In 1979 schrijft de Italiaanse historicus Carlo Ginzburg een artikel over een nieuwe vorm van wetenschappelijk denken aan het einde van de negentiende eeuw.[1]  Daarin bespreekt hij een serie artikelen uit 1874-1876 van de Italiaanse kunsthistoricus Giovanni Morelli. Morelli attaqueerde hierin de toenmalige praktijk van het attribueren van schilderijen. De Europese musea zouden volhangen met schilderijen die aan de verkeerde kunstenaars waren toegeschreven. De zogenaamde kunstkenners gingen volgens Morelli verkeerd te werk. Ze richtten zich namelijk op de meest in het oog springende aspecten van schilderijen, zoals de glimlach die Leonardo da Vinci zijn geportretteerden vaak gaf. Elementen die gemakkelijk waren te vervalsen, stelde Morelli, niet in de laatste plaats omdat juist die kunststukjes in bepaalde scholen gedoceerd werden.

Om die reden was het juist zaak om de ‘meest verwaarloosbare details’ te bestuderen: oorlellen, nagels en de vorm van vingers en tenen.[2] Niet geheel toevallig, betoogt Ginzburg, zien we dezelfde vorm van aandacht voor het detail terug in de boeken van Arthur Conan Doyle over Sherlock Holmes. Ook Holmes richt zich uitdrukkelijk op de kleinste details, die iedereen over het hoofd ziet en lost zo de meest complexe misdrijven op. Ginzburg ziet hierin een nieuw wetenschappelijk paradigma: het sporenparadigma (paradigm of the trace) met oog voor wat zich op de achtergrond en niet op de voorgrond bevindt. Je zult je op het ‘oneindig kleine’ moeten richten, aldus Ginzburg: alleen het marginale, de details – de vingernagel of weggeworpen lucifer – stelt de oplettende observator in staat om door te dringen tot een diepere werkelijkheid.[3]

Bellingcat

Eliot Higgins, de oprichter van het open source-platform Bellingcat, lijkt wel wat op Morelli. In zijn (wat moeizaam) vertaalde boek Wij zijn Bellingcat. Hoe gewone mensen de onderzoeksjournalisten van de toekomst werden schetst Higgins een ontstaansgeschiedenis van dit collectief van digitale burgerspeurders en journalisten. Net als Morelli – die zijn methode beproefde en een aantal spraakmakende schilderijen aan andere kunstenaars wist toe te schrijven – is Higgins er veel aan gelegen om te laten zien wat nauwgezet online onderzoek kan opleveren. En niet zonder reden: Bellingcat heeft inmiddels een indrukwekkend portfolio – en als portfolio kan dit boek ook het beste worden gelezen. Het bestaat in hoofdzaak uit samenvattingen van het verloop en de resultaten van Bellingcats digitale speurwerk tijdens de Arabische Lente, de Syrische Burgeroorlog, het MH17-onderzoek, extreemrechts geweld in de Verenigde Staten, executies van Islamitische Staat, geweldsmisdrijven in Libië en de moord op Sergej Skripal.

De rode draad – en kerngedachte van Bellingcat – in deze onderzoeken is dat de waarheid schuilt in de details. Ginzburg had zich geen mooiere pendant van het sporenparadigma kunnen wensen, al stelt Bellingcat digitale sporen centraal. Tijdens de Arabische Lente in 2011 merkte Higgins op dat menig journalist beeldmateriaal van dubieuze oorsprong (meestal betrokken partijen) gebruikte. Veel foto’s en video’s die als bewijs dienden, werden daardoor verkeerd geduid. Hij stelde zich ten doel om foto- en videomateriaal dat via sociale media of anderszins de wereld in werd geslingerd te dateren en geolokaliseren. Het MH17-onderzoek en de moord op Skripal zijn daarvan misschien wel de spectaculairste voorbeelden.

Of Bellingcat daarmee fungeert als een ‘geheime dienst voor gewone mensen’ (blz. 20)? Het staat buiten kijf dat Bellingcat bewonderenswaardig én relevant onderzoek verricht. Het opsporen en verifiëren van online materiaal ten behoeve van waarheidsvinding vergt systematisch, minutieus en tijdrovend werk waar veel van valt te leren. Zeker wat betreft attributievraagstukken – digitaal of anderszins – wat tot het werkterrein van inlichtingen- en veiligheidsdiensten behoort. Maar de doelstellingen, activiteiten en omgang met gegevens die deze diensten al dan niet in openbare bronnen verwerven, zijn breder en verschillen van Bellingcat, zodanig dat de karakterisering ‘geheime dienst’ de plank misslaat.

