplicht in de Koude Oorlog: hoe werkte het ook alweer?’, die binnenkort worden gepubliceerd op de website van de Militaire Spectator, schetst de militair historicus Daan Theodorus Sanders het toenmalige dienstplichtsysteem. Sommige lezers van de Militaire Spectator zullen met weemoed terugdenken aan de krijgsmacht met dienstplichtigen, maar de meesten hebben waarschijnlijk nooit ondervonden hoe zo’n krijgsmacht eruitziet en functioneert. In die kennisleemte zullen de artikelen van Sanders zeker voorzien.

Over de auteur(s)