Inlichtingen- en veiligheidsdiensten in een democratie staan ten dienste van de veiligheid van staat en samenleving. Onafhankelijkheid, objectiviteit en speaking truth to power is het veelgehoorde adagium. Toch staat hun werk niet buiten het politieke domein. Bij een politiek besluit tot een militaire missie of het bestrijden van jihadistisch terrorisme, ontkomen militaire en civiele diensten er niet aan daarover regelmatig te rapporteren. Diensten kunnen professionele distantie houden, maar staan niet los van de politiek. Daarentegen stelt Higgins niets te maken te hebben met ‘politieke agenda’s’ (blz. 34). Al zou je de onderwerpkeuze van Bellingcat ook als een politieke handeling kunnen zien: waarom kijken naar het afluisterschandaal van Rupert Murdoch? En alleen al het feit dat Bellingcat samenwerkt met politiediensten betekent stellingname tegen bijvoorbeeld de Russische en Syrische staat. En ook de ‘oorlogsverklaring’ aan de ‘contrafeitelijke gemeenschap’ is natuurlijk niet apolitiek.

Een tweede belangrijk element van Bellingcats identiteit betreft de distantie tot het onderwerp. Op verschillende plekken in het boek benadrukt Higgins dat het ontbreken van taal- en cultuurkennis Bellingcat juist in staat stelt naar de details te kijken. Voor inlichtingen- en veiligheidsdiensten is de Bellingcat-methode van het digitaal uitpluizen weliswaar van belang, maar zonder militaire experts, linguïsten, historici, of technisch specialisten kan enkel vastgesteld worden waar en wanneer een foto of video is gemaakt. De betekenis van wat te zien is, gezegd of gedaan wordt, vergt actieve interpretatie op basis van relevante – en dus met de context verbonden – kennis en kunde.

Hiermee stuiten we op een laatste verschil. Naast attributiewerkzaamheden naar gebeurtenissen die in het verleden liggen – hetzij om daders aan te wijzen, hetzij om er lering uit te trekken – zijn geheime diensten er voor early en strategic warning. Zij dienen te waarschuwen voor nationale veiligheidsrisico’s om andere spelers in staat te stellen maatregelen te treffen. Dat veronderstelt dat zij uitspraken doen over mogelijke, toekomstige handelingen van staten, groepen en individuen. Daarbij volstaat het niet om transparant te zijn, zoals Bellingcat; de feiten spreken immers niet voor zich zoals voor de digitale forensische opsporing waarmee Bellingcat zich welbeschouwd bezighoudt. De context waarin uitspraken en handelingen begrepen moeten worden speelt juist een grote rol in de interpretatie van een dreiging.

Geheime dienst of Sherlock Holmes?

Higgins kan in zijn enthousiasme over het online onderzoek van Bellingcat worden aangewreven wat critici Morelli anderhalve eeuw geleden verweten: positivisme – voor het gemak begrepen als het onwankelbare geloof in het onweerlegbare bestaan van (waarnemings)feiten. Volgens Ginzburg is dit fundamenteel voor het sporenparadigma, dat vraagt om aandacht voor het oneindig kleine en marginale. Daarin schuilen immers de feiten die toegang verschaffen tot een dieperliggende waarheid. Higgins gelooft welbeschouwd hetzelfde. De feiten liggen voor het oprapen in het openbare domein; enkel verscholen in de details, zoals de metadata van een bestand, een minaret op de achtergrond, of een vage rookpluim die één seconde in beeld is. Dat maakt Bellingcat echter nog geen geheime dienst voor gewone mensen, eerder een publieke Sherlock Holmes – een detective die in het kader van daderonderzoek aan waarheidsvinding doet. Dat doet niets af aan het belang van dit openbronnenspeurwerk. Een onafhankelijke organisatie, die feitelijk checkt en daar grondig en innovatief in optreedt, is een belangrijke bondgenoot voor gewone burgers, zeker in een tijd van information overload en desinformatie.

Dr. C.W. Hijzen, onderzoeksfellow aan het Institute of Security and Global Affairs van de Universiteit Leiden

Dr. A. Claver, ministerie van Defensie

Wij zijn Bellingcat

Hoe gewone mensen de onderzoeksjournalisten van de toekomst werden

Door Eliot Higgins

Amsterdam (Spectrum) 2022

272 blz. – ISBN 9789000369669

Wij zijn Bellingcat

Over de auteur(s)

Dr. A. Claver

Alexander Claver is werkzaam bij het ministerie van Defensie.

Dr. C.W. Hijzen

Constant Hijzen is research fellow bij het Institute of Security and Global Affairs van de Universiteit Leiden.